Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
› 10 Weblecture 8 en college 10 Derrida
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Hedendaagse filosofie
10 Weblecture 8 en college 10 Derrida
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer leefde Jacques Derrida? = Van 1930 tot 2004. Vertel wat over Derrida. = Volgende generatie Franse filosofen. Eind jaren 60 actief, hoogtepunt eind jaren 80. Deze generatie zat wel op de universiteit. Hij is een van de meest gehate franse filosofen. Voor de analytische filosofen was Heidegger oorspronkelijk het zwarte schaap. Dat is na de oorlog niet veranderd. Maar de andere antiheld is zeker ook Derrida. Studenten van Oxford wilden niet dat hij een eredoctoraat kreeg. Door zijn stijl, omdat hij op een speciale manier teksten schrijft over teksten. Aan de andere kant is er van de hedendaagse filosofen niet eentje te noemen, op Heidegger na, die meer invloed heeft gehad in de filosofie. Hij heeft lesgegeven in de VS. Hij wekt ook veel haat op bij mensen. Welke ingangen zijn er in het werk van Derrida? = De verhouding tot Husserl en Heidegger (fenomenologie) en de taalfilosofie. Welk perspectief van taalkunde staat tegenover het historische perspectief? = Het structuralistische perspectief. Wat is het historische perspectief van taal? = De taalkunde was tot dan toe op zoek naar de oertaal en vooral historisch geïnteresseerd. Hoe zag de oertaal eruit, hoe kunnen we hem reconstrueren en hoe hebben alle andere talen zich uit die taal ontwikkeld. Dat perspectief is de taal die hier en nu, maar ook vanuit verleden naar toekomst toe wordt gesproken. Wat is het structuralistische perspectief? = Het woord kat heeft een betekenis en het ontleent zijn betekenis aan dat het verwijst naar het beest. Maar een kat is nooit eenzaam. Een woord staat nooit op zichzelf. Het staat altijd in een context. Het ontleent zijn betekenis omdat het differentie is: differentieel systeem. Iedere bepaling is iets en tegelijkertijd niet iets anders. En dat niet, die differentie is heel belangrijk. Welk beeld wordt ondergraven door het structuralisme? = Het derde punt bij de Saussure: als je dit zo ziet, dat differentiële systeem, is er de neiging om het te zien als autonoom systeem. Veel minder als dat ik een gedachte heb en daarvoor een teken kies. Dat beeld wordt ondergraven door het structuralisme, want het structuralisme zegt dat de structuren er al zijn. En dat maakt dat de rol van het menselijke subject. De rol van het bewustzijn naar de achtergrond wordt gedrongen. Waar is het idee van structuralisme als antibewustzijnsfilosofie sterk terug te vinden? = In de jaren 50 in Frankrijk, met name in de antropologie. Tot wat voor structuralisme wordt Derrida gerekend? = Tot het poststructuralisme. Na het structuralisme. Het is een label die historici opplakken, dus daar moet je mee uitkijken. Van wie is het poststructuralisme een radicalisering? = Van de Saussure. Waarom wordt Derrida gezien als poststructuralist? = Dat komt omdat hij het denkt tot zijn einde: radicaliseert. Différance: is onderscheid, verschil, maar ook uitstellen. Différance is een onderscheidende uitstellende activiteit. Maar een ander label rond deze denker: differentiedenken. Dan moet hier blijkbaar iets heel belangrijks zijn. Wat is het teken volgens Derrida? = Het stalt het betekende aanwezig, maar markeert ook de afwezigheid. Wat is taal volgens Derrida? = Het eminent gekarakteriseerd door representatie, afwezigheid en leegte. Wat is de structuralistische taal van de Saussure? = Het teken, het zien van een woord. Wat is Derrida’s basale gedachte over het teken? = Tekens zijn sporen. Sporen als dat van een hert in het bos in de winster. Wat doet een spoor? Een