Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EthologieDierenethiek
› 10 J – Conflictgedrag en abnormaal gedrag
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EthologieDierenethiek
, deel 10
10 J – Conflictgedrag en abnormaal gedrag
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Intra-individuele conflicten = twee of meer motivaties vragen om actie maar kunnen niet gelijktijdig uitgevoerd worden (aanvallen of vluchten) Thwarting = een motivatie die om acties vraagt die door externe factoren gehinderd wordt, belemmering. Kan geassocieerd worden met frustratie Vrije conflicten = meestal kortstondig, komen voor in de natuur, dier kan overal gedrag tonen en bevindt zich soms in acute stress of conflictsituatie Successief ambivalent gedrag = agressief gedrag wisselt af met vluchtgedrag, bv. op territoriumrand Simultaan ambivalent = dier voert gelijktijdig gedragselementen uit die bij verschillende motivaties horen, bv. baltsende haan laat vleugel hangen (onderdanigheid), en andere heft hij op (dreigen) Intentiebewegingen = alleen het beginstuk van gedrag wordt getoond, bv. opheffen poot Omgericht gedrag = gedrag kan niet op het object gericht worden en dier gebruikt dan een ander object, zoals een soortgenoot lager in de hiërarchie Overspronggedrag of interruptief/irrelevant gedrag = middenin agressief of seksueel gedrag wordt een gedraging vertoond die niks met betrokken motivaties te maken heeft. Meestal zoeken naar voedsel of zelfverzorging. Desinhibitie-hypothese = door van Iersel-Bol, motivaties A en B inhiberen elkaar wederzijds; A inhibeert motivatie C; wanneer A en B simultaan gestimuleerd worden, inhiberen zij elkaar en vervalt dan ook de inhibitie van A op C, zodat C kan geactualiseerd worden Attention switch = door McFarland, frustratie leidt af van stimuli relevant voor de belemmerde motivatie De-arousal function = Delius, slaap en relaxatie worden gecontroleerd door neurofysiologische mechanismen die ook die gedragspatronen uitlokken die vaak als overspronggedrag opkomen, zou dus spanning kunnen verminderen Verliezer en winnaar overspronggedrag = soort overspronggedrag kan bijdragen aan snellere oplossing van conflict. Beide voeren verschillende overspronggedragingen uit, kan indicatie geven over verloop van de strijd. Onvrije conflicten = in gevangenschap, interne conflict blijft omdat omgeving geen mogelijkheden biedt om gedrag waarvoor een hogere motivatie bestaat uit te voeren. Leidt tot chronische stress. Vaak wijkt het gedrag af van normaal, of verkeerd gericht/verkeerde frequentie. Dan gestoord of abnormaal gedrag. Gezien bij moderne intensieve productiesystemen, dierentuinen, gezelschapsdieren en laboratoria. Omgericht gedrag bij gestoord gedrag = heel frequent, bv. biggen die onder de buik van leeftijdsgenoten woelen omdat zij geen stro of aarde hebben Automutilatie = beschadigend gedrag waarbij dieren zichzelf kwetsen Allomutilatie = beschadigend gedrag waarbij dieren andere dieren kwetsen Primaire mutilatie = kunnen zuivere gedragsproblemen zijn ten gevolge van angst of chronische stress die tot stress heeft geleid of het gevolg van fysieke problemen, vaak begint dier te likken of bijten aan regio van pijn of irritatie. Secundaire mutilatie = gevolg van een ander gedrag, zoals wrijven en dan een wond krijgen en toch doorwrijven. Of staarten en oren bijten omdat er niet in stro gebeten kan worden. Fysiek primaire oorzaak kan ook secundaire gevolgen hebben, bv. pijnprikkel veroorzaakt automutilatie, pijn verdwijnt maar dier blijft gedrag uitvoeren. Functie mutilatie = stresstoestanden (tijdelijk) beter verdragen. Apatisch gedrag = sommige dieren vertonen een langdurige immobiliteit en lijken geen belangstelling voor de omgeving meer te vertonen, reageren minder snel op externe prikkels Chronische verminderde drempelwaarde = door een stress situatie veelvuldig drinken (polydipsie, in aanwezigheid van water), eten (hyperfagie), hyperseksualiteit vertonen (in aanwezigheid van vrouwtje). Kunnen door verschillende stresstoestanden uitgelokt worden, niet alleen door pijn, bij sommige lokt sociale isolatie hyperagressiviteit