Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
› 3 Weblecture 2 en college 3 Wittgenstein
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
3 Weblecture 2 en college 3 Wittgenstein
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer leefde Ludwig Wittgenstein? = Van 1889 tot 1951. Door wie is Wittgenstein geïnspireerd? = Door Frege. Wittgenstein ging naar hem toe en Frege adviseerde hem om naar Cambridge te gaan, naar Russell en dat is wat Wittgenstein toen ook gedaan had. Ook door het existentialisme van Kierkegaard en dat lijkt raar, omdat Wittgenstein een analytische filosoof is. Maar je kunt de linker pagina’s van zijn boek niet begrijpen zonder de rechter pagina’s. Waar ontwikkelde Wittgenstein zijn filosofie? = Zijn eerste boek aan het front en daarna ging hij tijdens colleges die hij gaf filosofen. Hij doceerde niet over andere filosofen, maar ontwikkelde zijn eigen filosofie. Welk boek is Wittgenstein 1? = De tractatus. Hoe zit de tractatus in elkaar? = Op de linker pagina bespreekt hij logica van Frege en Russell en op de rechter pagina bespreekt hij religieuze en ethische problemen, de zin van het leven. Waar bestaat Wittgenstein 2 voornamelijk uit? = Het is totaal anders dan Wittgenstein 1 en bestaat heel veel uit zelfkritiek. Wat voor kritiek heeft Wittgenstein in de tractatus op Frege? = Logische constanten zijn geen namen. Wat is de overeenkomst tussen Wittgenstein 1 en 2? = De vraag naar de betekenis, de zin. Wat betekent een zinvolle zin, maar het kan ook ruimer bekeken worden: de zin van het leven. Dat kun je zien in twee sferen: logisch en ethisch. Hij heeft zich met beide bezig gehouden. De tractatus gaan uit van de logica van Frege. Wat zijn zinnen volgens Wittgenstein? = Een empirische afspiegeling en ze kunnen waar of niet waar zijn. Zinnen zijn een afspiegeling van de werkelijkheid en omdat dat zo is kunnen ze genegeerd worden negeerbaarheid. Een zinvolle zin kun je negeren. Bijv. Buiten regent het. Je kunt naar buiten gaan en zeggen dat het niet waar is. Zinvolheid en negeerbaarheid hebben met elkaar te maken. Wat is logica volgens Wittgenstein? = Logische zinnen beschrijven hoe wij uitspraken zouden moeten doen over de werkelijkheid geen directe afspiegeling van de werkelijkheid. De zinnen van de logica zijn dus zeker niet empirisch. Ze beschrijven niet hoe we denken, maar het is abstracter. Logica zelf bestaat niet uit negeerbare zinnen in de zin van het regent buiten. Wittgensteins criterium van zinvolheid in de tractatus is bijzonder smal en bijzonder streng. Strikt genomen is logica zelf niet zinvol, omdat het niet uit negeerbare zinnen bestaat. Logica houdt zich bezig met de vorm van uitspraken die wel zinvol zijn. Logica bestaat uit tautologieën: zinnen die altijd waar zijn, anders geformuleerd zegt Wittgenstein dat Logica de sfeer van de noodzakelijkheid is. Wat zijn zinvolle uitspraken volgens Wittgenstein? = Afbeeldingen van de empirische werkelijkheid en daarmee gaan ze over het contingente: dat wat het geval kan zijn, maar ook dat wat het geval niet kan zijn. De logica houdt zich vooral bezig met dat wat het geval kan is. Volgens logica moeten we denken volgens het principe van non-contradictie. Dat is noodzakelijkheid. De noodzakelijkheid vormt de grens van? = Het contingente. Welk belangrijk onderscheid maakt Wittgenstein in zijn tractatus? = Tussen zeggen en tonen. Zeggen is het zegbare en tonen is het onzegbare. Hoe zit het volgens Wittgenstein met het onderscheid tussen zeggen en tonen en de logica? = De logica is de grens tussen alles wat zich laat zeggen en wat zich alleen maar toont. Ook de logica zelf moet zich tonen dat doet ze in de vorm waarmee we zinvol kunnen spreken over de