Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Taalfilosofie
› 10 Vragen over tentamenoverzicht
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Taalfilosofie
10 Vragen over tentamenoverzicht
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aan de hand van wat kun je de filosofen die we hebben behandeld omtrent betekenis met elkaar vergelijken? = 1. Hoeveel en welke betekeniscomponenten ze erkennen. 2. Hoe ze de relatie tussen betekenis en verwijzing zien. 3. Belangrijke kenmerken van hun betekenisbegrip. Welke tak van de taalfilosofie vertegenwoordigt dit deel van de cursus historisch gezien? = De hedendaagse waarheidsconditionele semantiek: die tak van de taalfilosofie die probeert om de betekenis van zinnen te beschrijven in termen van de condities die ze de wereld opleggen, wil de zin waar zijn. Kripke, bijvoorbeeld, heeft erop gewezen dat eigennamen een andere bijdrage aan de waarheidscondities van zinnen leveren dan beschrijvingen. Waar heeft Kripke ons op gewezen? = Dat de eigennamen een andere bijdrage aan de waarheidscondities van de zinnen leveren dan de beschrijvingen. Van wanneer tot wanneer leefde Gottlob Frege? = Van 1848 tot 1925. Wat zijn volgens Frege betekeniscomponenten? = Hij heeft er twee. Betekenis valt niet samen met verwijzing, maar er is een onderscheid tussen Sinn (inhoud) en Bedeutung (verwijzing). Waar voor staan namen in de namen voor een informatieve identiteitsuitspraak? = Namen is een verzamelnaam voor zowel eigennamen (‘Hesperus’) als descripties (‘de avondster’). Waar verwijzen de namen in een informatieve identiteitsuitspraak naar volgens Frege? = Hetzelfde object op een andere wijze. Ze komen overeen in Bedeutung, maar verschillen in Sinn. (Zie onderstaand schema). Wat zijn volgens Frege negatieve existentie-uitspraken? = Uitspraken als ‘De koning van Frankrijk bestaat niet’. Waarom zijn volgens Frege negatieve existentie-uitspraken waar noch onwaar? = Omdat ze een naam bevatten die niet verwijst. Wat zijn niet-extensionele contexten volgen Frege? = Bijv. geloofstoeschrijvingen: ‘De Grieken geloofden dat de morgenster de avondster is’. Waarom kun je bij niet-extensionele contexten de termen met dezelfde verwijzing niet voor elkaar vervangen zonder dat je de waarheidsconditie van het geheel aantast? = Omdat deze uitdrukkingen een ungerade Bedeutung hebben. (Zie ook onderstaand schema). Wat zegt Frege over de relatie tussen betekenis en verwijzing? = De Sinn van een uitdrukking bepaalt de Bedeutung. De met een naam geassocieerde beschrijving stelt ons in staat de drager van die naar te identificeren. Wat zijn volgens Frege essentiële eigenschappen betekenissen? = Sinne zijn abstracte, Platoonse objecten, die door verschillende sprekers gedeeld kunnen worden. Van wanneer tot wanneer leefde Bertrand Russell? = Van 1872 tot 1970. Wat zijn betekeniscomponenten volgens Russell? = Hij heeft er één. De betekenis van een uitdrukking is niets anders dan de verwijzing daarvan. Eigennamen (‘Beatrix’) en descripties (‘de voormalige koningin van Nederland’) verwijzen niet, maar kwantificeren. We moeten die analyseren in termen van predicaten en kwantoren. Wat is het referentialisme? = Dat de betekenis van een uitdrukking de verwijzing is. Hoe verklaart Russell informatieve identiteitsuitspraken? = Informatieve identiteitsuitspraken maken een existentiële claim waarin twee verschillende beschrijvingen figureren (de parafrase voor ‘De morgenster is de avondster’ is bijvoorbeeld: er bestaat precies één x waarvoor geldt dat x de ster is die ’s ochtends als laatste verdwijnt en er bestaat precies één y waarvoor geldt dat y de ster is die ‘s avonds als eerste verschijnt en x en y zijn identiek). Dat dit waar is, volgt niet a priori. (Zie ook onderstaand schema bij Russell). Wat zegt Russell over negatieve existentie-uitspraken? = Ze zijn waar, omdat