uit. Stereotypieën = worden steeds op dezelfde wijze uitgevoerd, volgens een relatief constant ritme herhaald en zijn ogenschijnlijk zinloos. Kunnen ook door psychofarmaca uitgelokt worden of door hersentrauma’s optreden. Bv. weven, cirkel draaien, heen en weer lopen, tongspelen, kopschudden, achtjes lopen Idiosyncrasieën = stereotypieën die vaak gecombineerd optreden en eigen zijn aan bepaalde individuen, vaak bij varkens. Zoals stangbijten, vacuüm kauwen, tanden knarsen, contractie onderlip Ontwikkeling stereotypie = meestal vanuit intentiebeweging of overspronggedrag. Vaak een multifactoriële oorsprong. Emanciperen van stereotypie = sommige dieren blijven toch verder stereotyperen wanneer men de frustratie opheft, dus stereotypieën ondergaan een ontwikkelingsproces en zijn niet volledig hetzelfde verschijnsel na een bepaalde tijd dan in de beginfase. Kunnen dus eerder vanuit frustratie zijn en later zuiver motorische automatismen. Wiepkema over stereotypieën = littekens op gedragsniveau, of littekengedrag Paradigma van Maier = bv. ratten kiezen voor driehoek (beloning) of cirkel (straf). Dan krijgen ze voor beide symbolen in 50% gevallen straf. Meeste dieren doen een gefixeerde reactie, en springen systematisch naar hetzelfde symbool, of een positie fixatie, springen systematisch naar dezelfde kant. Na opnieuw oplosbaar maken beleven ratten gefixeerde keuze maken, dus geen motorisch patroon maar een keuze wordt gestereotypeerd. Experimentele neurosen = kunnen experimenteel uitgelokt worden door bv. in Pavloviaanse conditionering de discriminatie tussen stimuli voor beloning of straf onduidelijk te maken. Ook als een kat bv. bij zoektocht naar voedsel sterke luchtstroom voelt door kattenluik kunnen zij psychosomatische stoornissen vertonen Fases learned helplessness = 1: twee honden krijgen schok, 1 kan dit tegengaan door neus op knop, 2e kan dit niet en krijgt telkens schok wanneer 1 niet snel genoeg bij knop is. 2: na signaal moeten honden naar ander deel kooi springen om schok te vermijden, na nieuw signaal terugkeren. Proef learned helplessness = na de eerste fase doet hond 1 de sprongproef goed, net als dieren die 1e fase niet gehad hebben. Hond 2 jankt, reageert passief, blijft liggen en ondergaat schokken zonder reactie Eerste hypothese learned helplessness = superstitious behaviour, tijdens 1e fase allerlei gedragingen ten onrechte geassocieerde met schok, durft niks meer te doen (foute hypothese) Tweede hypothese learned helplessness = dier voelt minder stroom bij liggen dus die positie wordt beloond (foute hypothese) Derde hypothese learned helplessness = dier leert dat schokken onafhankelijk van eigen gedrag optreden, leert geen controle te hebben ook als het wel kan, geleerd dat het niet meer kan leren. Learned helplessness = treedt bij dieren maar op wanneer de reactie op motorisch vlak toch enige inspanning vergt, langere schokken meer kans om het te veroorzaken. Te wijten aan onvermogen om motorisch te reageren. Optreden typische fysiologische stressparameters = treden alleen op wanneer een vermindering van voorspelbaarheid en/of van beïnvloedbaarheid (controle) van optredende gebeurtenissen vastgesteld worden. Geen stress = wanneer er mogelijkheid is tot actie, zodat organisme iets kan doen om opnieuw tot evenwicht (norm) te komen. Acute stress = de stressparameters komen kortstondig op omdat het dier geen mogelijkheid heeft tot actie om terug bij de norm te komen Chronische stress = langdurige toestand met stressparameters die vaak aanleiding geeft tot allerlei pathologische verschijnselen (hoge bloeddruk, gewichtsverlies, orgaanbeschadigingen). Paradigma van Weiss = toont belang van controle en voorspelbaarheid aan. Experiment met ratten waarvan 1 controle heeft op schokken, de andere niet. Rat zonder controle ontwikkelde meer maagzweren Active copers = reageren actief in een stresstoestand, reageren eerder sympatisch, meer intrinsiek georganiseerd Passive copers = reageren passief in een stresstoestand, reageren eerder parasympatisch, meer extrinsiek georganiseerd
Ingezonden op 07-06-2017 - 1876x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!