Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EthologieDierenethiek
› 6 F - Leerprocessen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EthologieDierenethiek
, deel 6
6 F - Leerprocessen
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Habituatie = proces waarbij het organisme geleidelijk minder en minder gaat reageren op een stimulus die regelmatig herhaald wordt. Sensitatie = proces waarbij het organisme steeds meer en meer gaat reageren op een stimulus die regelmatig herhaald wordt. Sensorische discriminatie = licht verschillende prikkels kunnen de oorspronkelijke reactie opnieuw uitlokken, bv. een geluid met een andere frequentie Niet-associatief leren = habituatie en sensitatie. Er kan wel associatie optreden bijvoorbeeld als een nieuwe stimulus gevaar kan betekenen maar er bij herhaling geen gevaar blijkt te zijn. De VS (nieuwe stimulus) gaat niet meer vooraf aan gevaar (OS). Ook als de OS in een bepaalde context geplaatst wordt kan deze steeds minder verassend overkomen, terwijl het dier bij verplaatsing weer een OR kan tonen. Klassieke conditionering (type 1) = berust op de associatie tussen een onvoorwaardelijke stimulus (OS) en een onvoorwaardelijke reactie (OR). Wanneer OS geassocieerd wordt met een neutrale stimulus (voorwaardelijke stimulus VS) dan zal na een tijdje de VS op zichzelf de OR kunnen uitlokken. Vanaf dan wordt de OR de voorwaardelijke reactie OR genoemd. Vegetatieve reflex = OR of VR is dit vaak maar niet altijd, doet beroep op de gladde spieren. Reflexen van gestreepte spieren = vaak acties die als functie hebben om de onaangename prikkel te vermijden. Associaties leren = klassieke- en operante conditionering Pseudo-conditionering = een stimulus bedoeld als VS blijkt al een OS te zijn. Bv. vibratie op een plaat voor de schok, maar vibratie blijkt al genoeg om een poot op te willen tillen, dus 2x OS. Conditioneringswetten type 1 = contiguïteit in de tijd, vergeten van de associatie, experimentele extinctie, generalisatie en discriminatie Contiguïteit in de tijd (T1) = de VS moet OS iets voorafgaan of overlappen met begin OS, mogen maximaal enkele seconden van elkaar gescheiden zijn (1 à 2), ook is de mate waarin VS de OS aankondigt belangrijk. Een VS die voor OS opkomt kan soms niet geassocieerd raken omdat OS even vaak of vaker in afwezigheid van VS optreedt (Rescorla-Wagner Model) Vergeten van de associatie (T1) = band VS-VR wordt vergeten als VS niet meer gepresenteerd wordt. Experimentele extinctie (T1) = de VS blijft gegeven worden maar er volgt geen OS meer, dus blijven bellen maar geen vlees aanbieden, speekselen bij de bel (VR) stopt. De band VS-OS verdwijnt echter niet helemaal want er is spontaan herstel, disinhibitie en renewal Spontaan herstel (T1) = als VR verdwenen is kan na rustperiode de VR tot plotseling optreden na presentatie van VS Disinhibitie = wanneer tijdens extinctiefase een nieuwe stimulus gegeven wordt samen met de VS wordt de VR onmiddellijk uitgevoerd. Nieuwe stimulus interfereert met inhibitie zodat VR toch optreedt Renewal van de VR = wanneer extinctie plaatsgrijpt in een andere omgeving dan die waarin het aanleren van de conditionering gebeurd is. VR dooft uit in nieuwe omgeving maar in oorspronkelijke situatie treedt VR toch op Generalisatie = effect van VS kan gegeneraliseerd worden, dus VR treedt ook op als reactie op gelijkaardige maar niet volledig identieke stimulus (witte kiel dierenarts vs. mensen met witte jas). Discriminatie = omgekeerde van generalisatie, twee gelijkaardige VS en men associeert de ene wel met