Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Taalfilosofie
› 8 College 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Taalfilosofie
8 College 8
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer leefde Herbert Paul Grice? = Van 1913 tot 1988. Vertel wat over Grice. = Een ‘ordinary language’ filosoof, wiens werk voor een belangrijk deel voortkomt uit onvrede over de manier waarop ordinary language philosophy bedreven werd. Welke twee kampen zijn er volgens Grice wat betreft filosofische kwesties? = 1. Formalisten (“natural language sucks”) stellen zich op het standpunt dat de logica te prefereren is boven de natuurlijke taal, die niet precies genoeg is. Zie de vroege analytische filosofie: Frege, Russell, Wittgenstein I, Tarski. In taal gewortelde filosofische problemen moeten worden opgelost via analyses van de onderliggende logica. 2. Informalisten (“logic sucks”) daarentegen hebben veelal een afkeer van formeel-logische analyses van natuurlijke taal. Ordinary language philosophy: Wittgenstein II, Austin, Searle. Een goed begrip van het alledaagse taalgebruik is van groot filosofisch belang. Volgens Grice, echter, zijn de post-Fregeaanse logische analyse en de nadruk op natuurlijk taalgebruik niet incompatibel. Wat zijn formalisten volgens Grice? = Zij stellen zich op het standpunt dat de logica te prefereren is boven de natuurlijke laat, die niet precies genoeg is. Natuurlijke taal zou meer als logica moeten zijn. Wat zijn informalisten volgens Grice? = Hebben veelal een afkeer van een formeel-logische analyses van natuurlijke taal. Ordinary language filosofie. Logica zegt niet over de natuurlijke taal. Zowel de formalisten als de informalisten veronderstellen dat er verschillen zijn tussen de logische operatoren en hun tegenhangers in de natuurlijke taal. Welke verschillen zijn dit? = Bijvoorbeeld: In de propositie-logica is ‘∨’ inclusief. Dat wil zeggen dat ‘p ∨ q’ waar is, als ‘p’ waar is, of als ‘q’ waar is, of als ze allebei waar zijn. Het ‘of’ in het alledaagse taalgebruik lijkt echter exclusief bedoeld te zijn. Dat of bij logica inclusief is, heeft met wiskundig en logisch systeem te maken. Je zou dus kunnen zeggen dat logica niets zegt over de natuurlijke taal (informalist) of de andere positie dat de natuurlijke taal het inclusief zou moeten maken. Noem een voorbeeld waarbij of in de natuurlijke taal ook inclusief is. = Als je vanavond lasagne of nasi kookt, kom k een andere keer bij je eten. Moeten we nu volgens Grice concluderen dat ‘of’ een andere betekenis heeft dan ‘∨’? Nee. Wie aan ‘of’ de sterkere, exclusieve betekenis toeschrijft, komt in de problemen met zinnen als (3): (3) A: Als je vanavond lasagne of nasi kookt, kom ik wel een andere keer bij je eten. Ook als B zowel lasagne als nasi kookt, komt A liever niet eten. We moeten volgens Grice dus niet te snel conclusies trekken uit (al dan niet ogenschijnlijke) discrepanties. Welk voorbeeld geeft Paulien Cornelisse om te zeggen dat we bijna nooit zeggen wat we echt bedoelen? = Het koffievoorbeeld: Hoe meer ik erop let, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat mensen bijna altijd iets anders zeggen dan ze bedoelen. Zelfs een zin als ‘wil jij nog koffie?’ kan van alles betekenen: 1. ‘Wil jij nog koffie? Mooi, ik ook, dus als jij het even zet ...’ 2. ‘Wil jij nog koffie? Ik vraag het maar, want dan hoeven we het verder niet meer te hebben over die oersaaie problemen op je werk.’ 3. ‘Wil jij nog koffie? Als je nee zegt betekent dat dat de sfeer verpest is en ik het op korte termijn ga uitmaken.’ Wat zegt Paulien Cornelisse over neutrale uitspraken? = Het is moeilijk om een volstrekt neutrale uitspraak te bedenken die ook echt heeft plaatsgevonden. Zelf kom ik, na lang nadenken, op iets wat ik vorige week zei: ‘Waar is het zout? O hier.’ Er was niemand in de kamer, dus misschien dat ik het er daarom zo neutraal uit kreeg. Wat is een implicatuur volgens Grice? = Wat er gecommuniceerd wordt, gaat verder dan de letterlijke betekenis van de geuite zin. Het verschil tussen wat de spreker letterlijk zegt en wat de spreker bedoelt noemt Grice implicatuur. Bijv.: (4) A: Wil je met me uit? B: Ik ben moe. Wat B letterlijk zegt, is dat ze moe is. Maar er wordt hier meer gecommuniceerd: A zal waarschijnlijk concluderen dat B niet met hem uit wil. Het is afhankelijk van de context dat wat je zegt en hoe je dat over kan brengen. Er zijn twee soorten implicaturen. Welke soorten implicaturen zijn er volgens Grice? = De conventionele implicatuur en conversationele implicaturen. Wat is conventionele implicatuur volgens Grice? = Geen onderdeel van letterlijke inhoud, maar het zit wel vast aan de woorden. Grice zijn voorbeeld is: Hij is Engels, dus dapper. Het woord dus impliceert een relatie tussen Engels en dapper die er niet is, maar wel wordt gecommuniceerd. Het maakt geen onderdeel uit van de inhoudt, maar dat wordt wel geïmpliceerd. Met inhoud bedoelt hij waarheidsconditionele inhoud. Je zegt niet iets wat onwaar is. Het is waar en een implicatuur. Zelfs Piet snapt… Als Piet niet de meest onwaarschijnlijke persoon is om het te snappen, heb je een implicatuur. Een implicatuur hoort dus bij wat je communiceert, maar niet bij waarheidsconditionele inhoud. Waar kijkt Grice naar bij een ware zin? = Grice kijkt alleen maar naar P en Q (Engels en dapper zijn) maar niet naar dat wat hen verbindt. Als P en Q waar zijn, maar de verbinding klopt niet, is het dus toch een ware zin. Waarheidsconditionele inhoud is P en Q en de extra informatie is de verbinding en dat is dus de conventionele implicatuur. Wat is de conversationele implicatuur? = Dit is waar Grice zich meer op wel focussen. Ze ontstaan op basis van algemene principes die ons taalgebruik reguleren. Conversationele implicatuur is altijd context gebonden. Informatie die je in een zin overbrengt kun je verdelen in twee stukken. Voorbeeld: (8) A: Ik houd van je. B: Dank je. A zal waarschijnlijk concluderen de liefde niet wederzijds is. Deze implicatuur zit echter niet vast aan bepaalde woorden, maar is sterk afhankelijk van de context. De overgebrachte informatie is ‘wat je bedoelt’. Dat kun je verdelen in ‘wat je zegt’: waarheidsconditionele inhoud en in ‘wat je impliceert’: implicatuur / extra suggestie. En de implicatuur kun je weer verdelen in conventioneel en conversationeel. Het is bepaald door ongeschreven regels die het gedrag van coöperatieve taalgebruikers regelen (de maximes). Volgens Paul Grice is de informatie die een zin overbrengt te verdelen in (minstens) twee soorten informatie met een verschillende status. Welke twee soorten? = 1. De letterlijke, waarheidsconditionele betekenis van een zin, ‘what is said’. 