Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Deutsch alles in allem
› 0 Idioom blok 4 2016-2017
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Deutsch alles in allem
0 Idioom blok 4 2016-2017
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Duits/Nederlands Duits idiom Blok 4: (an)statt = in plaats van (tegenstelling) (altijd twee zinsdelen die tegenover elkaar staan) (Aus-)Bildung = onderwijs , opleiding (aus-)reichen + = genoeg zijn , voldoen (be-)zahlen = betalen (Ge-)Hirn = hersenen (je-)doch = toch , echter (tegenstelling) (un-)befristet = (on-)beperkt ablehnen - = afwijzen Absatz = alinea ähnlich = vergelijkbaar allerdings = echter (tegenstelling) als = toen (bijv: vroeger , toen ik klein was …) also = dus (geeft gevolg aan) ändern (sich) = veranderen Anfang = begin Anzahl = aantal Anzeichen = teken , aanwijzing ärgern (sich) - = zich ergeren Art = soort auf die Dauer = op den duur auffallen = opvallen aufgeschlossen = open (pas op ! niet : “gesloten”) Ausnahme = uitzondering außer = behalve , afgezien van außerdem = bovendien beabsichtigen = beogen (komt vaak in vragen voor) Begeisterung + = enthousiasme begründen = onderbouwen Begründung = onderbouwing , argumentatie (geeft oorzaak aan ) behaupten = beweren (soms : “handhaven”) Behörde = de regering beruhigen = kalmeren beschäftigen (sich) = bezig zijn Beschwerde - = bezwaren , klachten beschweren (sich) - = klagen bestätigen = bevestigen bestimmen = bepalen bestimmt = bepaald Beziehung = verhouding , relatie , verband billig = goedkoop bisher (bis+her) = tot nu toe Bundesländer = de verschillende “provincies” van Duitsland da = omdat (geeft oorzaak aan) dagegen = daarentegen (tegenstelling) daher = vandaar (geeft gevolg aan) damals = toen , ooit , lang geleden dann (is niet “denn”) = dan Daten = data , gegevens DDR = Deutsche Demokratische Republik (Oost-Duitsland, bestaat niet meer sinds 1990) dem 3. Absatz nach = volgens de 3e alinea denn (is niet “dann”) = want (geeft oorzaak aan) deshalb = daarom (geeft gevolg aan) deswegen = daarom (geeft gevolg aan) dies_ = deze (gaat over iets dat eerder in de tekst staat) doppelt = dubbel durchschnittlich = gemiddeld (letterlijk : “door-snee-lijk”) ehemals = ooit , vroeger eher = eerder Eile (es eilig haben) = haast (hebben) einfach + = eenvoudig , makkelijk einschränken , beschränken - = beperken einst….., nun…… = vroeger….., nu….. (vaak tegenstelling) empfehlen = aanbevelen enthalten = inhouden (bijv : “wat houdt deze tekst in ?”) entscheiden(d) = beslissen(d) entsprechen = overeenkomen enttäuschen = teleurstellen Ereignis = gebeurtenis Erfolg(reich) + = succes(vol) ergänzen = aanvullen Ergebnis = resultaat , conclusie erklären = verklaren , duidelijk maken , uitleggen Erläuterung = uitleg erst = pas (niet : als eerste”) erstaunlich = verbazingwekkend Erwachsene = volwassene erwähnen = noemen Erziehung = opvoeding etwa = bijvoorbeeld (soms : “ongeveer”) Fähigkeit = vaardigheid , dat je iets kunt Fall = geval fast = bijna (niet : “snel”) fehlen , mangeln - = ontbreken , niet in orde zijn Fehler - = fout fern = verweg Folge = gevolg (geeft gevolg aan) fordern = eisen (denk aan “überfordert”) fördern = stimuleren , aansporen Forschung = wetenschappelijk onderzoek freilich = echter (tegenstelling) freuen sich + = blij zijn führen = leiden (denk aan Hitler,die zich zelf de “Führer” noemde) Furcht - = angst gar = al helemaal (versterking) gefallen + = bevallen gegen = tegen gelingen + = lukken genau = precies Geschäft = business (soms : “winkel”) Gesellschaft = maatschappij (niet : “gezelschap”) Gesetz = wet Gewalt - = geweld Gleichgültigkeit = onverschilligheid Grund = reden , oorzaak häufig = vaak Haupt__ (bijv : Hauptstadt) = hoofd__, het belangrijkste deel (bijv : hoofdstad) herstellen = produceren (niet : “herstellen van een ziekte”) heute = vandaag immer = altijd irgendwie / -wer / -wo = op een of andere manier / iemand / ergens irren (sich) - = zich vergissen Irrtum - = vergissing je ….., umso….. = hoe….., des te….. jede = elke jede zweite/dritte/zehnte = elke tweede/derde/tiende , dus één op de twee/drie/tien jedenfalls = in ieder geval jetzt = nu Kampf - = strijd kaum - = amper , nauwelijks klar = duidelijk (niet : “klaar”) Kunde = klant längst = allang langweilen (sich) = zich vervelen leicht + = licht , makkelijk Leistung = prestatie letztlich = uiteindelijk (tijdsbepalend,of in een opsomming) leugnen - = ontkennen manchmal = soms nachher = achteraf , daarna Nahrung = voeding , voedsel neben = naast nett + = aardig (niet : “netjes”) nicht nur….., sondern auch = niet alleen….., maar ook….. (vaak versterking) nie(-mals) - = nooit nun = nu nutzen / nützen = nuttig zijn , gebruiken obwohl = ondanks (tegenstelling) (altijd twee zinsdelen die tegenover elkaar staan) oft + = vaak ohne = zonder Opfer = slachtoffer Ort = plek , plaats örtlich = plaatselijk Pauschalreise = georganiseerde reis, met vlucht en hotel prägen = beïnvloeden , stempelen Ruhe = rust ruhig = rustig Satz = zin sauber = schoon scheitern - = mislukken (denk aan “Scheiβe” Schiff = schip schlau + = slim schließen (aus) = sluiten , concluderen 9uit) schließlich = tenslotte , per slot van rekening (geeft oorzaak aan) (soms “tenslotte” maar dan tijdgebonden, of aan het einde van een opsomming) schlimm - = slecht (niet : “slim”) schon = al schön = mooi Schutz = bescherming schützen = beschermen schwer - = zwaar , moeilijk schwierig - = moeilijk selten = zelden so….., wie….. = zo….., als….. sofort = direct , meteen sogar = zelfs (versterking) sollen = zouden moeten (is dus vaak niet het geval !) sowohl….., als auch….. = zowel….. als ook….. ständig = alsmaar , telkens weer Steigerung = versterking Steuer = belasting tatsächlich = inderdaad , daadwerkelijk (bevestiging) teuer = duur trennen = scheiden trotz(-dem) = (des-)ondanks (tegenstelling) üben = oefenen überfordert = overbelast (letterlijk : “over-eist”) übrigens = trouwens , overigens (bonus informatie) Übung = oefening Umwelt = milieu , omgeving unterrichten = onderwijzen unterscheiden = onderscheiden (werkwoord) unterschieden = verschillend (bijvoeglijk naamwoord) Veranstalter(-in) = organisator (bijv. van een Pauschalreise) Verfasser(-in) = auteur Verhalten = het gedrag verhalten (sich) = zich gedragen , in verhouding staan tot Verhältnis = verhouding , relatie , verband Verletzen = verwonden Verletzung = letsel , wond vernachlässigen - = verwaarlozen versprechen = beloven versuchen = proberen Vorwurf - = verwijt wachsen + = groeien während = terwijl (tijdsbepalend maar ook tegenstelling) wäre = (van het werkwoord ‘sein’) zou zijn (hypothese) warnen vor - = waarschuwen voor , afraden weder….., noch….. = noch het een noch het ander Wende = ommekeer (bijna altijd : het politieke keerpunt in Duitsland in 1989, toen de Muur viel) Werbung = reclame Wettbewerb = concurrentie wichtig = belangrijk Wirtschaft = economie Wissenschaft = wetenschap Zahl = getal zählen = telen zeigen = aanwijzen , tonen Zeile = regel (van een tekst) Ziel , Zweck = doel , bedoeling zögern - = aarzelen och / elk mogelijk signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft / soms niks = weliswaar….., maar….. (tegenstelling) (altijd twee zinsdelen die tegenover elkaar staan) In welchem Satz wird dasselbe erwähnt ? = In welke zin wordt hetzelfde vermeld ? Was bedeutet / heiβt … ? = Wat betekent … ? Was bezweckt / beabsichtigt der