Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fietsband, deel 6

6 Duits Trabitour hoofdstuk 5

Jaar 2 (Gymnasium)

makkelijk; eenvoudig = einfach
vroeg = früh
fout = falsch
juist; correct = richtig
moeilijk = schwierig; schwer
beginnen = beginnen
duren = dauern
uitleggen = erklären
leren = lernen
lezen = lesen
rekenen = rechnen
schrijven = schreiben
spijbelen = (die Schule) schwänzen; schwänzen; die Schule schwänzen
spieken = spicken
vergeten = vergessen
verstaan; begrijpen = verstehen
de school (+mv.)= die Schule, die Schulen
de basisschool = die Grundschule
de havo-school = die Realschule
de vmbo-school; de mavo = die Hauptschule
de vmbo/havo-school = die Sekundarschule
de vwo-school = das Gymnasium
het Gymnasium = das Gymnasium
de leerling (+mv.) = der Schüler, die Schüler
de leerlinge (+mv.) = die Schülerin, die Schülerinnen
de klas (+mv.) = die Klasse, die Klassen
het klaslokaal (+mv.) = das Klassenzimmer, die Klassenzimmer; der Klassenraum, die Klässenraume
de leraar (+mv.) = der Lehrer, die Lehrer
de lerares (+mv.) = die Lehrerin, die Lehrerinnen
de vraag (+mv.) = die Frage, die Fragen
het antwoord (+mv.) = die Antwort, die Antworten
het boek (+mv.) = das Buch, die Bücher
het schrift (+mv.) = das Heft, die Hefte
het proefwerk (+mv.) = die Klassenarbeit, die Klassenarbeiten
het cijfer (+mv.) = die Note, die Noten
een (on)voldoende = eine (un)genügende Note
de minuut (+mv.) = die Minute, die Minuten
het (les)uur (+mv.) = die Stunde, die Stunden
de pauze (+mv.) = die Pause, die Pausen
het lesrooster = der Stundenplan
het huiswerk = die Hausaufgaben {mv}
het onderwijs; de lessen = der Unterricht
het potlood (+mv.) = der Bleistift, die Bleistifte
de gum = der Radiergummi
de pen (+mv.) = der Stift, die Stifte
de balpen (+mv.) = der Kugelschreiber, die Kugelschreiber
de tas (+mv.) = die Tasche, die Taschen
de rekenmachine = der Taschenrechner
het vak (+mv.) = das Fach, die Fächer
het Rapport (+mv.) = das Zeugnis, die Zeugnise
's ochtends (tot ca. 10 uur) = morgens
's ochtends (tot 12 uur) = vormittags
rond het middaguur (ca. 12 tot 13 uur) = mittags
's middags (ca. 13-17 uur) = nachmittags
's avonds (ca. 17-23 uur) = abends
daarna = danach
dan; toen = dann
als eerste; eerst = zuerst
misschien = vielleicht
(on)duidelijk = (un)deutlich
gisteren = gestern
vandaag = heute
morgen = morgen
toepassen = anwenden
opstaan = aufstehen
leren (activiteit leraar) = beibringen
douchen = duschen
invullen; aanvullen = ergänzen
naar school gaan = zur Schule gehen
gaan slapen = schlafen gehen
iets onthouden = sich etwas merken
zich concentreren = sich konzentrieren
blijven zitten = sitzen bleien
kloppen; juist zijn= stimmen
lesgeven = unterrichten
onderstrepen = unterstreichen
overgaan = versetzt werden
doorgaan = weitermachen
het opstel = der Aufsatz
het voorbeeld = das Beispiel
bijvoorbeeld (bijv.) = zum Beispiel
de zin (van een tekst) = der Satz
de oefening = die Übung; die Aufgabe
Biologie = Biologie
scheikunde = Chemie
Duits = Deutsch
Engels = Englisch
aardrijkskunde = Erdkunde; Geographie
Frans = Französisch
geschiedenis = Geschichte
informatica = Informatik
Kunst; ckv; tekenen = Kunst
wiskunde = Mathe(matik)
muziek = Musik
Nederlands = Niederländisch
natuurkunde = Physik
godsdienst = Religion
techniek = Technik
gym; LO; bewegingsonderwijs =Sport
economie = Wirtschaftslehre

Ingezonden op 17-06-2017 - 903x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Fietsband, deel 6

6 Duits Trabitour hoofdstuk 5