2. De pragmatische betekenis of implicatuur die de spreker overbrengt met het uiten van een zin. - Conventionele implicaturen: suggesties die vastzitten aan specifieke woorden of constructies - Conversationele implicaturen: bepaald door ongeschreven regels die het gedrag van coöperatieve taalgebruikers regelen (de maximes). Aan welk principe houden we ons volgens Grice, wat zijn die ongeschreven regels van conversationele implicaturen? = Aan het coöperatief principe. Wat is het coöperatief principe volgens Grice? = Als we communiceren houden we ons volgens Grice aan het coöperatieve principe, en we gaan ervan uit, dat onze gesprekspartners dat ook doen. Het coöperatieve principe is, als het ware, een stilzwijgende overeenkomst. Zorg dat je bijdrage aan het gesprek zinvol is in het licht van het doel van het gesprek. Onder het Coöperatieve Principe vallen vier meer specifieke maximes. Welke vier specifieke maximes vallen onder het Coöperatieve principe van Grice? = 1. Kwaliteit: – Zeg niets waarvan je gelooft dat het onwaar is. – Zeg niets waarvoor je geen adequate evidentie hebt. 2. Kwantiteit: - Maak je bijdrage zo informatief als nodig is. – Maak je bijdrage niet informatiever dan nodig is. 3. Relatie: - Wees relevant. 4. Wijze (Manieren!): - Vermijd onduidelijkheid. – Vermijd ambiguïteit. – Wees kort. – Wees ordelijk. De eerste maximes hebben te maken met waarheid. Je moet er vanuit kunnen gaan dat de ander niets zegt waarvan die denkt dat het onwaar is of niet weer of het waar is. De tweede is niet te veel of te weinig informatie. Relatie is relevant zijn en niet over iets anders beginnen. Bij te veel informatie heb je irrelevante informatie en bij te weinig niet relevant genoeg. Grice denkt dat dit universele regels zijn, omdat wij sociale wezens zijn. Dit gaat vooral over beweerzinnen. Minder over vragen. Ironie valt er ook onder. Het zijn maximes: regels die je kan en mag schenden en ook vaak schendt. Dit zijn wel hele goede maximes, want je krijgt rare reacties als je ze voortdurend schendt. Hij ziet het wel als rationele regels waar je je aan moet houden als je wil communiceren en die niet direct met taal te maken hebben. In alles wat je doet zie je deze regels terug. De maximes hebben een niet-talige oorsprong. Waar zijn de maximes van Grice nog meer op van toepassing? = In speciale gevallen zijn het algemenere regels voor rationeel/coöperatief handelen. Wat wil Grice laten zien? = Dat bepaalde aspecten van de inhoud van een uiting een niet-talige oorsprong hebben. Hoe komen conversationele implicaturen volgens Grice tot stand? = 1. Op basis van wat de spreker letterlijk zegt, 2. En de aanname dat hij coöperatief is. Basisidee: de hoorder gaat redeneren over de bedoeling van de spreker. Hij probeert zijn uiting uit te leggen als coöperatief, ook al schendt hij een maxime. Waar kun je volgens Grice vanuit gaan? = Dat iemand coöperatief is en van wat de spreker letterlijk zegt. Je kunt alleen bij uitzonderingen aannemen dat iemand niet coöperatief is. Bijv. als hij zegt dat hij het niet mag zeggen. In heel veel gevallen schendt iemand toch een maxime. Als je niet coöperatief bent, draag je niet bij aan het doel dat je wil behalen. Het heeft dus te maken met het doel en niet met het gesprek. Hoe kun je volgens Grice een conversationele implicatuur krijgen zonder maximes te schenden? = Doordat een maxime dan geschonden wordt om aan een andere maxime te kunnen voldoen of doordat een maxime overduidelijk geschonden wordt. Grice gaat er vanuit dat het doel duidelijk is, of in ieder geval na afstemming. Op welke drie manieren kunnen conversationele implicaturen volgens Grice tot stand komen? = Manier 1: Zonder maximes te schenden. Dingen ordelijk, in volgorde van de