Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
na klarduits
› 1 idiom moeilijk H1 t/10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
na klarduits
, deel 1
1 idiom moeilijk H1 t/10
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Seife=de zeep ausstatten=inrichten verlassen=vertrekken fleißig=ijverig der umzug=de verhuizing Umsteigen=overstappen die Höhle=het hol Der aufstieg=de beklimming Ersetzen=vervangen Beabsichtigen=van plan zijn der schauer=de bui Der ausflug=de excursie, de trip bügeln=strijken die zahlung=de betaling zurücklegen=opzij leggen der Verlust=het verlies die tüte=het zakje die Ermäßigung=de korting abheben=opnemen sich etablieren=zich vestigen erledigen=doen gewähren=toestaan die Steuer=de belasting der Bedarf=de behoefte die Gebühr=de vergoeding das Lager=de opslag ausreichen=voldoende zijn verfügen=beschikken over einnehmen=ontvangen das Lokal=de zaak erweitern=uitbreiden ablegen=uitdoen die Kaution=de borg reichen=genoeg zijn ergeben=blijken ausgleichen=compenseren der Schnitt=de coupe der Anzug=het pak beleben=stimuleren der kasten=het krat fällig=te betalen der Aufwand=de moeite die Gründung=de oprichting anlegen=beleggen die Hose=de broek die Währung=de valuta erhältlich=verkrijgbaar hervorrufen=veroorzaken sich erholen=zich herstellen aufwachen=wakker worden Das geständnis=de betekenis aufweisen=vertonen der zeuge=de getuige Sich erweisen=blijken Die förderung=de subsidie Die Anzeige=de advertentie die Erholung=het herstel entfernen=verwijderen nachweisen=bewijzen Die verwaltung=de administratie der Befund=de bevindingen Die überprüfung=de controle Der schalter=het loket das Fieber=de koorts Verhaften=arresteren Gestehen=bekennen sich beruhigen=kalmeren Die genehmigung=de vergunning Ermitteln=opsporen Erhalten=ontvangen Erwichsen=pakken Vorliegen=aanwezig zijn Ablehnen=afwijzen Erlangen=verkrijgen Die zulassung=de vergunning auftragen=opbrengen Der vorgang=het geval der Mangel=het gebrek löschen=blussen Das verfahren=de procedure die Schulter=de schouder Das verzeichnis=het register Das vorgehen=het optreden Eintreffen=aankomen Die daten=de data der Ausweis=de identiteitskaart stürzen=vallen Erfassen=opnemen auswendig=van buiten leisten=presteren die Fachhochschule=de hbo-instelling verschaffen=bezorgen entsprechen=overeenkomen met starr=star herausfinden=vinden anstreben=streven naar sich bewerben=solliciteren belegen=inschrijven voor der Geruch=de geur die Forschung=het onderzoek betreuen=verzorgen verzweifeln=wanhopen vermitteln=in contact brengen met sich merken=onthouden die Naturwissenschaft=de natuurwetenschap auswerten=evalueren afuzeigen=aantonen der Unterricht=het onderwijs eilen=zich haasten das Studium=de studie ausgezeichnet=uitstekend lauschen=luisteren das Zeugnis=het rapport sich befassen=zich bezighouden leise=zacht zutreffen=kloppen die Vorlesung=het college unterrichten=lesgeven der Kindergarten=de kleuterschool reizen=prikkelen aufregen=opwinden durchführen=doorvoeren die Sozialkunde=de maatschappijleer die Herausforderung=de uitdaging das Heft=het schrift der Einblick=het inzicht der Versuch=de poging die Anforderung=de eis geistig=geestelijk die Gliederung=de opzet der Ansatz=de aanpak der Reiz=de prikkel stimmen=kloppen voraussetzen=veronderstellen staunen=verbaasd zijn bilden=vormen die Weiterbildung=de bijscholing anfassen=vastpakken abgeben=inleveren abschneiden=het er ... afbrengen fortsetzen=vervolgen mitmachen=meedoen übersehen=over het hoofd zien feucht=vochtig erteilen=geven die Lehre=de opleiding bestehen=slagen die Abschlüsse=de examens lehren=les geven in der Bleistift=het potlood die Einführung=de inleiding die Leistung=de prestatie die Aufregung=de opwinding erforderlich=vereist sich bewähren=zich waarmaken sich fürchten=vrezen ergänzen=aanvullen sich eignen=geschikt zijn sich anstellen=in de rij gaan staan erschrecken=schrikken schieben=schuiven versetzen=overgaan absolvieren=afronden riechen=ruiken die Prüfung=het examen lösen=oplossen der Bewerber=de sollicitant hören=horen betrachten=bekijken sich sehnen=verlangen erfordern=vereisen die Voraussetzung=de voorwaarde der Bezug=de relatie ausbilden=opleiden versagen=falen reiben=wrijven das Gedächtnis=het geheugen die Hochschule=de hogeschool heben=tillen berühren=aanraken
Ingezonden op 14-06-2017 - 344x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!