werkelijkheid. De logica laat zich niet zeggen. Je kunt er niet zinvol wat over zeggen, omdat de uitspraken niet negeerbaar zijn. Logica toont zich in de juiste vorm van zinvolle uitspraken. Wat is het onderscheid tussen het zegbare (zeggen) en het onzegbare (tonen) volgens Wittgenstein? = Het zegbare is het contingente. Dat zijn negeerbare zinnen en daarom kun je er zinvol over spreken. Het onzegbare moet zich tonen. Dat is de logica. Dit lijkt als of uitspraken over alles wat we belangrijk vinden in het leven, metafysische, ethische, esthetische antwoorden krijgen die niet negeerbaar zijn en zich dus slechts moet tonen. Wat kunnen we zeggen volgens Wittgenstein? = Het gaat over de relatie tussen, gedachte en werkelijkheid. In de werkelijkheid heb je objecten en die objecten gaan samen in standen van zaken. Een object ben ik, een ander object is de computer en de stand van zaken is dat ik achter de computer zit. Betekenis van een naam is het object waar de naam voor staat. Objecten hebben namen en die namen gaan samen in welgevormde logische zinnen die een gedachte uitdrukt en de betekenis van die gedachte/zin is een beeld van de stand van zaken in de werkelijkheid. Wat gezegd kan worden is een object van de werkelijkheid. Hoe we dat zeggen is een object van de logica, maar dat zelf is geen object van de empirische werkelijkheid. Wat is het logisch atomisme volgens Wittgenstein? = De werkelijkheid bestaat uit complexe gehelen. Atomaire feiten, de meest basis feiten die er zijn. Er is een oneindige set van basisuitspraken. Die atomaire uitspraken zouden de basisuitspraken moeten zijn van een gebouw. Wat is het dan, hoe herken ik het. Volgens Wittgenstein moet je dat maar uitzoeken. De methodes waarmee we die feiten kunnen achterhalen houdt hij zich niet mee bezig. Het blijft een soort visie, zonder dat hij dat nader invult. Wat is een van de grote projecten van de Wiener Kreis: het logisch positivisme? = Het uitzoeken wat atomaire uitspraken nou moeten zijn. Wat kan niet gezegd worden, maar alleen maar getoond? = De logica, de ethiek, de zin van het leven (Daar kunnen we met natuurwetenschap niet over praten), het subject en das mystische. (Wat het mystieke is, noemt Wittgenstein niet.) Wat is filosofie volgens Wittgenstein? = Filosofie zegt geen nieuwe zinnen, is geen leer, maar een activiteit, namelijk een logische verheldering van reeds bestaande uitspraken. Filosofie is taalkritiek. Filosofische problemen zijn letterlijk onzinnig. Bron van filosofische problemen: de taal met al haar ambiguïteit en verwarring. . De vraag naar de zin van het leven is niet op te lossen, want die ligt buiten de sfeer van het leven zelf. Filosofie is geen leer en zou moeten ophouden leerboeken te schrijven. Het produceert geen nieuwe zinnen, want het zijn geen afbeeldingen van de empirische werkelijkheid. Het is een activiteit van logische verheldering van uitspraken die er al zijn. Filosofie kan duidelijk maken wat wel en niet een zinvolle uitspraak is. Filosofie is dus taalkritiek. Dit gaat allemaal uit van de overtuiging dat filosofische problemen zinloze problemen zijn. Wat is het zijn? Substantiële blabla. Die uitspraak is niet te negeren op de manier van nee het regent niet buiten. Die uitspraak is niet zinvol, omdat de vraag niet zinvol is. Filosofische vragen is vragen naar de onbekende weg. Het hebben van filosofische problemen is wel natuurlijk, want we zijn gebonden aan de taal. Die taal is vol mogelijkheden, maar ook een bron van dubbelzinnigheid en verwarring. Filosofie scheidt zin en onzin. Wat zinvol gezegd kan worden, wordt gezegd in de volstrekt eenduidige, ideale taal van de logica. Consequentie: ook de Tractatus is onzinnig: bevat geen zinnen die een