een OS maar de andere niet. Op voorwaarde dat het een onderscheid kan maken tussen de twee. Exitatorische conditionering = conditionering die het gedrag bevordert Inhibitorische conditionering = conditionering die het gedrag niet bevordert Directed-behaviour test = na gaan of het dier de VS geassocieerd met “geen OS” vermijdt, zoals er komt geen voedsel als het dier zich op een bepaalde plaats in de kooi bevindt, het niet zal zich minder bevinden in deze plaats. Summatie test = VS+ wordt geassocieerd met een OS (schok) terwijl VS- wordt geassocieerd met de afwezigheid van OS. VR is optrekken van de poot, wanneer VS+ + VS- dan is er minder VR dan bij VS+ alleen. Vertraging test = een VS wordt eerst als VS- gegeven, als men er dan een VS+ van wil maken dan duurt het veel langer voor de eerste VR optreedt dan wanneer het dier de VS vooraf nooit gekregen heeft. Second-order associaties = ketting van associaties Sensorische pre-conditionering = twee VS worden eerst met elkaar geassocieerd, bv. bel en licht. Dan volgt na bel het vlees (OS), het dier gaat speeksel krijgen (VR) bij de bel (VS1). Dan wordt licht gepresenteerd (VS2) en dier gaat vlug ook speekselen. Tweede associatie vaak wel minder sterk. Overshadowing (maskeren) = twee VS (bel en licht) worden samen gepresenteerd voor de OS. Sommige ontwikkelen een VR na presentatie van alleen de bel en het licht samen, anderen reageren alleen na de bel of alleen na het licht. De ene stimulus heeft de andere gemaskeerd. Stimulusblokkering = eerst is er speeksel (VR) bij een bel (VS1) waarna vlees volgt (OS). Daarna wordt licht (VS2) getoond samen met V1 net voor OS. Speeksel wordt niet gevormd bij VS2 alleen, de associatie bel-vlees blokkeert de associatie licht-vlees. Gebeurt niet wanneer de eigenschap van de OS ook wijzigt. Extinctieblokkering = eerst is een VS1 geassocieerd met een OS die na herhaling een VR uitlokt. Nadien wordt VS1 gecombineerd met een VS2 maar volgt er geen OS. Wanneer VS1 opnieuw gepresenteerd wordt geeft er niet of nauwelijks extinctie plaatsgevonden. Afwezigheid van OS is geassocieerd met VS2 en daarom is VS1-OS gespaard gebleven. Disinhibitie vs. extinctieblokkering = bij disinhibitie is extinctie al aan de gang wanneer VS2 wordt samengevoegd met VS1, bij extinctieblokkering is VS2 vanaf het begin van extinctie gecombineerd met VS1. Emoties = subjectieve belevenissen die niet objectief geobserveerd kunnen worden, dieren communiceren deze via signalen, gedragingen en uitdrukkingen Geconditioneerde emotionele reactie = hond trekt poot in na bel vanwege associatie met schok. Gaat ook gepaard met hoger hartritme en vertoont angst. Eigenschappen: associatie VS-OS verloopt heel vlug en de associatie biedt goed weerstand aan extinctie. “Incubatie van de angst” volgens Eysenck. In plaats van extinctie observeert men een toename in de geconditioneerde emotionele reacties (PTSD). Occasion setting = bij renewal kan extinctie context-gebonden zijn, ook de band VS-VR kan beïnvloed worden door de context waarin VS-OS heeft plaatsgevonden. Omgevingen worden de occasion-setting stimuli genoemd en coderen de VS Positieve occasion setting = in omgeving X wordt VS gevolgd door OS. X + VS lokt VR uit. Alleen VS of alleen X lokt geen VR uit. De omgeving zelf is geen VS geworden. Negatieve occasion setting = in omgeving Z wordt VS gevolgd door OS. Z + VS lokt VR uit. Dan wordt VS gepresenteerd in omgeving X zonder OS (extinctie!), X of VS lokken geen VR uit. De VS blijft de VR wel in omgeving Z uitlokken (renewal). Omgeving Z is zelf een VS