Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
HandboekMedischeSecretaresse
› 1 Cellen en weefsels
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
HandboekMedischeSecretaresse
, deel 1
1 Cellen en weefsels
Jaar 1 (mbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Cytologie = leer van cellen Cyt = cel Nuclues = kern van de cel Kern van de cel = drager van erfelijke eigenschappen, besturing functies van cel, besturing productie eiwitten Celmembraan = Celwand, selectieve barrière die regelt wat binnen de cel of uit de cel kan Metabolisme = Stofwisseling Stofwisseling = Uitwisseling van stoffen voor opbouwproducten en afbraakproducten, nodig om te leven Opbouwstoffen = Zijn de belangrijkste voeding voor cellen om zelf te kunnen overleven, glucose en zuurstof Afbraakstoffen = CO2 Defusie = Passief transport, concentratie van moleculen verspreiden zich Osmose = Actief transport, verplaatsing van water van één gedeelte naar ander gedeelte van lichaam waarin stoffen opgelost zijn Semi-permaeabel = Halfdoorlaatbaar celmembraan vormt afscheiding met de buitenwereld en heeft een speciale structuur Chromosomen = Drager van erfelijke eigenschappen, bevindt zich in celkern Aantal chromosomen = 46 chromosomen, 22 paar lichaamschromosomen, 1 paar geslachtschromosoom XX is vrouw XY is man Syndroom van Down = Trisomie 21, bij samensmelten en delen van zaadcel en eicel gaat het chromosomenpaar 21 niet uit elkaar Syndroom van Turner = XO, vrouw zonder ovaria (eierstok) Syndroom van Klinerfeller = XXY, man met borstvorming Mitose = celdeling, waarbij elke cel die zich deelt en die twee identieke cellen vormen Meiose = Reductiedeling, er worden eicellen en zaadcellen aangemaakt met ieder zijn eigen chromosomen Zygote = Bevruchting of samensmelting van eicel en zaadcel Exacerbatie = Verergering van een ziekte die je al hebt Remissie = Stilzetten van ziekte Recidief = Herhaling van ziekte of aandoening Complicatie = Een ander ziektebeeld komt erbij Histologie = Weefselleer Vier soorten weefsels = Dekweefsel Steunweefsel Spierweefsel Zenuwweefsel Dekweefsel = Epitheel bedekt structuren van het lichaam die in contact staan met buitenwereld Steunweefsel = Algemeen kenmerk de cellen liggen los ten opzichte van elkaar Intercelluaire ruimte = Tussenruimte tussen de cellen Matrix = De stof die door cellen geproduceerd is, en vaak druk- en trekvaste vezels bevat Drie soorten steunweefsels = 1 Bindweefsel 2 Kraakbeenweefsel 3 Botweefsel Bindweefsel = In de matrix vinden we veel bloedvaten en vezels, soms ook vetcellen Kraakbeenweefsel = Bevinden zich geen bloedvaten in de matrix maar wel kraakbeenlijm Chondrine = Kraakbeenlijm Botweefsel = Bevinden zich tussen de cellen kalkzouten, bloedvaatjes en collagene vezels Spierweefsels = Heeft als functie het mogelijk maken van beweging Kenmerk spierweefsels = het zijn langgerekte cellen, die contractiele myofibrillen bevatten Myofibrillen = een vezeltje in het cytoplasma van de spiercel dat contractie van de spiercel mogelijk maakt Drie soorten spierweefsels = Glad Dwarsgestreept Hartspier weefsels Gladspierweefsel bevindt zich = In de ingewanden, de wanden van bloedvaten en ademhalingswegen Gladspierweefsel regelen = Autonome werking van deze organen, onbewust en buiten de wil om Gladspierweefsel wordt = Geïnnerveerd door het autonome, onwillekeurige, vegetatieve zenuwstelsel Dwarsgestreepte spierweefsel bevindt zich = In de skeletspieren en mimische spieren van het gelaat Dwarsgestreepte spierweefsels zijn = lange ketens van cellen, waarbij de celwanden verdwenen zijn en één cel dus meer kernen lijkt te hebben Dwarsgestreepte spierweefsels worden = Geïnnerveerd door het willekeurige, animale bewustzijn. Werking krachtiger dan glad spierweefsel, is sneller vermoeid Hartspierweefsel bestaat = Uit cellen met één kern, er is wel een dwarse streepping van de myofibrillen. Hartspierweefsel werkt = Krachtig, snel, autonoom en onwillekeurig Hartspierweefsel = Minder snel vermoeid Zenuwweefsel = Onderscheiden de neuro-gliacellen en de neuronen Neuro-gliacellen = Vormen het steunweefsel van neuronen en spelen een rol bij de voeding van de neuronen Neuronen = Zenuwcellen geven elektrische prikkels door en slaan informatie op Perikaryon = Cellichaam met één of meer korte uitlopertjes en één lange uitloper Dendriet = Eén of meer korte uitlopertjes van Perikaryon Neuriet of Axon = De langere uitloper van de Perikaryon Synaps = De plaats waar de prikkel van de neuriet op de dendriet wordt overgedragen Eindboompje = De plaats waar de prikkel van de neuriet op de spiercellen wordt overgedragen Aplasie = Het niet tot ontwikkeling komen van een orgaan, waarvoor de embryonale aanleg wel aanwezig was Agenesie = Het niet embryonale aanleg van een orgaan Hypoplasie = Verminderde aanleg van een orgaan Atrofie = Achteruitgaande verandering in tevoren normaal weefsel of verschrompeling van orgaan of weefsel Hypotrofie = het aantal en/of het volume van de cellen verminderd is Hypertrofie = Het weefsel neemt toe in volume, doordat de reeds bestaande cellen vergroot worden Hyperplasie = Het weefsel neemt toe in volume, doordat het aantal cellen is vermeerderd Afwijkingen in de celgroei = Metaplasie Dysplasie Anaplasie Metaplasie = Een reversibele {omkeerbare of herstelbare} verandering waarbij een bepaald normaal celtype vervangen wordt door een ander normaal celtype Dysplasie = Een reversibele verandering in volwassen cellen, gekenmerkt door verschillen in grootte, vorm en rangschikking van de cellen. Uit dysplasie kan = Wel een carcinoom ontstaan Anaplasie = Regressieve {achteruitgang} verandering van volwassen cellen in veel primitievere celtypes Anaplasie wordt = Gekenmerkt door een abnormale vorm en grootte van de cellen, abnormale kleurbaarheid van de celkernen Mitotische deling = activiteit waarbij de celkern zich in drieën of vieren deelt
Ingezonden op 04-06-2017 - 1302x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-08-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!