afbeelding van de werkelijkheid zijn, maar laat ons alleen zien dat zinvolle proposities afbeeldingen van de werkelijkheid zijn. Filosofie is conceptuele verwarring door de taal. Als we het over het goede hebben, denken we dat er het over wat hebben net als het paard, maar dat is niet zo. Ondertussen zijn we er heel lang mee bezig om te beantwoorden. We moeten er mee ophouden. De vraag zelf geeft verwarring. De vraag lijkt heel hoog en diep, maar het is onzinnig. De filosofie zou moeten ophouden deze vraag te stellen. Wat de filosofie zou moeten doen is taalkritiek. Laten zien waar de taal ontspoort en welke uitspraken wel of niet zinvol zijn. De consequentie hiervan is dat de tractatus zelf.. Hoe zit het met de tractatus zelf dan? Is dat dan ook onzin? Zijn antwoord: ‘Ja, als je mij hebt begrepen, zul je zien dat mijn zinnen geen afspiegeling van de werkelijkheid zijn. Er staat alleen in dat er zinnen zijn die een afbeelding van de werkelijkheid zijn en je hebt mij goed begrepen als je inziet dat mijn boek zelf uit zinloze zinnen bestaat.’ ‘Mijn zinnen zijn als een ladder. Je klimt op de ladder en als je er eenmaal bent, heb je hem niet meer nodig.’ Het is dus wel zinloos, maar wel nuttig, want via de tractatus moet je erachter komen. Daarna moet je het achter je laten. Maar dat advies is niet opgevolgd, want er zijn heftige discussies over en mensen proberen het te analyseren. De latere Wittgenstein noemt filosofie ook wel therapie. En het hebben van een filosofisch probleem ziet hij als ziekelijke toestand. Welke veranderingen zijn er te zien in Wittgenstein twee? = De tractatus was heel streng en gestructureerd. Het had 7 stellingen en substellingen en een kort en streng karakter. Het tweede boek is een stuk dikker. Vaak een dialogaal karakter. Het raakt veel topics aan, geen heldere structuur, geen hoofdstukken, wel secties, maar de samenhang is niet duidelijk. Dit vat de inhoudelijke overgang samen. Het begint en eindigt met een kritiek op Wittgenstein zelf. Op welke manier begint Wittgenstein zijn tweede boek en hoe zie je zijn zelfkritiek daarin terug? = Hij begint met een citaat van Augustinus over hoe hij als jong kind taal krijgt aangeleerd: wijzen naar objecten en klanken uitstoten tot hij het nadoet. Achter dit leren van taal staat een beeld van wat taal überhaupt betekent. Dat is het beeld wat hij distilleert. Zinnen zijn betekenis van namen en namen staan voor een object. Het is vanaf het begin duidelijk dat hij het over zijn eigen opvatting over betekenis heeft. Dan gaat hij het bekritiseren. Niet zodat het meteen fout is, maar hij geeft aan dat beperkt is. Hij noemt een aantal voorbeelden van situaties waarin we taal gebruiken en laat dan zien dat we dit beeld van taal, deze afbeeldingstheorie, dat die niet werkt. Het helpt ons niet te begrijpen wat zinvol taalgebruik is. Dan komt hij met een veel ruimere definitie. Meaning en use. De betekenis heeft te maken met het gebruik. Hij ruilt dus zijn afbeeldingstheorie is voor deze. Wat is een taalspel volgens Wittgenstein? = Woorden krijgen hun betekenis in een speciale vorm van taalgebruik in een sociale praktijk, de zogenaamde Lebensform. Er zijn verschillende levensvormen en elke levensvorm heeft een andere taalspel. Het hangt volledig af van de praktijk van het taalspel van wat een woord betekent. Wat is taal en betekenis volgens Wittgenstein? = Het hangt volledig af van de praktijk van het taalspel van wat een woord betekent. We gebruiken heel veel taal waarmee we dingen doen. Het overgrote deel is zo gestructureerd dat we er dingen mee bewerkstelligen. Het heeft een praktisch doel waarmee we dingen doen. We doen dingen met woorden, veel vaker dan dat we standen van zaken ermee