geworden. Operante conditionering (type 2) = ook wel instrumentle of skinneriaanse conditionering, hierbij leert een individu dat het eigen gedrag een bepaald gevolg heeft (R-O). Reinforcement = het uitvoeren van gedrag wordt beloond, het dier zal gedrag herhalen in functie van motivationele toestand. Punishment = het uitvoeren van gedrag wordt gestraft, herhaling wordt niet gedaan. Trail and error = na aantal nutteloze gedragingen en dan bij toeval een nuttige zal het dier dit laatste gedrag in de volgende zelfde situatie sneller uitvoeren S-R band = stimulus-response, een bepaalde situatie (een of meer stimuli) lokt een bepaald gedrag uit Skinner-box = doel om motivatie en welzijn te evalueren & opdat dieren zelf de gewenste omgevingsvoorwaarden zouden kunnen bepalen Motorische reactie type 2 = of response, hoofdzakelijk door somatische zenuwstelsel en de gestreepte spieren Conditioneringswetten type 2 = wet van effect/Thorndike, contiguïteit van de tijd, vergeten van de associatie, generalisatie en discriminatie, extinctie, spontaan herstel en paradoxale toename, omission training en tegenconditionering. Wet van effect/Thorndike = gedrag dat aanleiding geeft tot beloning heeft meer kans opnieuw op te treden in eenzelfde situatie, omgekeerd bij gedrag dat aanleiding geeft tot straf. Contiguïteit in de tijd (T2) = onderscheid tussen eerste fase van aanleren en het in stand houden van response. In eerste fase is snelle beloning belangrijk, om een gedrag in stand te houden is het mogelijk geleidelijk enige tijd te laten tussen de uitvoering en de beloning (uitgestelde beloning). Superstitious behaviour = een gedrag dat ongewenst en toevallig geassocieerd wordt met de beloning, bijvoorbeeld als een pup leert te zitten en pas wordt beloond als het al recht staat. Adjunctive behaviour = gedragingen die niets met de conditionering te maken hebben en die vaak optreden tijdens de intervallen tussen de beloningen, waarschijnlijk hetzelfde als overspronggedrag. Dier is in conflict-toestand omdat het moet wachten op de beloning Vergeten van de associatie (T2) = kan net zoals pavloviaanse conditionering vergeten worden indien het niet vaak genoeg herhaald wordt Generalisatie en discriminatie (T2) = duif moet op lichtje pikken voor eten, afwisselend rood en groen. Nadien is alleen groen goed voor eten, dan pikt de duif alleen nog bij groen. Eerst generaliseerde de duif, daarna discrimineerde de duif. Ook wel ‘stimulus control’. Extinctie (T2) = na gedrag wordt geen beloning of straf meer gegeven. Spontaan herstel kan als dit wel weer gebeurd. Gaat trager bij negatieve beloning, uitgestelde beloning, niet-continue beloning, wanneer response meer inspanning vraagt en wanneer de beloning een hoge waarde heeft. Paradoxale toename van response = in het begin van de extinctie, het gedrag zal frequenter voorkomen waarna de frequentie daalt en verdwijnt. Omission training / differential reinforcement of other (DRO) = dier krijgt de beloning op verschillende tijdstippen echter nooit na de uitvoering van de response. Meestal minder efficiënt Tegenconditionering = de response wordt niet (meer) beloond maar er wordt een ander gedrag wel beloond. Inhibeert de response beter dan gewone extinctie! In gedragstherapie word een ander gedrag speciaal uitgelokt zodat ongewenste response niet uitgevoerd kan worden. Werkt alleen als motivatie voor alternatief gedrag groter is dan die van het te inhiberen gedrag is. Conditioned suppression / conditioned emotional responde (CER) = Pavloviaanse conditionering controleert niet alleen