gebeurtenis vertellen. Manier 2: Doordat er een maxime geschonden wordt om aan een andere maxime te kunnen voldoen. Voorbeeld conflict. Je geeft wat informatie. Je beperkt het tot twee opties, maar je weet het niet. Je schendt kwantiteit om aan kwaliteit te kunnen voldoen. Het meest coöperatieve s dat je kwantiteit schendt, want kwaliteit staat hoger. Als je kwaliteit schendt, gaat men je onbetrouwbaar vinden. Als je het echt niet weet, kun je niet je niet meer zeggen dan je weet. Dan kan het zijn dat je toch bijdraagt aan de coöperatie als je het dan terugbrengt tot twee opties. Anders draag je niet bij aan de coöperatie (als je de twee opties ook niet weet.) Manier 3: Doordat er een maxime overduidelijk geschonden wordt (‘blatant violation’, ‘flouting’).Je schendt een maxime overduidelijk waardoor de hoorder denkt dat het expres is. Bijv. bij ironie. Dan is het wel coöperatief, omdat het soms zelfs sterker overkomt. Welke maxime wordt er geschonden bij het voorbeeld: A: Ik hou van je. B: Dank je.? = De eerste indruk van de docent zou zijn dat B relatie schendt, want A heeft een impliciete vraag: ‘Hou je ook van mij?’. Degene die antwoord geeft, schendt maxime aan de hand van wat de vrager wil horen. Als je een promotiebrief over iemand schrijft en je zegt wat over het handschrift, dan schendt je ook de maxime relatie, want het is niet relevant en het komt over alsof diegene niet geschikt is. Tussen welke twee conversationele implicaturen maakt Grice een onderscheid? = Gegeneraliseerde conversationele implicaturen en geparticulariseerde conversationele implicaturen. Wat zijn volgens Grice gegeneraliseerde conversationele implicaturen? = Implicaturen zijn inferenties gebaseerd op de aanname dat sprekers coöperatief zijn die alleen tot stand komen in speciale contexten. Dit is bij het volgende voorbeeld: A: Ik hou van jou. B: Dank je. Je communiceert je gevoelens niet. Speciale context, normaal niet. De gegeneraliseerde implicaturen verklaren het verschil tussen de logische en de natuurlijke taal. De exclusieve interpretatie van ‘of’ is een voorbeeld van een gegeneraliseerde conversationele implicatuur. Deze interpretatie krijg je normaal gesproken altijd als je ‘of’ gebruikt. Andere voorbeelden: (18) Sommige professoren zijn slim. ›› Niet alle professoren zijn slim. (19) De soep was warm. ›› De soep was niet gloeiend heet. Wat zijn volgens Grice geparticulariseerde conversationele implicaturen? = Implicaturen zijn inferenties die normaal gesproken (in de afwezigheid van een speciale context) getrokken worden op basis van de aanname dat sprekers co¨operatief zijn. I Alleen in speciale contexten komen ze niet tot stand. Normaal gesproken. Meestal is sommige niet alle of niet allebei. Beschouw:(20) A: Hoe laat is het? B: Sommige gasten gaan alweer naar huis. PCI: Het is al laat. (21) A: Waar is Jan? B: Sommige gasten gaan alweer naar huis. PCI: Misschien is Jan al weg. Dezelfde uiting van B roept in (20) en (21) verschillende geparticulariseerde conversationele implicaturen (PCIs) op. Maar de gegeneraliseerde conversationele implicatuur is hetzelfde: niet alle gasten gaan alweer naar huis. Geparticulariseerde conversationele implicaturen zijn dus sterker context afhankelijk dan gegeneraliseerde conversationele implicaturen. Wat zijn implicaturen volgens Grice? = Cancelable. Wat is cancelable volgens Grice/ Cancelability? = Implicaturen kunnen teruggetrokken worden, zonder dat dit tot inconsistentie leidt. Hoe conventioneler