ze beweren dat er niemand bestaat die aan de descriptie voldoet. Wat zegt Russell over de relatie tussen betekenis en verwijzing? = De met een naam geassocieerde beschrijving stelt ons in staat de drager van die naam te identificeren. Wat zijn volgens Russell essentiële eigenschappen van betekenissen? = In eerste instantie praten we vooral over hoe wij de dingen in de werkelijkheid kennen, niet direct over die dingen zelf. Onze taal bevat amper verwijzende uitdrukkingen; alleen ‘dit’ en ‘dat’ (en misschien ‘ik’) leggen een directe connectie met de werkelijkheid. Van wanneer tot wanneer leefde Saul Kripke? = Hij leeft nog steeds en is geboren in 1940. Welke betekeniscomponenten heeft Kripke? = Één voor eigennamen en twee voor descripties. De betekenis van een eigennaam is niets anders dan de verwijzing, maar de betekenis van een descriptie valt niet samen met de verwijzing. Op descripties is Frege’s theorie van toepassing. Hoe denkt Kripke over informatieve identiteitsuitspraken met eigennamen(‘Hesperus is Phosphorus’)? = Ze drukken een noodzakelijke ware propositie uit, die desalniettemin a posteriori inzichtelijk is. (Zie onderstaand schema Kripke). Wat zegt Kripke over de waarheidswaarde van negatieve existentie uitspraken? = Aangezien eigennamen volgens Kripke direct verwijzen, stelt hij net als Frege dat negatieve existentie uitspraken met eigennamen geen waarheidswaarde hebben. (Zinnen zoals ‘Sinterklaas bestaat niet’). Wat zijn vaste verwijzers volgens Kripke? = Eigennamen zijn vaste verwijzers. Ze verwijzen in iedere mogelijke wereld naar hetzelfde individu. Hoe denkt Kripke over de relatie tussen betekenis en verwijzing? = Met een eigennaam kan wel een beschrijven geassocieerd zijn, maar deze bepaalt niet wie de drager van die naam is. Eigennamen zijn vaste verwijzers, dat wil zeggen dat ze in iedere mogelijke wereld naar hetzelfde individu verwijzen. De verwijzing van een eigennaam wordt vastgelegd tijdens een doopact en vervolgens van spreker po spreker doorgegeven in een causale keten. Wat zegt Kripke over de essentiële eigenschappen van betekenis? = Om succesvol naar een persoon te kunnen verwijzen, hoef je niet in staat te zijn die persoon te identificeren. Het is voldoende als in de taalgemeenschap de verbinding met de doopact behouden is gebleven. Betekenis is dus gemeenschappelijk in plaats van een individueel bezit. Wat wordt vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw door verschillende filosofen benadrukt in een poging om zich af te zetten tegen de (op dat moment) traditionele visie van betekenis vooral een individuele aangelegenheid is? = De sociale componenten in het betekenisbegrip. Waarmee kun je de filosofen die we hebben behandeld op gebied van betekenis, betekenisvol taalgebruik en communicatie vergelijken? = Aan de hand van hun visie op 1. Wat betekenis is en daarbij aansluitend wat 2. Betekenisvol taalgebruik constitueert en 3 wat geslaagde communicatie is. Meer informele benaderingen van taal gaan terug op dit filosofisch werk. Hoe werd de logica daarin niet gezien? = als een belangrijk instrument om feitelijk taalgebruik te analyseren. Van wanneer tot wanneer leefde John Locke? = Van 1632 tot 1704. Wat is betekenis volgens John Locke? = Betekenis is primair een relatie tussen taal en denken. De betekenis van een uitdrukking is het idee/concept dat de gebruiker van die uitdrukking daarmee associeert. Die ideeën worden via zintuiglijke indrukken aangeleverd door de werkelijkheid. Taal is het vehikel waarmee we de ideeën in ons hoofd, die anders privé zouden blijven, met andere kunnen delen. De individuele spreker bepaalt de betekenis van het woord. Wat is het mentalisme? = Dat de betekenis een relatie tussen taal en denken is. Wat is empirisme? = Dat ideeën via zintuiglijke indrukken worden aangeleverd door de werkelijkheid. Wie bepaalt