reflexen maar kan ook operant doelgericht gedrag beïnvloeden. Bv. rat drukt op hefboom voor voedsel, willekeurig klinkt ook zoemer waarna schok volgt. Bij zoemer verliest rat aandacht voor voedsel door vrees voor de schok. Bij angst = een zoemer voorspelt in 50% van de gevallen een schok, rat stopt met hefboom voor voedsel, gaat schuilen in een hoekje en ontwikkelt maagzweren. De rat kan niet voorzien wanneer de schok komt. Bij vrees = de zoemer voorspelt altijd een schok, de rat vertoont vrees in aanwezigheid van de zoemer maar gedraagt zich daarbuiten normaal en werkt verder om voedsel te krijgen Attenuation = de sterkte van de beloning kan verminderen, bijvoorbeeld wanneer de hond niet meer zo hongerig is. Sociaal belonen bij de hond verliest zijn sterkte niet Self-reinforcing = sommige responses hebben op zichzelf een belonende waarde, bijvoorbeeld een hond die een put graaft in de tuin, het geeft voldoening Primaire beloningen = verbonden met intrinsieke vitale noden van het dier (eten, drinken, seks, thermoregulatie) Secundaire beloningen = krijgen belonende waarde door de individuele ervaringen van het dier doordat ze geassocieerd worden met primaire beloningen (conditioned reinforcers) Reinforcers = beloningen, zijn geen stimuli maar mogelijkheden om gedrag te vertonen. Bv. het eten zelf is de beloning, niet zozeer het voedsel dat als beloning wordt gegeven (principe van Premack). Positieve beloning = response wordt gevolgd door aangename stimulus, frequentie van gedrag verhoogt Negatieve beloning = onaangename stimulus verdwijnt, onaangename stimulus komt niet op of “Sidman avoidance” Escape = dier ontsnapt aan onaangename stimulus, bv. schuilen tegen felle zon, wijken voor sporen Avoidance = dier vermijdt de onaangename stimulus, actief door bijvoorbeeld weg te springen of te bokken, passief door niet te bewegen en bv. in de veilig zone van de kooi te blijven Sidman avoidance = bijzondere vorm van actief vermijden, schok vermijden door tijdig op hefboom te drukken. Geen signaal voor volgende schok. Dier leert dat om de x tijd op de hefboom drukken een schok vermeden wordt. Positieve straf = response wordt gevolgd door onaangename stimulus, bv. paard wil bijten maar krijgt een klap op z’n neus Negatieve straf = response wordt gevolgd door wegnemen van aangename stimulus, bv. hond springt op en eigenaar stopt met aandacht geven. Clicker training = OS wordt Pavloviaans geassocieerd met een VS, een klik wordt gevolgd door voedsel. Hetzelfde zou moeten kunnen worden bekomen door “braaf”, maar dit kan zowel een OS zijn (aandacht) als VS. Een klik is kort, standaard, valt op en kan gemakkelijk gediscrimineerd worden. Contra-free-loading = dieren die naast een vrij bakje voer toch nog op een hefboom duwen om aan voedsel te komen, ze willen toch liever “werken” om ergens aan te komen. Reden kan zijn dat stimuli geassocieerd met het leveren van de beloning zelf secundaire beloningen worden (geluid, licht, rollen van voedsel). Anderzijds zouden dieren in een eentonig milieu door bezigheid aan self-reinforcing doen. Continu conditioneringsprogramma = bij iedere response wordt er beloond of gestraft, vereist in eerste fase van conditionering, leren verloopt dan vlugger. Niet continu of intermitterend = response wordt niet iedere keer beloond of gestraft. 