Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Oriëntatie op de samenleving
› 8 Begrippen H8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'
Oriëntatie op de samenleving
, deel 12e editie
8 Begrippen H8
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Sociale stratificatie = systeem waarmee een samenleving categorieën mensen rangschikt in een bepaalde hiërarchie Kastenstelsel = op afkomst of toeschrijving gebaseerde sociale stratificatie Klassenstelsel = sociale stratificatie die zowel op afkomst als persoonlijke prestaties is gebaseerd Intergenerationele mobiliteit = wanneer kinderen een andere, meestal hogere, sociale positie innemen Meritocratie = op persoonlijke verdienste gebaseerde sociale stratificatie Statusconsistentie = mate waarin de sociale positie van een individu op verschillende dimensies van sociale ongelijkheid gelijk blijft Structurele sociale mobiliteit = verschuiving in de sociale positie van grote aantallen mensen: een verandering die eerder aan maatschappelijke verandering dan aan individuele inspanningen toegeschreven kan worden Ideologie = culturele overtuigingen die bepaalde sociale regelingen, waaronder patronen van ongelijkheid, rechtvaardigen Davis-Moorethese = sociale stratificatie heeft een gunstige invloed op het functioneren van een samenleving Kapitalisten = mensen die fabrieken en bedrijven bezitten en met hun activiteiten winst willen maken Proletariërs = mensen die loonarbeid verrichten Vervreemding = gevoel van isolement en ellende dat voortkomt uit machteloosheid Socio-economische status (SES) = samengestelde rangordening die gebaseerd op meerdere dimensies van sociale ongelijkheid. Iemands sociale positie wordt in sociologisch onderzoek gemeten via verschillende variabelen zoals opleidingsniveau en inkomensniveau Bovenmatige consumptie = neiging om bij het kopen en gebruiken van producten rekening te houden met wat deze producten zeggen over sociale posities Inkomen = verdiensten uit werk of investeringen Vermogen = totale waarde van geld en bezittingen minus uitstaande schulden Genderstratificatie = ongelijke verdeling van bezit, macht en privileges tussen de seksen Relatieve armoede = achterstelling van sommige mensen in relatie tot mensen die meer hebben Absolute armoede = achterstelling of gebrek aan bronnen dat levensbedreigend is Feminisering van de armoede = trend dat vrouwen een groeiend deel uitmaken van de populatie van armen
Ingezonden door
milouvdbrug
(
Rijnlands Lyceum Sassenheim
) op 11-06-2017 - 419x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Reacties
Er zijn nog geen reacties.
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!