Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

MeMo

2 Industriële revolutie, alle begrippen

Jaar 2 (vwo)

agrarische revolutie=Grote verandering van de landbouw in de 18e en 19e eeuw, doordat rijke grondbezitters land opkochten en er moderne landbouwmethoden invoerden.
algemeen kiesrecht=Kiesrecht voor iedereen, ongeacht je bezit, opleiding of afkomst; in Nederland in 1919 ingevoerd.
censuskiesrecht=Beperkt kiesrecht dat alleen geldt voor mensen die aan een bepaalde (inkomens)eisen voldoen.
communisme=Stroming binnen het socialisme die ernaar streeft dat arbeiders via een revolutie aan de macht komen, zodat er een klasseloze samenleving ontstaat.
confessionelen=Mensen die vinden dat je bij het besturen van een land uit moet gaan van je godsdienstige overtuiging.
conservatieven=Mensen die alles zoveel mogelijk bij het oude willen laten; zij zagen in de 19e eeuw niets in ideeën over inspraak en vrijheid.
constitutionele monarchie=Een koninkrijk met een grondwet.
emancipatie=Toekenning van gelijke rechten aan mensen.
fabriek=Bedrijf waar op grote schaal met machines producten worden gemaakt.
feminisme=Beweging die opkomt voor de rechten en de positie van vrouwen.
huisnijverheid=Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen.
industrialisatie=De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan.
industriële revolutie=Grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoermiddelen aan het eind van de 18e en in de 19e eeuw.
industriële samenleving=Samenleving waarin industrie het voornaamste middel van bestaan is.
infrastructuur=Alle wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied.
kapitalisme=Economisch systeem waarbij alles draait om geld. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers die proberen zoveel mogelijk winst te maken.
klasseloze samenleving=Een samenleving waarin alle sociale klassen gelijk zijn; er is geen verschil meer tussen arm en rijk.
liberalisme=Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.
massaproductie=Met machines grote hoeveelheden van dezelfde producten maken.
politieke partij=Een vereniging van mensen met dezelfde opvattingen, die zoveel mogelijk stemmen wil krijgen om invloed op het bestuur uit te oefenen.
schoolstrijd=Politieke strijd in de 19e eeuw over de financiële gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar onderwijs.
sociaaldemocraten=Gematigde stroming in het socialisme, die de werk- en leefomstandigheden van arbeiders wil verbeteren via het parlement in plaats van door revolutie.
sociale kwestie=Het probleem van de armoede en de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie.
sociale wet=Een wet die de leef- en werksituatie van mensen verbetert, zoals het verbod op kinderarbeid.
socialisme=Politieke stroming die opkomt voor gelijkheid tussen arm en rijk in de samenleving.
urbanisatie=Verstedelijking; toename van het percentage mensen dat in steden woont.
vakbond=Een vereniging van mensen met een bepaald beroep, die opkomt voor de rechten van werknemers en strijdt voor betere werkomstandigheden.

Ingezonden op 13-06-2017 - 1249x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Alle begrippen van hoofdstuk 4, De tijd van burgers en stoommachines-De industriële revolutie.

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

MeMo

2 Industriële revolutie, alle begrippen