de informatie, hoe moeilijker om terug te trekken. Conventionele implicaturen (normaal wel, soms niet) ze zijn cancelability. Dit is een geval van soms wel en soms niet. Je kan ze terugtrekken zonder dat het tot inconsistentie leidt. Voorbeelden: (22) Voor je verjaardag krijg je een racefiets of autorijlessen. En als je heel lief bent, misschien wel allebei. (23) Sommige professoren zijn slim. Sterker nog: alle professoren zijn slim. (24) De soep was warm, gloeiend heet zelfs. Ook geparticulariseerde conversationele implicaturen zijn cancelable. (25) Jan en Marie trouwden en kregen drie kinderen, maar helaas niet in die volgorde. (26) A: Smith doesn’t seem to have a girlfriend these days. B: He has been paying a lot of visits to New York lately, but I don’t think he has a girlfriend there. Over het algemeen geldt: hoe minder de informatie afhankelijk is van de conventionele betekenis, hoe makkelijker ze is terug te trekken. Hoe denkt Grice over of en V? = We gebruiken of over het algemeen exclusief en V inclusief. Volgens Grice hebben ze toch allebei dezelfde letterlijke betekenis. Maar je communiceert meer dan de letterlijke betekenis. Je zegt niet ‘en’ omdat je de kwaliteit hoog wil houden en je niet in beide gelooft. Dus weet je als hoorder dat de spreker niet beide opties bedoelt. Zeg je het wel allebei, is het een onnodige toevoeging, dus schendt je ook weer een maxime. Je bent aan het samenwerken en een balans tussen spreker en hoorder te zoeken. Voor de spreker is het fijn als hij niet alles letterlijk hoeft te zeggen. Je zou kunnen zeggen dat ‘of’ exclusief is, maar dat klopt ook niet altijd. Je zou ook kunnen zeggen dat het ambigu is: exclusief & inclusief. Grice is fan van het scheermes van Ockham: niet meer entiteiten dan nodig toevoegen. Volgens Grice hebben ‘of’ en ‘∨’ dezelfde letterlijke betekenis, en zijn de discrepanties het resultaat van een implicatuur. (27) A: Wat kook je vanavond? B: Lasagne of nasi. Inhoud: B kookt lasagne of nasi of allebei: l ∨n. Conversationele implicatuur: B gaat niet en lasagne en nasi koken: ¬(l ∧n). Inhoud + implicatuur: (l ∨n)∧¬(l ∧n) exclusief ‘of’. Alternatief 1: ‘of’ betekent ´e´en van beide, maar niet allebei. Problemen met zinnen als: (28) A: Als je vanavond lasagna of nasi kookt, kom ik wel een andere keer bij je eten. Alternatief 2: ‘of’ is dubbelzinnig. Vaak betekent het de exclusieve disjunctie (bijv. in (27)) maar in situaties als (28) hebben we te maken met inclusief ‘of’. Het scheermes van Ockham: “Senses are not to be multiplied beyond necessity”. Wat heeft ons dagelijks taalgebruik volgens Grice? = Een onderliggende rationaliteit. Waar gaan we volgens Grice vanuit? = Dat onze gesprekspartners de doelen van de conversatie herkennen en zich afvragen hoe dat wat we zeggen uitgelegd kan worden als een co¨operatieve bijdrage aan het gesprek. Geef een eigen voorbeeld van een conversationele implicatuur. = Als iemand reageert met ‘Ja tuurlijk en ik ben de paashaas.’ Zegt diegene letterlijk dat hij/zij het gelooft, maar het is heel duidelijk dat dat niet zo is. Dit komt omdat hij/zij overduidelijk een maxime schendt. ?? Leg zo precies mogelijk uit hoe deze implicatuur tot stand komt. Welke maximes spelen daar bij een rol? = Ik denk kwaliteit, want je zegt letterlijk dat je het gelooft, maar ik denk ook wel relevantie, want ‘ik ben de paashaas’ is niet echt relevant. ??
Ingezonden op 29-05-2017 - 2650x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!