spoor verteld ons dat hier een hert was. Het spoor is aanwezig, maar het spoor stelt tegelijkertijd iets afwezig. Dus het teken is zelf aanwezig, het spoor is aanwezig. Het verwijst naar iets anders dat nu absent is, afwezigheid. Die tekens betekenen aanwezig stellen, maar tegelijkertijd afwezig stellen. Wat betekent het teken voor taal volgens Derrida? = Dat betekent dat taal gekarakteriseerd wordt door representatie. Taal betekent iets, maar dat wat het betekent is het zelf niet. Het gaat om aanwezig stellen en tegelijkertijd niet aanwezig stellen. Dat is de kracht van taal. Het helpt ons te praten over dingen die niet aanwezig zijn. Het hert zelf is niet zijn eigen teken. Dus tekens als voorwaarde voor hun verwijzingsrelatie, moet dus gelden dat het ding zelf afwezig is. Dat is zo belangrijk omdat we in de westerse traditie in ons denken in taal en betekenis moeten zoeken naar dat wat hier en nu aanwezig is. Daarin ligt het gesproken woord. Het is het schrift waarin dat tekens afwezig is en daarom is het ook minder waard. Traditie kun je karakteriseren met samenhangende begrippen. Welke drie begrippen gebruikt Derrida hiervoor? = Aanwezigheidsdenken, logocentrisme en phonocentrisme: centraal stellen van de klank. Gert Jan van der Heiden naar de zevende brief van Plato. Wat is dit voor brief? = De zevende brief van Plato is niet authentiek: niet alleen van Plato afkomstig. Die zevende brief maakt iets duidelijk over filosofie, maar ook over taal en over aanwezigheid dat eigenlijk een soort samenvatting geeft van het hele westerse denken vanuit Derrida. Over waarom Plato nooit over de Ideeën zelf heeft geschreven. Waarom heeft hij dialogen geschreven, waarom schrijf je überhaupt. Toen zei Plato dat hij over de belangrijkste dingen niet had geschreven, want dat kan niet. Dialogen tussen meester en leerling. Je moet samen leven, niet alleen klaslokaal. En dan komt er een licht, een vlam, die vindt brandstof in de leerling en gaat daar verder. Vanaf de Griekse oudheid gebruiken we al lichtmetaforen. Dus de oorspronkelijke situatie van de filosofie is die van de meester en een leerling waarin er veel geleefd en gesproken wordt, waarin het vlammetje van de meester verder gaat leven in de leerling. Daar hoort bij dat het opschrijven van dit soort inzichten secundair en minderwaardig is. Het schrift is de dode letter en de dode letter moet tot leven komen in degene die de tekst leest, maar er zijn dan veel interpretaties. Dit is een anti-interpretatie filosofie, want als je het opschrijft, gaat een tekst een eigen leven leiden. De meester is er niet meer bij om te corrigeren en dan komt er onbegrip. Hoe denkt Derrida over het schrift en het spreken? = Veel filosofen vinden het al erg genoeg dat we inzichten in taal moeten uitdrukken. Het zou al beter zijn als het stom, niet sprekend zou kunnen. Dat gaat niet, dus je moet het er toch met elkaar over hebben, maar dan in de gesproken, levende taal. Niet in de dode taal van de letters. Wat Derrida doet met dit hele verhaal is iets wat hij voortdurend doet. Misschien is het wel andersom. Misschien ligt de prioriteit anders. Voor Derrida is het model van taal niet de gesproken taal, maar tekst. In het schrift wordt tenminste duidelijk dat taal representatie is. Het niet present zijn. Er is afstand tussen origineel en afgeleide en het origineel kan er alleen maar zijn dankzij het afgeleide. Het systeem van schrift maakt het mogelijk dat er iets als betekenis überhaupt is. Als ik hert opschrijf, is het duidelijk geen hert. Met klanken is er heel weinig afstand tussen betekenis en referentie, zou je kunnen zeggen, maar volgends Derrida is dat een illusie. Derrida vervangt het systeem door tekst. Tekst is niet tijdloos. Het kan een geschiedenis hebben en een tekst is nooit af. In de tekst van Derrida is betekenis nog niet af. Wanneer komt betekenis tot stand volgens Derrida? = Betekenis komt vooral tot stand van oneindige verschuiving, dus oneindige uitstel. Je kunt nooit stoppen met verschuiving. En dat is de context van een van de meest beruchte en meest verkeerde begrepen uitspraken: Er is geen buiten de tekst. Wat is de meest beruchte en meest verkeerde uitspraak van Derrida en hoe zou je hem kunnen interpreteren? = ‘Er is geen buiten de tekst.’ Je zou de uitspraak ook kunnen zien als er is niets buiten de tekst of zoiets. Bijv. Het spreken over bewustzijn, los van taal, is helemaal niet denkbaar. Want op het moment dat je erover gaat spreken is die tekst er al. Want spreken over iets wat voorafgaand aan de tekst gaat, kan niet want dan spreek je erover. Dus dan moet je het doodzwijgen, maar dat doen we niet. Er is dus niets buiten de tekst. De tekst is grenzeloos en we kunnen het overal over hebben. Niet alleen structuralisme leidt aan aanwezigheidsdenken, maar wat nog meer? = De fenomenologie. Wat radicaliseert Derrida? = Taalkunde. Op wie is Derrida’s werk een reactie? = Op Husserl over de oorspong van de geometrie. Dus Husserl is een vertrekpunt van Derrida, maar Heidegger ook. (Fenomenologie.) Hoe denkt Husserl over het teken? = De primaire betekenis van een teken is meer dan alleen communicatie van een gedachte. Immers, we gebruiken talige tekens ook in het ‘zelfgesprek’. Wat is Derrida’s alternatief voor Husserl? = Deconstructie. Wat voor kritiek heeft Derrida op Husserl? = In Feite is eigenlijk de hele tekst een commentaar op één alinea van het werk van Husserl. Je zou kunnen zeggen dat Derrida het uit zijn verband trekt, maar voor Derrida is dat geen beschuldiging. Husserl probeert in die alinea uit te leggen hoe we taal gebruiken en wat de functie is. We denken vaak dat taal gedachten uitdrukt. Je communiceert dat je aan iets denkt. Maar dat is volgens Husserl niet de primaire functie van taal. De primaire functie van taal is betekenis geven aan iets. Je probeert bij hond niet je gedachte uit te drukken, maar dat beest. De term verwijst niet naar mijn gedachte, maar daar de betekenis. Om dat duidelijk te maken gebruikt Husserl een extreme situatie: in jezelf praten, zelfgesprek. In het zelfgesprek spreek je jezelf toe. Als je dat doet, gebruik je taal. De functie van die uitdrukkingen kan nooit zijn om jezelf de uitdrukking te geven dat je aan iets denkt. Dat is niet nodig, want je dacht er al aan. Dat doe je om iets uit te drukken. Om iets te denken. Niet te denken dat ik denk, maar iets te denken en aan betekenis te voorzien. Als de functie dat ik aan iets denk wegvalt, blijft betekenisuitdrukking. De betekenisuitdrukking is dus primair, de eigenlijke betekenis van taal. De onderliggende gedachte achter dit stukje tekst van Husserl: talige tekens zijn uitwendig van betekenis, die gegeven is in de oorspronkelijke ervaring en de oorspronkelijke ervaring die vindt plaats hier en nu. Dit is de fenomenologie van Husserl eigenlijk. De betekenis zit in een act, hier en nu, en vervolgens druk ik het uit in iets uitwendigs en dat kan nog uitwendiger in het schrift. Dit is hetzelfde soort afwezigheidsdenken als die we gezien hebben bij Derrida die hij ziet als kenmerkend voor het westerse denken. Het zijn die tegenstellingen, die opposities.. wat oorspronkelijk is, is eerder, hoger. Dus dat afwezigheidsdenken werkt ook heel erg met een hiërarchie. Hier zou je kunnen zeggen, begint Derrida met een deconstructie. Derrida legt nooit uit, hij definieert nooit wat hij bedoelt. Deconstructie betekent ook altijd weer wat anders. Wat is deconstructie? = Twee filmpjes op internet. Ene