beschrijven. De betekenis is het gebruik van een woord binnen een taalspel. Pas in heel beperkte gevallen is afbeeldingstheorie. Hij zegt ook dat er geen betekenis is van het woord ‘spel’ maar dat is niet erg. We moeten accepteren dat taalgebruik soms vaag kan zijn. Wat is essentialisme en wat voor kritiek heeft Wittgenstein er op? = In de tractatus is er maar één echte taal: de logica. De late Wittgenstein laat dat essentialisme los. Die verschillende taalspelen zijn niet terug te brengen tot één taal. De logica is zelf ook een taalspel. Het hele geheel van taalspelen kunnen we niet reduceren tot één vorm of één super taalspel. Wat voor regels zijn er volgens Wittgenstein in een taalspel? = Het zijn geen regels als van de grammatica, maar meer impliciete regels als niet door elkaar heen praten, niet zomaar zingen, dat de docent de zin afmaakt en niet zomaar weg loopt. Het zijn onbeschreven regels. Je pikt ze op door waar te nemen en je kunt ze zelf navolgen. Het is pas in het geval van stoornissen dat je er moeite mee hebt. Deze uitzondering laat zien hoe wonderbaarlijk het is dat we dat doen. Dat is hoe taal functioneert. Wat is het logisch atomisme? = De termen simpel en complex zijn eenduidig. (Essentialisme waar hij ook kritiek op heeft zou zeggen dat ze dezelfde essentie hebben. Het logisch atomisme kan als gevolg gezien worden van het essentialisme.) Eenduidigheid is er niet. Wat simpel en complex is, hangt af van je perspectief. Iedereen zal anders beschrijven wat de bestandsdelen van een tafel zijn. Het is een kwestie van het gebruik van de termen simpel en complex. Het hangt af van de levensvorm waarin je beweegt. De late Wittgenstein heeft hier kritiek op. Wat blijft hetzelfde tussen de vroege en de late Wittgenstein? = Zijn opvatting over filosofie. Filosofische problemen blijven onzinnig, ontstaan door taal en is geen leer. De late Wittgenstein gebruikt wel een ander metafoor. Filosofie is therapie. In de filosofie zit veel vocabulaire over ziekte gezondheid etc. Een filosofisch probleem is een ziekte en je kunt er niets aan doen, want er is een probleem in de taal. Hoe ontstaat een filosofisch probleem volgens Wittgenstein? = We zitten in een taalspel, maar het kan zijn dat je jezelf er even uitwerpt, terwijl je er wel tegelijkertijd in blijft staan. En dat is het moment dat filosofische problemen ontstaan. Dat is het moment dat je het eigenlijk niet meer weet. Een bekende uitspraak is ook: ‘Ik ken even de weg niet meer.’ Dat is het moment dat je een filosofische vraag gaat stellen. Dat bekent dus eigenlijk. Een filosofische vraag is geen vraag, maar een probleem. Het is een indicatie van een probleem. Je bent even een buitenstaander geworden. Wat moet je volgens Wittgenstein doen als iemand een filosofisch probleem heeft? = Je moet de regels van het taalspel laten zien, het netjes voordoen en degene die in die ziekelijke toestand terecht is gekomen weer terugleiden naar het taalspel. Je hebt het filosofisch probleem dan niet beantwoord, maar je hebt ze genezen van een filosofisch probleem. Welk verschil kun je tussen vroege en late Wittgenstein noemen? = De vroege Wittgenstein: de taalkritiek in de tractatus is eenduidig. Die heeft altijd te maken met de logica. (Eén therapie.) De late Wittgenstein beseft dat er heel veel verschillende therapieën zijn en verschillende ziektes, ook verschillende levensvormen waarin we ziek kunnen worden, daarom moeten er verschillende therapieën zijn: grammatica’s. Op het punt van therapie is er dus een klein verschil in Wittgenstein 1 en 2, namelijk de veelheid van therapie. Welk van Wittgensteins boeken heeft doorgewerkt in wat later de continentale filosofie werd genoemd? = Zijn tweede