Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

1234567 Phrases Clés E & K hoofdstuk 1t/m7

Jaar 1 (Gymnasium)

Ça va? = Hoe gaat het?
Comment tu t'appelles? = Hoe heet je?
Tu es Américaine(e)? = Ben je Amerikaans(e)
Tu parles français? = Spreek je Frans?
Tu as quel âge? = Hoe oud ben je?
Ça va bien = Het gaat goed
Ça ne va pas bien = Het gaat niet goed
Je m'appelle Marieke = Ik heet Marieke
Non, je suis hollandais(e) = Nee ik ben Nederlander (Nederlandse)
Oui, un petit peu = Ja, een beetje
Non, pas du tout = Nee, helemaal niet
J'ai 12 ans = Ik ben 12 jaar

Tu habites où? = Waar woon je?
Quel est ton numéro de téléphone? = Wat is jouw telefoonnummer?
Tu as un chien? = Heb je een hond?
Un chat, qu'est-ce que c'est? = Een kat, wat is dat?
J'habite à Paris = Ik woon in Parijs
C'est le ... = Dat is ...
Non, j'ai un chat = Nee, ik heb een kat
C'est un animal = Dat is een dier
Où est la boulangerie? = Waar is de bakkerij?
C'est loin? = Is het ver?
C'est à coté de l'école? = Is het naast de school?
Vous habitez dans une maison? = Wonen jullie in een huis?
C'est tout droit / à gauche / à droite = Het is rechtdoor / linksaf / rechtsaf
Non, c'est à cinq minutes = Nee, het is 5 minuten hiervandaan
Non, c'est en face de l'école = Nee, het is tegenover de school
J'habite en ville = Ik woon in de stad
Non, on habite dans un appartement = Nee, ik woon in een appartement
Madame, la piscine, s'il vous plaît? = Mevrouw, het zwembad alstublieft?
C'est ouvert? = Is het open?
Quelle heure est-il? = Hoelaat is het?
Le zoo est ouvert le lundi? = Is de dierentuin open op maandag?
C'est tout droit = Het is rechtdoor
Oui, de dix heures à six heures = Ja, van tien uur, tot zes uur
Il est midi = Het is 12 uur 's middags
Je ne sais pas = Ik weet het niet
Non, ce n'est pas loin = Nee, het is niet ver
Tu as un petit frère = Heb je een broertje?
Comment elle s'appelle? = Hoe heet zij?
Elle a quel âge? = Hoe oud is zij?
C'est quand son anniversaire? = Wanneer is zij jarig?
Quelle est sa fête préférée? = Wat is haar lievelingsfeest?
Non, j'ai une grande soeur = Nee, ik heb een grote zus
Elle s'appelle Alizée = Zij heet Alizée
Elle a vingt-deux ans = Zij is 22 jaar
C'est le trois février = Dat is op 3 februari
C'est Noël = Het is Kerstmis
Où est ta chambre? = Waar is jouw slaapkamer?
Comment est ta chambre? = Hoe is je slaapkamer?
Il y a un ordinateur dans ta chambre? = Is er een computer in jouw slaapkamer?
Tu as une télé? = Heb je een televisie?
Tu as beaucoup de posters? = Heb je veel posters?
Ma chambre est au premier étage = Mijn kamer is op de eerste verdieping
Ma chambre est moderne = Mijn slaapkamer is modern
Non, l'ordinateur est dans le bureau = Nee, de computer is in het kantoor
Non, je n'ai pas de télé = Nee, ik heb geen televisie
Oui, j'ai dus posters de Beyoncé = Ja, ik heb posters van Beyoncé
Tu vas au collège? = Ga jij naar de middelbare school?
Tu es en quelle classe? = In welke klas zit jij?
C'est qui tot prof de français? = Wie is je leraar Frans?
Il est sympa? = Is hij aardig?
Tu as des devoirs? = Heb jij huiswerk?
C'est pour quand? = Voor wanneer is het?
Oui, je vais au collège = Ja, ik ga naar de middelbare school
Je suis en cinquième = Ik zit in de eerste klas
C'est monsieur Duval = Het is meneer Duval
Non, il est sévère = Nee, hij is streng
Oui, j'ai des devoirs de maths = Ja, ik heb huiswerk voor maandag
C'est pour lundi = Het is voor maandag
Comment tu vas au collège? = Hoe ga je naar de middelbare school?
Tu habites loin de collège? = Woon je ver van school?
Quelle est ta matière préférée? = Wat is jouw lievelingsvak?
Tu aimes l'histoire? = Houd je van geschiedenis?