Verfasser ? = Wat beoogt de schrijver ? Was kann man aus diesem Satz schlieβen ? = Wat kun je uit deze zin opmaken ? Was ist der Kern des Absatzes ? = Wat is de kern van de alinea ? Welche Behauptung stimmt mit … überein ? = Welke bewering komt met … overeen ? Welches Wort kann man zwischen … und … einsetzen ? = Welk woord zou je tussen … en … kunnen invoegen ? Wie äuβert sich der Autor darüber ? = Hoe laat de schrijver zich daarover uit ? Wie ist dieser Satz zu verstehen ? = Hoe moet men deze zin opvatten ? Wie verhält sich dieser Satz zum vorangehenden Satz ? = Hoe verhoudt zich deze zin tot de vorige ? Zu welchem Schluβ / zu welcher Schluβfolgerung kommt der Autor ? = Tot welke conclusie komt de schrijver ? Wie verhält sich der Absatz zur vorhergehenden Aussage ? = Hoe verhoudt zich deze alinea tot de daaraan voorafgaande uitspraak ? als = toen (vroeger, maar één keer gebeurd) bald = binnenkort bereits , schon = al bevor = voordat bisher (bis+her) ; bislang = tot nu toe damals = vroeger , ooit dann = dan , toen einst….., nun….. = eens….., nu….. gleichzeitig = tegelijkertijd häufig , oft = vaak inzwischen = ondertussen jetzt , nun , derzeit = nu nachdem = daarna nachher (nach+her) = hierna neulich = recent , kort geleden (lett: nieuw-lijk) nie , nimmer = nooit rasch = snel seit = sinds seitdem = sindsdien sofort = meteen , direct ständig = alsmaar , constant vorher (vor+her) = hiervoor , vroeger wenn = als (hypothetisch ; toen (vroeger,meer dan één keer) VERGLEICH = VERGELIJKING auch = ook (eben) so….. wie….. = net zo….. als….. etwa , zum Beispiel , beispielsweise = bijvoorbeeld je desto….., umso….. = hoe….., hoe….. normalerweise = normaal gesproken so / derart = zo / op die manier weder….. noch….. = noch….. noch….. (geen van beide) BESTÄTIGUNG = BEVESTIGING bestimmt = vast en zeker durchaus = beslist , zeker ; volkomen gerade = juist , precies gewiß = zeker offenbar = klaarblijkelijk , duidelijk tatsächlich = daadwerkelijk , feitelijk STEIGERUNG , VERSTÄRKUNG = VERSTERKING erst recht = pas echt gar = al helemaal nicht nur….. sondern auch….. = niet alleen….. maar ook….. sogar ; selbst = zelfs unbedingt = beslist , absoluut EINSCHRÄNKUNG , RELATIVIERUNG = BEPERKING , RELATIVERING allerdings = echter dennoch = toch freilich = echter jedoch = echter nur = alleen , alleen maar GEGENSATZ = TEGENSTELLING aber = maar (an)statt = in plaats van dagegen ; hingegen ; demgegenüber = daarentegen einerseits……, andererseits…… = enerzijds….. anderzijds….. einst….., nun….. = vroeger….. nu….. lieber….., als….. = liever….. dan nicht….., sondern….. = niet….., maar….. obwohl = hoewel trotz = ondanks trotzdem = desondanks während = terwijl zwar….. aber / allerdings = weliswaar….. maar ERGÄNZUNG = AANVULLING als nächstes = als volgende eigentlich = eigenlijk jedenfalls = in ieder geval , tenminste sonst = verder , voor de rest übrigens = overigens , “by the way” zusätzlich = overigens , trouwens FOLGE , SCHLUSSFOLGERUNG = GEEFT GEVOLG AAN also = dus daher = vandaar deshalb = daarom deswegen = daarom , vandaar so = en zo , dus , vandaar folgerichtig , folglich = logisch , dus , als gevolg demnach = dus , derhalve BEGRÜNDUNG = GEEFT OORZAAK AAN da = omdat dank = dankzij denn = omdat , want nämlich = namelijk schließlich = per slot van rekening weil = omdat ZIEL UND ZWECK = DOEL EN BEDOELING damit = daarmee ; om…..te….. dazu = daarvoor sodass / um…..zu = zodat / om…..te….. ; opdat ; met de bedoeling dat wozu ? = waarvoor ? = In ieder geval, telkens
Ingezonden op 24-05-2017 - 517x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
veel leren, maar dan heb je ook wat! Succes!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!
Maak gratis account aan