over een interview over wat hij daarmee bedoelt. En dat is dan weer een hele specifieke variant die weer anders is dan hier in deze context. Wat Derrida hier gaat doen is dat hij die tegenstellingen op z’n kop gaat zetten. Hij gaat de tegenstellingen tegen zichzelf laten keren. Dat doet hij met de tegenstelling idealiteit en materialiteit. Een tegenstelling die je niet met zoveel woorden bij Husserl vindt. Derrida blaast dit op door goed te kijken naar het teken waar het naar verwijst. De gedachten is dat het teken iets materieels is. Derrida vindt dat een hele rare gedachten. Want wat is een teken nou precies? Want of je hond of dog op het bord schrijft, is dat hetzelfde. Het teken is herhaalbaar: iterabilitiet. Je kan het iedere keer weer gebruiken, maar iedere keer dat teken is een token van dezelfde type dat het eigenlijke teken is. Het eigenlijke teken is dus helemaal niet materieel, maar ideëel. De oorspronkelijke teken is dus, volgens de zevende brief van Plato is betekenis altijd aanwezig, wordt iets vluchtigs en materieels of zoiets. Daarmee is het hele onderscheid gedeconstrueerd. Wat Derrida doet is bepaalde vastgeroeste tegenstellingen doorbreken en er anders naar kijken. Deferentie is hier heel erg belangrijk. Wat is het teken volgens Derrida? = Het is niet iets materieels, maar ideëel. Wat is conterminatie volgens Derrida? = Besmetting. Wat is zuiverheidsdenken volgens Derrida? = We koesteen de zuiverheid van de betekenis en eigenlijk is iedere uitdrukking daarvan in de gesproken taal een besmetting. Als je het zo ziet, dan snap je ook wel dat het een hele abstracte filosofische, metafysische beschouwing is. Het heeft te maken met een kritiek op daar waar we proberen puur en zuiver te zijn. Je zou kunnen zeggen dat racistische ideologieën werken met dit is in en dit is uit, dit is zuiver en dit is besmetting, die realiseren en plat en onmenselijk denkniveau dat diep zit in het westerse denken. Dus daar gaan we van dit soort beschouwing van fenomenologie en hoog theoretische beschouwing dit ook dit soort ethische bekommernis. Uitsluiting, geen stem krijgen, niet zuiver of origineel genoeg. Dat is het idee. Wat nou als dat wat zogenaamd onzuiver is, daarmee is het hele begrip van ontsmetting, krijgt een hele andere betekenis. Dat wat altijd (on)zuiver is, is al besmet of zoiets. Dat wil zeggen dat je nooit kunt spreken over een oorspronkelijke betekenis, maar als oorspronkelijke betekenis op z’n kop gezet wordt, heb je nooit een oorspronkelijke betekenis, maar verschuiving van betekenis. Je zou het ook kunnen toepassen op de filosofie. Als er alleen maar tekst is en verschuiving, kun je nooit terug naar de buitentekstuele kapstok waar dit hele systeem buiten is. Want elke interpretatie is weer een nieuwe interpretatie of zoiets. We grijpen, maar grijpen er steeds na. En dat is niet erg, want dat is hoe het werkt. Tekst in interpretatie, creatie. Welke term gebruikt Heidegger voor deconstructie? = Destructie. Waarom is er volgens Derrida geen oorsprong? = Ook al zoeken we een oorsprong, dat zullen we in taal doen en dan zitten we in de tekst waar betekenis voortdurend verschuift en dus niet in de oorsprong. Want in taal stellen we dingen aanwezig, maar vooral afwezig. Waarom kun je volgens Derrida de westerse metafysica niet afschaffen? = want ieder spreken vooronderstelt metafysische claims. Dat legt Derrida uit in dat filmpje waarin hij zelf spreekt. Hij legt het uit in het vooroordeel en dat is de prioriteit van het vragen. De vraag is in zeker zin het absolute beginpunt van de filosofie. Het overgeleverde trekken we in twijfel en komen met een vraag en daar kunnen we komen tot betekenis. Maar ook daar is weer dezelfde beweging, namelijk