La géographie, c'est intéressant? = Is aardrijkskunde interessant?
Je vais à l'école en bus = Ik ga naar school met de bus?
J'habite à 3 kilomètres du collège = Ik woon 3 kilometer van school
C'est la musique = Het is muziek
Non, je déteste l'histoire = Nee, ik heb een hekel aan geschiedenis
Non, la géographie, c'est casse-pieds = Nee, aardrijkskunde is saai
C'est qui Nathalie?= Wie is Nathalie?
Qu'est-ce qu'elle porte?= Wat draagt zij?
Comment tu trouves son pull?= Hoe vind je haar trui?
Tu aimes bien sa veste?= Vind je haar jasje leuk?
Tu as une nouvelle jupe?= Heb je een nieuwe rok?
Tu fais quelle taille?= Wat is jouw maat?
C'est la fille blonde = Het is het blonde meisje
Elle porte un jean bleu= Zij draagt een blauwe spijkerbroek
Il est trop petit = Hij is te klein
Oui, sa veste est belle = Ja, haar jasje is mooi
Non, mais j'ai un nouveau pantalon = Nee, maar ik heb een nieuwe broek
Je fais du 38 = Ik heb maat 38
Qu'est-ce que tu vas faire? = Wat ga je doen?
Tu vas dans quel magasin? = Naar welke winkel ga je?
Qu'est-ce que tu vas acheter? = Wat ga je kopen?
C'est cher? = Is het duur?
Il coûte combien? = Hoeveel kost het?
Je vais faire les magasins = Ik ga winkelen
Je vais à la parfumerie = Ik ga naar de parfumerie
Je vais acheter un parfum = Ik ga een parfum kopen
Non, ce n'est pas cher = Nee, het is niet duur
Soixante-dix euros = Zeventig euro
Tu fais du sport? = Doe je aan sport?
Quel est ton sport préféré? = Wat is je lievelingssport?
Qu'est-ce que tu fais comme sport? = Wat doe je voor sport?
Tu fais souvent du tennis? = Tennis je vaak?
Tu aimes l'athlétisme? = Houd je van atletiek?
Oui, je fais du sport. = Ja, ik sport.
Non, je ne fais pas de sport. = Nee, ik sport niet.
C'est la natation. = Het is zwemmen.
Je fais du tennis. = Ik tennis.
Oui, deux fois par semaine. = Ja, twee keer per week
Non, je déteste l'athlétisme. = Nee, ik heb een hekel aan atletiek.
Ninon est comment? = Hoe ziet Ninon er uit?
Elle est grande? = Is ze groot?
Elle a les cheveux blonds? = Heeft ze blond haar?
Elle a les cheveux longs? = Heeft ze lang haar?
Elle a les yeux marron? = Heeft ze bruine ogen?
Elle est mignonne. = Ze is knap.
Non, elle mesure 1 mètre 45. = nee, ze is 1 meter 45 lang
Non, elle a les cheveux roux. = nee, ze heeft rood haar.
Non, elle a les cheveux courts. = nee, ze heeft kort haar.
Non, elle a les yeux bleus. = nee, ze heeft blauwe ogen.
Tu as passé une bonne soirée? = Heb je een leuke avond gehad?
Comment était le concert de Paradis? = Hoe was het concert van Paradis?
Qu'est-ce que vous avez fait? = Wat hebben jullie gedaan?
Christophe joue de quel instrument? = Welk instrument speelt Christophe?
Comment s'appelle le dernier album? = Hoe heet het laatste album?
Oui, super = Ja, Super
C'était pas mal = Het was niet slecht
Nous avons dansé = Il joue de la guitare = Hij speelt de gitaar
Il s'appelle Folies = Het heet Folies
Tu as regardé la télé hier soir? = Heb je gisteravond tv-gekeken?
À quelle heure il a commencé? = Hoe laat begon die?
C'est un bon film? = Is het een goede film?
Tu aimes les comédies? = Hou je van komedies?
Comment tu trouves le jeune acteur? = Hoe vind je de jonge acteur?
Oui, j'ai regardé un film = Ja, ik heb een film gekeken
Il a commencé à 21 heures = Die begon om 21.00 uur
Oui, c'est un film fantastique = Ja, het is een fantastische film
Oui, j'adore les comédies = Ja, ik ben dol op komedies
Il est drôle = Hij is grappig

Ingezonden op 25-06-2017 - 1524x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Als er foutjes zijn zeg het even en ik verander ze!
Veel succes met oefenen

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

1234567 Phrases Clés E & K hoofdstuk 1t/m7