boek. Welk(e) boek(en) van Wittgenstein zijn belangrijk geweest voor de analytische filosofie? = Allebei de boeken van Wittgenstein. Aan welke analytische discipline draagt Wittgenstein ook heel veel bij? = Aan de cognitiefilosofie. (Omdat hij in zijn tweede boek over bewustzijn schrijft.) Volgens de late Wittgenstein is de afbeeldingstheorie beperkt. Hij geeft een voorbeeld van de talige uitdrukking ‘pijn’ waarom kan dit niet bij de afbeeldingstheorie? = Als een woord staat voor datgene waar het naar verwijst, dan heb je niet iets als een pijntaalspel. Want de betekenis van au is mijn ervaring. Maar die ervaring heb alleen ik toegang toe. Maar dat betekent dat we dus iets publiek hebben die referentie geeft naar een privésituatie waar je geen toegang toe hebt. Alleen via uiting. En dan wordt er iets van je verwacht, je reageert. De term ‘au’ gebruiken we in ons taalspel rondom pijn. We doen iets met die term. We willen dat er iets bewerkstelligd wordt met die term. Maar die pijn zelf is niet intersubjectief toegankelijk. En het punt van Wittgenstein is dat in taal alles publiekelijk is en dat is in dit geval niet. Die afbeeldingstheorie werkt hier dus niet. Hiermee wil Wittgenstein niet zeggen dat we geen mind hebben, dat heeft hij nooit gezegd. Hij is waarschijnlijk geen behaviorist, maar als je de vraag stelt wat is pijn, dan kun je geen beroep doen op privédomein. Dan moeten we het hebben over een taalspel. Verdwijnt het subject bij Wittgenstein? = Het is te groot uitgedrukt. Het is niet zo dat het subject verdwijnt, maar je kunt niet naar subject verwijzen bij een betekenis. Taal is altijd intersubjectief. Daarmee wordt cogito iets moeilijks bij Wittgenstein. Als je zegt ‘ik denk, dus ik ben.’ Is moeilijk, want je zegt daarmee iets privé, maar om te zeggen dat het subject verdwijnt is te groot uitgedrukt. Voor welke filosofie is Wittgenstein belangrijk? = Analytische en continentale filosofie. Sommige analytische filosofen hebben een hekel aan Wittgenstein, omdat hij te continentaal zou zijn volgens hen. Van wie las Wittgenstein teksten? = Hij las bijna geen filosofische teksten, want hij wilde geen filosoof zijn. Hij las wel Schopenhauer. Daardoor kreeg hij wat mee van Kant. En hij las Frege. In Wittgensteins nieuwe werk schrijft hij in dialoogvorm. Tussen wie is dit dialoog? = Tussen Ludwig en Wittgenstein. Dus met zichzelf. Hij is zelf degene die het niet snapte en niet omdat hij dom was, maar omdat hij fouten maakte die iedereen maakt. Wat is het paradox van de analytische filosofie? = Alle teksten vallen door de mand. Wat zegt Wittgenstein over het citaat van Augustinus? = Dat deze woorden ons het beeld geven van de essentie van de menselijke taal. Woorden staan voor objecten en zinnen verbinden woorden. Hoe dacht de vroege Wittgenstein over betekenis van taal (en zoals het citaat van Augustinus gaat)? = Dat het referentialistisch is: betekenis van een woord is waar het naar verwijst. Welke filosofen zijn buiten de vroege Wittgenstein nog meer referentialistisch? = Augustinus, Wiener Kreis en Frege. Wat is use bij Wittgenstein? = Het gebruiken van woorden. Je handelt met woorden. Voorbeeld van winkelier die een briefje van 5 rode appels krijgt. Waarom heb je er niets aan dat rood misschien een mentaal beeld is? = Omdat taal intersubjectief is en daarom niet kan verwijzen naar privétoestanden. Wat is taal volgens Wittgenstein 2? = Niet het beschrijven van de werkelijkheid, maar we doen dingen met woorden. Wat is de kritiek die Wittgenstein 2 geeft op Wittgenstein 1? = De taal van Wittgenstein 1 is heel primitief, maar de meeste taal is niet zo primitief. Wat is een taalspel volgens Wittgenstein? = De taal en de handelingen die daarbij horen. Later