het komen tot een absoluut beginpunt. Volgens Derrida vooronderstelt een vraag al heel veel antwoorden. Door een vraag te stellen, zeg je namelijk heel veel dingen, namelijk dat ik jou de moeite waard vind om die vraag te stellen. De taal waarin ik de vraag stel is vooronderstelt, de context en de vorm van de vraag. In die zin is een destructie van de westerse metafysica ook weer een constructie, omdat we altijd een punt zullen maken. Die afspraak zelf is een act en dat is van een interpretatie, iedere interpretatie genereert weer om een nieuwe interpretatie. Het idee om naar een punt te gaan waar we de oorsprong vinden is een illusie die de westerse samenleving heel lang heeft beheerst. Waarom verandert Derrida destructie in deconstructie? = Dat is omdat eigenlijk Heidegger zelf een aanwezigheidsdenker is. Hele westerse metafysica reduceert het zijn tot een object voor het subject en dat is een technisch denkmodel, met allemaal negatieve gevolgen. En om het zijn te kunnen begrijpen, moeten we helemaal terug en moeten we proberen als het ware voor de poëzie een heel voorzichtig het zijn tot ons te laten spreken. Hier zit ook heel sterk de beweging in van terug naar de bron. Terug naar de oorsprong. We moeten weer terug naar een gezond en zuiver denken. Heidegger als oorspronkelijkheidsdenken, de filosofie is tastbaar te vinden, hier en nu in de ervaring. Derrida zegt dat dat dus niet kan. Ook al doen we dat, dat zullen we in taal doen en dan zitten we in de tekst waar betekenis voortdurend verschuift en dus niet in de oorsprong. Want in taal stellen we dingen aanwezig, maar vooral afwezig. Je kunt de westerse metafysica niet afschaffen, want ieder spreken vooronderstelt metafysische claims. Dat legt Derrida uit in dat filmpje waarin hij zelf spreekt. Hij legt het uit in het vooroordeel en dat is de prioriteit van het vragen. De vraag is in zeker zin het absolute beginpunt van de filosofie. Het overgeleverde trekken we in twijfel en komen met een vraag en daar kunnen we komen tot betekenis. Maar ook daar is weer dezelfde beweging, namelijk het komen tot een absoluut beginpunt. Volgens Derrida vooronderstelt een vraag al heel veel antwoorden. Door een vraag te stellen, zeg je namelijk heel veel dingen, namelijk dat ik jou de moeite waard vind om die vraag te stellen. De taal waarin ik de vraag stel is vooronderstelt, de context en de vorm van de vraag. In die zin is een destructie van de westerse metafysica ook weer een constructie, omdat we altijd een punt zullen maken. Die afspraak zelf is een act en dat is van een interpretatie, iedere interpretatie genereert weer om een nieuwe interpretatie. Het idee om naar een punt te gaan waar we de oorsprong vinden is een illusie die de westerse samenleving heel lang heeft beheerst. Wat is de hermeneutiek? = De Hermeneutiek is zich bewust van dat iedere interpretatie een interpretatie is, maar wel het idee dat iedere interpretatie zo dicht mogelijk bij de betekenis wil komen. Die betekenis is een soort horizon en ook een soort norm. Het is tijdgebonden. En toch kunnen we als het ware de interpretaties lang een lat leggen en zeggen dat de ene interpretatie dichter bij de oorspronkelijke betekenis komt dan de andere interpretaties. Vanuit deze afbraak en deconstructie van oorsponkelijkheidsdenken, breekt Derrida de hermeneutiek af. Hoe denkt Derrida over interpretatie? = Interpretatie is geen recht doen aan de oorspronkelijke betekenis, maar dankzij interpretatie is betekenis mogelijk. Dus dé betekenis bestaat helemaal niet. Het is in het spel van interpretatie dat we betekenis vinden. Er is geen één of eigenlijke betekenis. Dat betekent dat betekenis alleen maar bestaat in de vorm van disséminaon wat uitzaaiing betekent. Iedere