1 programma steunt op aantal responses (ratio), 1 op tijd tussen response en beloning/straf (interval). Houdt reeds aangeleerd gedrag beter in stand dan continu belonen Fixed ratio (FR) = bv. FR5 betekent dat het dier 5x response moet uitvoeren voor een beloning. Vaak pauze na beloning. Variable ratio (VR) = dier wordt beloond volgens toevallige reeks van correcte responses. Geen pauzes na beloning en frequentie hoger dan bij FR. Kan aanleiding geven tot ongewenst gedrag, zoals toegeven bij bedelen, dan 10x nee zeggen en dan toch weer toegeven. Fixed interval (FI) = bv. FI60 betekent dat dieren pas weer beloond mogen worden 60 sec na vorige beloning. Leren dat het geen zin heeft om vroeg te reageren en gaan pas aan het einde van de periode response tonen. Bv. kat weet wanneer het zin heeft naar huis te gaan voor het eten. Variable interval (VI) = bv. VI30 betekent dat beloning rond gemiddeld 30 sec. Geen pauzen en frequentie van responses hoger dan FI. Voor gedragingen die ‘behavioural states’ hebben, bv. lang stilzitten, liggen, wachten. Constraints on learning = iedere diersoort is uitgerust met predisposities om gemakkelijker bepaalde gedragingen te leren dan andere. Bv. hond gebruikt eerder poot, varken eerder snuit. Makkelijker om een paard te leren draven dan om een capriool te leren. Equipotentialiteit der stimuli = behavioristen beweerden dat alle stimuli even goed geassocieerd kunnen worden met elkaar, dit is niet zo! Sommige associaties lopen makkelijker dan andere Taste-aversion learning = bij de rat: smaakprikkels worden gemakkelijker geassocieerd met ziek worden, visuele en akoestische prikkels worden gemakkelijker geassocieerd met pijn. Bij de vogel: visuele prikkel (licht) gemakkelijker geassocieerd met ziek worden. De waarde van de stimulus verandert, positieve waarde van voedsel wordt negatief. Pavloviaans zal bv. geen speekselvorming zijn, operant zal er geen response optreden i.p.v. herhaling. Shaping = aanleren van gedrag door eerst benaderingen ervan te belonen. Bv. paard al belonen bij één stap wijken voor de kuit als er naar een volledige pirouette toegewerkt wordt. Auto-shaping / sign-tracking = proefwaarden zo organiseren dat er veel kansen zijn dat het dier zichzelf traint. Bv. elke keer licht en voedsel, licht en voedsel. Dier gaat dan pikken op belichting. Latent leren / exploratorisch leren = dieren leren door hun omgeving te exploreren Imitatie = nabootsen, observator neemt een gedragspatroon over Vicariant learning = leren door observatie, observator kijkt hoe demonstrateur geleidelijk een probleem oplost, observeren van een leerproces. Geen motorische handeling maar een strategie. Leeftijd speelt een rol, bijvoorbeeld beter te leren van oudere of van moederdier. Sociale facilitatie = individu in de groep vertoont een gedraging en anderen volgen. Observator leert geen nieuw gedrag, gedrag is al eerder geleerd. Positive social modelling = individu verliest sneller vrees door een soortgenoot die stimulus te zien benaderen of manipuleren zonder vrees te vertonen (bv. paard door water) Negative social modelling = zien van een vreesreactie geassocieerd met bepaalde stimuli bevordert vrees bij observator, soms gepaard met soort specifiek alarmsignaal Aha-Erlebniss = plotselinge verbetering in leercurve, het plots begrijpen van een probleem Learning set = het aanleren van een principe in verschillende omstandigheden. Bv. keuze tussen 2 symbolen en de oplossing is om bij de volgende reeks elke keer niet te kiezen voor het symbool dat in de reeks ervoor gekozen was. Aanleren van begrippen = bv. de juiste keuze is het beeld van een boom. Wanneer dier steeds kiest voor verschillende soorten bomen is het begrip “boom” begrepen.
Ingezonden op 07-06-2017 - 1729x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!