komt hij met dat elke taalspel een levensvorm heeft. Is er een wezen van taal volgens Wittgenstein? = Nee, dus ook niet meaning en use. Er is op z’n best een familie. Er is niet één definitie en dat is niet erg, want iedereen weet hoe je het moet gebruiken, want het werkt. Wat is de fout van alle taalfilosofen die Wittgenstein zelf ook had gemaakt? = Eén definitie van de taal zoeken. Wanneer heeft in zin volgens de tractatus van Wittgenstein betekenis? = Als het negeerbaar is. Het lijkt op falsifieerbaarheid weerlegbaarheid. Hoe zou Wittgenstein 2 tegen negeerbaarheid aankijken? = Hij zou het onzin vinden om a priori te zeggen of een uitspraak zinvol is. Of het zinvol is, ligt aan het taalspel. In welke zin komt Wittgenstein 2 los van Frege? = Taal is geen afspraak, het is iets wat we doen. Als het al afspraken zijn, is het op veel onbewuster niveau. Het woord dat Wittgenstein 2 gebruikt is ‘regels’. We houden ons aan de regels van de Nederlandse grammatica en van het spel hoorcollege. Het is geen afspraak. Het is gewoon hoe we het doen. Het wordt pas expliciet als je de impliciete regels niet oppakt. We doen dit de hele dag door, dat is gelijk aan taal volgens Wittgenstein. Hij heeft geen verklaring waarom het zo werkt, want daar houdt hij zich niet mee bezig. Wat is de continuïteit tussen vroege en late Wittgenstein? = Dat filosofie geen leer, maar therapie is. Wittgenstein ziet filosofie als ziekte, maar moet je er dan mee ophouden? = Nee, want het is heel normaal om met filosofische problemen te komen. Je moet er niet mee ophouden. Het stellen van filosofische vragen houdt nooit op. Het is ook meer een reflectie van de filosoof. Waarom ging het mis tussen Wittgenstein en de Wiener Kreis? = Wittgenstein deed in zijn tractatus de uitspraak dat je moet zwijgen over dat waar je niets zinvols over kan zeggen. De grens van zinvolle en zinloze ligt op dezelfde plek. De Wiener Kreis zegt dan alleen dat je dat wat zonloos is moet weggooien, terwijl dat voor Wittgenstein juist heel belangrijk is. Het is niet zinloos, maar het moet zich tonen. Er is niet één ethische theorie, maar dat wil niet zeggen dat ethiek niet bestaan. Net als Kierkegaard die hij wel een beetje gelezen had: we weten wat goed is, we moeten het gewoon doen. Wat wordt er bedoelt met de "afbeeldingstheorie" in W's Tractatus ? = Dat een woord verwijst naar een object. Leg uit wat Wittgenstein bedoelt met het onderscheid tussen "sagen" en "zeigen" = Dit onderscheid is niet genoemd?? Leg uit hoe Wittgenstein in de Tractatus denkt over de taak van de filosofie = Filosofie moet taalkritiek zijn. Leg uit wat de belangrijkste verschillen en overeenkomsten zijn tussen de Tractatus en de Philosophische Untersuchungen = De afbeeldingstheorie klopt volgens Wittgenstein 2 niet. Hij is veel te beperkt. In zijn tweede boek komt hij met taalspelen. Iedere levensvorm heeft een ander taalspel. We doen dingen met woorden, in plaats van dat ze ergens naar verwijzen, zoals in de tractatus voorkomt. Wat bedoelt W met de slogan "meaning is use"? = We doen dingen met woorden. Dus de betekenis van woorden is dat we er wat mee doen, hoe we het gebruiken. Leg uit wat volgens W een "taalspel" is = Het bestaat uit impliciete regels van betekenis en gedragsnormen. Elke levensvorm heeft een taalspel. Bijvoorbeeld bij het hoorcollege dat je niet door de docent heen gaat praten en dat de docent zijn verhaal afmaakt. Wanneer je thuis komt is daar weer een heel ander taalspel en onder vrienden weer een ander taalspel. Je gebruikt soms andere woorden bij andere personen en soms hebben woorden in een ander taalspel een andere betekenis.
Ingezonden op 23-05-2017 - 1521x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!