tekst produceert als een tekst oneindig aantal contexten en interpretaties. Interpretaties zijn oneindig. Je kunt niet zo dicht mogelijk bij het origineel komen, want iedere interpretatie staat in het spel van interpretaties. Dit is het punt waarop Derrida weer sterk is beïnvloed door Nietzsche. Er is alleen maar framing en interpretatie. Het heeft voor veel mensen een deprimerend effect. Welk negatief effect heeft Derrida’s idee over interpretaties voor mensen? = Dan kan ik er maar op los interpreteren. Is het idee van interpretaties van Derrida relativistisch? = Ja. Derrida wordt daar heel vrolijk van. De nieuwe oneindigheid van interpretaties is voor hem geweldig. Het maakt veel creativiteit los. Het recht doen aan eigen betekenis maakt interpretaties heel saai en misschien wel religieus. Vrijheid, blijheid. Als je met Derrida meedenkt, zijn er geen criteria waaraan je interpretaties kunt meten. Als je een schilderij interpreteert als iemand die nooit een vak kunstgeschiedenis heeft gehad, is jouw interpretatie evenveel waars als een kunsthistoricus die er heel lang over nagedacht heeft. Er is geen afstand tussen eigenlijke tekst (of iets anders) en de interpretaties. Wat is deconstructie volgens Derrida? = Deconstructie geeft geen definitie van dingen. Hij geeft denaturalisering als antwoord, maar dat kan nooit dé definitie zijn. Hij ontdoet contexten van de illusie dat het natuurlijk is. Zoals bij het interview. Als hem gevraagd wordt wat deconstructie is, gaat hij eerst vertellen over hoe artificieel het is. Hij geeft aandacht aan bijv. de cameraman, die normaal geen aandacht krijgt, omdat je dan uit de illusie komt dat het natuurlijk is. In de situatie van het interview bestaat de deconstructie uit het niet meedoen in met het gesprek. De suggestie is dat ze met z’n tweeën zijn, maar die illusie verbreekt Derrida door de dingen te benoemen die voor de illusie zijn uitgesloten. Wat is principle of charity volgens Derrida? = De tekst begrijpen als dialoog. Wat is typisch voor Derrida met teksten? = Dat hij niet met de tekst meegaat. Derrida gaat achter de tekst kijken. Je kunt volgens hem niet recht doen aan teksten, want als de tekst er is, is de auteur dood. Je kan dus niet vragen wat hij bedoelde. Hoe zou Derrida dit college deconstrueren? = Hij zou zeggen dat het een samenkomst van mensen is en we nemen waar wat de docent zegt. We hebben het zogenaamd over Derrida, maar eigenlijk gaat het over wat we straks moeten weten voor het tentamen. Hij zou wat zeggen over de institutionele setting. Vroeger gingen ze met een groepje onder een boom zitten. We suggereren hier een vanzelfsprekendheid/natuurlijkheid terwijl die er niet is. Hij zou ook wat kunnen zeggen over onmiddelijkheid. We proberen Derrida te begrijpen, maar niets is onmiddellijk. Alles is bemiddeld. We hebben het via teksten en dit college over Derrida. Hoe dichter bij we komen, hoe onmiddelijker het is, hoe minder tussenstations er zijn. Maar de tekst zelf is al een tussenstation. Hoe denkt Derrida over spreken en schrift? = Spreken is net zo hard bemiddeld als tekst. Het is volgens hem niet zo dat tekst vluchtig is en spreken bemiddeld, maar hij zegt dat betekenis juist vluchtig is. Het is allemaal in zekere zin niet echt. Er is geen tegenstelling tussen schrijven en spreken en geen van de twee is beter. Wat is kritiek op Derrida? = Dat hij te relativistisch en daarom zelfweerleggend zou zijn. Waarom hadden mensen een hekel aan Derrida? = Hij zou geen logica en geen argumenten hebben en het zou nergens over gaan. Wat is differentie bij Derrida? = De betekenis verschuift. Deconstructie kan betekenis achterhalen en kan alleen maar mee met de betekenis, daarom houdt het nooit op. Waarom is taal volgens Derrida terreur voor dieren? = We hebben aparte concepten voor mens en dier, terwijl mensen gewoon dieren zijn. Door ze apart te noemen lijkt het alsof je toestemming geeft voor onderdrukking. Derrida verwijst naar de zin: ‘Het vragen is de vroomheid van het denken.’ Naar wie verwijst Derrida hier en wat wil hij hiermee zeggen? = Naar Heidegger. Denken is vragen en vragen is het begin van de filosofie, van het denken dan. Dit is ook Aristoteles: Het begint bij verwondering en dan stel je je een vraag. Filosofie begint bij vragen stellen. Derrida radicaliseert het, want dat is nog metafysica. Vragen is dan waar de filosofie zou beginnen, maar er is geen absoluut begin. We hebben een verlangen naar de oorsprong, het begin, maar dat is er niet. Er is alleen maar tekst. Hoe meer je het begin probeert te pakken, hoe verder weg het gaat. De grenzen verschuiven iedere keer weer als je te dichtbij probeert te komen. Waarom kan ook de vraag niet het begin zijn van de filosofie volgens Derrida? = Iedere vraag vooronderstelt antwoorden. Je vooronderstelt taal, praatpartner, de vragende vorm, etc. Er zijn ontzettend veel vooronderstellingen bij die vraag, dus dat kan nooit het begin zijn. Metafysica kun je alleen deconstrueren: iedere vraag brengt een hele metafysica met zich mee. Heidegger zelf wordt ook gedeconstrueerd. Van wie is Derrida de radicaliteit? = Van Nietzsche. Hoe denken Heidegger en Derrida over filosofie? = Volgens Heidegger is filosofie het hoogste, maar volgens Derrida niet. Het is volgens Derrida volslagen artificieel en eigenlijk niet normaal om een filosofische vraag te hebben. Wat voor filosoof was Derrida? = Een continentale filosoof. Is er binnen de continentale traditie kritiek op Derrida? = Wel discussies, maar echt harde kritiek komt van buiten. Leg uit wat Derrida bedoelt met "spoor'. = Dat is bij teken, afwezigheidsdenken. Hij vergelijkt het met taal. Als je een spoor van een hert tegen komt zegt dat dat het hert er was, het verwijst naar het hert, maar het laat ook zien dat dat hert er nu niet meer is en zo werkt taal volgens Derrida ook. Leg uit wat Derrida bedoelt met "iterabiliteit". = ?? Leg uit waarom volgens Derrida de westerse metafysia te karakteriseren is als "aanwezigheidsdenken". = We denken dat als we wat zeggen, we het aanwezig maken, maar niet beseffen dat datgene waar het naar verwijst eigenlijk afwezig is? Leg uit wat Derrida verstaat onder "deconstructie". = Deconstructie geeft geen definitie van dingen. Hij geeft denaturalisering als antwoord, maar dat kan nooit dé definitie zijn. Hij ontdoet contexten van de illusie dat het natuurlijk is. Zoals bij het interview. Als hem gevraagd wordt wat deconstructie is, gaat hij eerst vertellen over hoe artificieel het is. Hij geeft aandacht aan bijv. de cameraman, die normaal geen aandacht krijgt, omdat je dan uit de illusie komt dat het natuurlijk is. In de situatie van het interview bestaat de deconstructie uit het niet meedoen in met het gesprek. De suggestie is dat ze met z’n tweeën zijn, maar die illusie verbreekt Derrida door de dingen te benoemen die voor de illusie zijn uitgesloten. Leg uit hoe Derrida de verhouding tussen schrift en gesproken taal ziet. = Die is er niet. Het is allebei even bemiddeld en allebei even veel waard. Gesproken tekst is niet meer dan geschreven tekst. Leg uit welke kritiek Derrida heeft op de hermeneutiek. = Hermeneutiek wil recht doen aan de tekst met de interpretatie, maar dat kan volgens Derrida niet, want je kunt niet meer aan de auteur vragen wat hij bedoelde. Je kunt interpretaties niet naast een tekst leggen om te kijken welke het beste is.
Ingezonden op 27-05-2017 - 1310x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!