volgens Locke de betekenis van een woord? = De individuele spreker. Wat is taal volgens Locke? = Het vehikel waarmee we de ideeën in ons hoofd, die anders privé zouden blijven, met anderen kunnen delen. Hoe worden ideeën volgens Locke aangeleverd door de werkelijkheid? = Via zintuiglijke indrukken (empirisme). Wat is volgens Locke betekenisvol taalgebruik? = Iemand begrijpt wat hij zegt, wanneer hij over de concepten beschikt die bij zijn woorden horen. Wat is communicatie volgens Locke? = Een proces van coderen en decoderen. Indien de concepten in het hoofd van de hoorder overeenkomen met die in het hoofd van de spreker is de communicatie geslaagd. Wat voor invulling van het traditionele betekenisbegrip vertegenwoordigd Locke en hoe vult Frege dat in? = Locke vertegenwoordigt een mentalistische invulling en Frege vult het platonistisch in. Van wanneer tot wanneer leefde Ludwig Wittgenstein? = Van 1889 tot 1951 Wat is betekenis volgens Wittgenstein? = Er is niet zoiets als DE netjes afgebakende betekenis van een uitdrukking. We kunnen alleen maar kijken naar hoe een uitdrukking gebruikt wordt. Waar die ideeën ook vandaan komen, het mentale is zelf een taal en daarom verschuiven mentale concepten het filosofische betekenisprobleem slechts; ze verklaren niets. Taal is een instrument dat we voor allerlei doeleinden kunnen inzetten, waarvan het benoemen van dingen en gedachtes er slechts één is. De taalgemeenschap bepaalt de betekenis van een woord. Waarom verschuiven volgens Wittgenstein mentale concepten het filosofische betekenisprobleem en verklaren ze niets? = Omdat het mentale zelf een taal is. Wat is taal volgens Wittgenstein? = Een instrument dat we voor allerlei doeleinden kunnen inzetten, waarvan het benoemen van dingen en gedachten er slechts één van is. Wie bepaalt volgens Wittgenstein de betekenis van een woord? = De taalgemeenschap. Wat is volgens Wittgenstein betekenisvol taalgebruik? = Iemand begrijpt wat hij zegt, wanneer hij de gebruikswijzen van dat woord kent. Het is niet nodig om over een scherp omlijnd concept te beschikken. Wat is communicatie volgens Wittgenstein? = Wittgenstein is het met Quine eens. Et valt niets te decoderen. We kunnen alleen maar kijken naar de functie van de taal in de maatschappelijke praktijk. Van wanneer tot wanneer leefde Willard van Orman Quine? = Van 1908 tot 2000. Wat is betekenis volgens Quine? = ‘Betekenis’ (in gebruikelijke zin) is een schimmig begrip. ‘Stimulusbetekenis’ daarentegen is wel een helder begrip; dit is de betekenis die je kunt waarnemen (op basis van wat er in de omgeving gebeurt en de verbale reacties van de sprekers; bij het maken van een radicale vertaling). Er bestaan geen objectieve feiten over woordbetekenissen, maar er zijn altijd meer vertalingen mogelijk, die allemaal adequaat zijn en toch onderling incompatibel. Een taal is een theorie over de werkelijkheid, die zegt wat er bestaat (individuele konijnen of konijnengebeurtenissen, of…) Deze theorie is nodig om de taal te interpreteren en het is mogelijk dat sprekers uit dezelfde cultuur hun wereldbeeld delen, maar het wereldbeeld wordt door de taal niet afgedwongen. Quine impliceert dus geen linguïstische relativisme (de taal die je spreekt heeft invloed op hoe je de wereld ziet). Uitdrukkingen ontlenen hun betekenis aan een netwerk waarin ze met elkaar in verbinding staan. Wat is incompatibel volgens Quine? = Onbepaaldheid van vertaling. Wat is holisme? = Dat uitdrukkingen hun betekenis aan een netwerk waarin ze met elkaar in verbinding staan ontlenen. Bestaan er volgens Quine objectieve feiten over woordbetekenissen? = Nee, maar er zijn altijd meer vertalingen mogelijk die allemaal adequaat zijn en toch onderling incompatibel (onbepaaldheid van vertaling). Wat is taal volgens Quine? = Een taal is een theorie over de werkelijkheid, die zegt dat wat