Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
leeuwarder lyceum
› 3 duits sterke werkwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
leeuwarder lyceum
, deel 1
3 duits sterke werkwoorden
Jaar 3 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
beginnen =anfangen, fing an, angefangen beginngen = beginnen, begann, begonnen bedriegen= betrügen, betrog, betrogen bieden= bieten, bot , geboten verzoeken= bitten, bat, gebeten blijven= bleiben, blieb, geblieben uitnodigen= einladen, lud ein, eingeladen eten= essen, aB, gegessen rijden, varen= fahren, fuhr, gefahren vallen= fallen, fiel, gefallen vangen= fangen, fing, gefangen vinden= finden, fand, gefunden vliegen= fliegen, flog, geflogen vriezen= frieren, fror, gefroren geven= geben, gab, gegeben gaan=gehen, ging, gegangen lukken= gelingen, gelang, gelungen genieten= genieBen, genoss, genossen gebeuren= geschehen, geschah, geschehen winnen= gewinnen, gewann, gewonnen gieten= gieBen, goss, gegossen lijken op= gleichen, glich, geglichen stoppen= halten, hielt, gehalten hangen= hãngen, hing, gehangen heffen= heben, hob, gehoben heten= heiBen, hieB, geheiBen helpen= helfen, half geholfen komen= kommen, kam, gekommen laten= lassen, lieB, gelassen lopen= laufen, lief, gelaufen lenen= leihen, lieh, geliehen lezen= lesen, las, gelesen liggen= liegen, lag, gelegen liegen= lügen, log, gelogen nemen= nehmen, nahm, genommen fluiten= pfeifen, pfiff, gepfiffen raden= raten, riet, geraten ruiken= riechen, roch, gerochen roepen= rufen, rief, gerufen schijnen= scheinen, schien, geschienen slapen= schlafen, schlief, geschlafen slaan= schlagen, schlug, geschlagen sluiten= schlieBen, schloss, geschlossen snijden= schneiden, schnitt, geschnitten schrijven= schreiben, schrieb, geschrieben zwijgen= schweigen, schwieg, geschwiegen zwemmen= schwimmen, schwamm, geschwommen kijken= sehen, sah, gesehen zingen= singen, sang, gesungen zitten= sitzen, saB, gesessen spreken= sprechen, sprach, gesprochen springen= springen, sprang, gesprungen staan= stehen, stand, gestanden stijgen= steigen, stieg, gestiegen stoten= stoBen, stieB, gestoBen strijken= streichen, strich, gestrichen strijden= streiten, stritt, gestritten dragen= tragen, trug, getragen treffen= treffen, traf, getroffen trappen= treten, trat, getreten drinken= trinken, trank, getrunken vergeten= vergessen, vergaB, vergessen verliezen= verlieren, verlor, verloren verdwijnen= verschwinden, verschwand, verschwunden groeien= wachsen, wuchs, gewachsen wassen= waschen, wusch, gewachsen werpen= werfen, warf, geworfen trekken= ziehen, zog, gezogen
Ingezonden op 12-06-2017 - 1160x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!