Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

draad, deel 6

6 Duits kapitel 6

Jaar 2 (vwo)

zakgeld krijgen = Taschengeld bekommen
kleedgeld krijgen = Kleidergeld kriegen
een baantje hebben = einen Nebenjob haben
een krantenwijk hebben = Zeitungen austragen
op kinderen passen = auf Kinder aufpassen
een eigen rekening hebben = ein eigenes Konto haben
voldoende zijn = ausreichen
Het geld is niet voldoende. = Das Geld reicht nicht aus.
geld uitgeven aan = Geld ausgeben für
geld lenen = Geld borgen
terugbetalen = zurückbezahlen
met geld kunnen omgaan = mit Geld umgehen können
boodschappen doen = einkaufen gehen
gaan winkelen = einen Einkaufsbummel machen
bedragen = betragen
betalen = bezahlen, zahlen
(aan)bieden = (an)bieten
kopen = kaufen
kosten = kosten
jatten = klauen
stelen = stehlen
goedkoop = billig
verkrijgbaar = erhältlich
financieel = finanziell
genoeg = genug
geopend = geöffnet
gesloten = geschlossen
gratis = kostenlos, umsonst
voordelig = preiswert, preisgünstig
duur = teuer
ongeveer = ungefähr
de bakker = der Bäcker
de bloemenwinkel = der Blumenladen
de drogist = die Drogerie
de boodschappenlijst = die Einkaufsliste
het winkelcentrum = das Einkaufszentrum
de euro = der Euro
de slager = der Fleischer, der Metzger (in Zuid-Duitsland)
de (Zwitserse) franc = der Franken
de kapper = der Friseur
de gebruiksaanwijzing = die Gebrauchsanweisung
het warenhuis = das Kaufhaus
de winkel = der Laden / "-
het materiaal = das Material / -ien
de prijs = der Preis / -e
de rij (bij de kassa) = die Schlange
de schoenenwinkel = der Schuhladen
de sportzaak = das Sportgeschäft
de supermarkt = der Supermarkt / -märkte
het tijdschrift = die Zeitschrift / -en
... vind ik (niet) leuk = ... gefällt mir (nicht)
De blouse is te wijd. = Die Bluse ist zu weit.
De broek is te strak. = Die Hose ist zu eng.
De jas is te lang. = Die Jacke ist zu lang.
De jurk is te groot. = Das Kleid ist zu groß.
De rok is te kort. = Der Rock ist zu kurz.
Het T-shirt is te klein. = Das T-Shirt ist zu klein.
een paar nieuwe schoenen = ein Paar neue Schuhe
een ketting van goud = eine Kette aus Gold
in de aanbieding = im Angebot
20 procent korting = 20 Prozent Rabatt
contant betalen = bar bezahlen
pinnen = mit der Karte bezahlen
passen (vóór aankoop) = anprobieren
passen (goed zitten) = passen
onderhandelen = verhandeln
een maatje groter = eine Nummer größer
vorige week = vorige Woche
vorige maand = vorige Monat
vorig jaar = voriges Jahr
beige = beige
blauw = blau
bruin = braun
geel = gelb
grijs = grau
groen = grün
oranje = orange
roze = rosa
rood = rot
zwart = schwarz
paars = violett
wit = weiß
de (kleding)maat = die Größe
de handschoen = der Handschuh / -e
de kassa = die Kasse
de kassabon = der Kassenzettel
de klant (man) = der Kunde / -n
de klant (vrouw) = die Kundin / -nen
het gat = das Loch / "-er
het merk = die Marke / -n
de BTW = die Mehrwertsteuer (MwSt.)
de portemonnee = das Portemonnaie
de trui = der Pulli / -s
de etalage = das Schaufenster / -
het koopje = das Schnäppchen
de sok = die Socke / -n
de plastic tas = die Tüte / -n
het pashokje = die Umkleidekabine / -n
de verkoper = der Verkäufer / -
de verkoopster = die Verkäuferin / -nen

Ingezonden op 09-06-2017 - 601x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 15-06-2017.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

draad, deel 6

6 Duits kapitel 6