er bestaat (individuele konijnen of konijnengebeurtenissen, of…). Waarvoor is Quines theorie van taal nodig? = Om de taal te interpreteren en het is mogelijk dat de sprekers uit dezelfde cultuur hun wereldbeeld delen, maar het wereldbeeld wordt niet door de taal afgedwongen. Wat is Linguïstisch relativisme = De taal die je spreekt heeft invloed op hoe je de wereld ziet. Impliceert Quine linguïstisch relativisme? = Nee. Wat is volgens Quine betekenisvol taalgebruik? = Iemand begrijpt wat hij zegt, wanneer hij de gebruikswijzen van dat woord kent. Het is niet nodig dat je wereldbeeld overeenkomt met dat van andere taalgebruikers. Wat is volgens Quine communicatie? = Je weet dat je communicatie geslaagd is wanneer de hoorder passende reacties vertoont. Vaak is dat echter niet duidelijk. Van wanneer tot wanneer leefde Herbert Paul Grice? = Van 1913 tot 1988. Wat is betekenis volgens Grice? = Er is een letterlijke betekenis, maar wat een spreker bedoelt gaat meestal verder dan dat. Een deel van de informatie die een spreker overbrengt wordt overgebracht op grond van de aanname dat de spreker zich aan het coöperatieve principe houdt. Dit noemt Grice conversationele implicatuur. Wat is volgens Grice betekenisvol taalgebruik? = Een complete spreker begrijpt niet alleen wat hij zegt, maar is zich ook bewust van wat hij kan communiceren zonder het letterlijk te zeggen. Competente sprekers proberen de uitingen van hun gesprekspartner steeds uit te leggen als een zinvolle bijdrage aan de doelen van het gesprek. Sprekers zijn wel degelijk gecommitteerd aan de implicaturen die ze overdragen. Klopt de implicatuur niet, dan heeft de spreker misschien niet gelogen, maar zijn gesprekspartners dan wel misleid. (Zie ook rechtszaak KPN vs. Pretium.) Wat is communicatie volgens Grice? = Communicatie is veel meer dan het decoderen van de letterlijke betekenis, maar berust op de inferenties die hoorders maken. Communicatie is geslaagd wanneer de gespreksdoelen behaald worden. Het is niet altijd duidelijk wat de doelen zijn, noch is het altijd helemaal duidelijk wat een spreker bedoelt te communiceren. Implicaturen zijn inferenties, gebaseerd op wat de meest waarschijnlijke (dus niet zeker)) verklaring is voor het feit dat de spreker zegt wat hij zegt. Op grond van wat wordt de informatie die een spreker overbrengt overgebracht volgens Grice? = Op grond van de aanname dat de spreker zich aan het coöperatieve principe houdt. Dit noemt Grice conversationele implicatuur. Wat gebeurt er volgens Grice als de implicatuur niet klopt? = Dan heeft de spreker misschien niet gelogen, maar zijn gesprekspartners dan wel misleid. (Zie ook rechtszaak KPN vs. Pretium.) Wanneer is communicatie volgens Grice geslaagd? = Wanneer de gespreksdoelen behaald worden. Wat zijn implicaturen volgens Grice? = Inferenties, gebaseerd op wat de meest waarschijnlijke (dus niet zeker!) verklaring is voor het feit dat de spreker zegt wat hij zegt. Welke twee visies op taal en betekenis zijn er? = Je kunt de filosofen in twee groepen indelen. Afhankelijk van de vraag of ze taal en betekenis als iets individueels zien als iets sociaals. (Zie schema hieronder bij samenvattend). Welke twee visies zijn er op de rol van logica in de (taal)filosofie te onderscheiden? = Aanhangers van het traditionele, individualistische betekenisbegrip zijn doorgaans van mening dat de logica een belangrijke tol te spelen heeft in de analyse van de filosofische problemen. Filosofen die het taalgebruik centraal stellen vinden dat meestal niet. Een vreemde eens in de bijt is Grice. Hoewel de pragmatisch betekenis een uiting met een zekere onzekerheid omgeven is, is ze volgens hem wel deelbaar. En volgens Grice is er wel degelijk een ‘logica’ te ontdekken in ons taalgebruik.
Ingezonden op 30-05-2017 - 1694x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!