Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

sam, deel 1

1 Spaans woorden pta 2017 h4

Jaar 1 (havo)

Productos españoles = Spaanse producten
El supermercado = de supermarkt
La cocina mexicana = de Mexicaanse keuken
El pescado = de vis
Las gambas = de grote garnalen
¿cómo se dice? = Hoe zeg je dat?
El queso = de kaas
No lo sé = Ik weet het niet.
Nunca = nooit
El jamón serrano = de serranoham
La uva = de druif
El limón = de citroen
El cava = Spaanse ‘champagne’
El espárrago = de asperge
La fresa = de aardbei
La naranja = de sinaasappel
El plátano = de banaan
El tomate = de tomaat
La cereza = de kers
El chorizo = de Spaanse paprikaworst
El pedido = de bestelling
El cliente = de klant
La cantidad = de hoeveelheid
La leche entera = de volle melk
El vino tinto = de rode wijn
Comprar = kopen
El menú del día = het dagmenu
Tomar = nemen
De primero = als voorgerecht
De segundo = als hoofdgerecht
De postre = als nagerecht
La carne = het vlees
El litro = de liter
Hacer dieta = op dieet zijn
Adelgazar = afslanken
Estar preocupado/-a por = bezorgd zijn om
Es verdad = Dat is waar
La receta = het recept
Mágico/-a = magisch
Solucionar = oplossen
Un poco menos/ más = een beetje minder/ meer
El ejercicio = de lichaamsbeweging
La moda = de mode
Beber = drinken
El alimento = het voedingsmiddel
El yogur = de yoghurt
¿Qué opinas? = Wat vind je?
La comida rápida = het fastfood
Consumir = consumeren
Sobre todo = vooral
La sal = het zout
Por supuesto = natuurlijk, uiteraard
El secreto = het geheim
La legumbre = de groente
El cereal = het graanproduct
Por mes = per maand
La pasta = de pasta
El arroz = de rijst
El cuscús = de couscous
La patata = de aardpappel
A diario = dagelijks
La cebolla = de ui
El pollo = de kip
La ternera = het kalfsvlees
La harina = de meel
El pimiento = de paprika
El mejillón = de mossel
La paella = de paella
La ensalada mixta = de gemengde salade
El gazpacho = de koude soep met tomaat
Los macarrones = de macaroni
La tortilla española = de aardappelomelet
El flan = de pudding
El helado = het ijs
La cerveza = het bier
La especialidad = de specialiteit
¿Qué vas a pedir? = Wat ga je bestellen
Faltar = ontbreken
Frío/ -a = koud
Caliente = warm
La esquina = de hoek
Completo/-a = compleet
Equilibrado/-a = evenwichtig
Casi siempre = bijna altijd
La dificultad = de moeilijkheid
El minuto = de minuut
Pelado/-a = geschild
Cortado/-a = gesneden
La rodaja = het schijfje
La taza = het kopje
Las instrucciones = de aanwijzigingen
Calentar = verhitten
La sartén = de koekenpan
Echar = toevoegen
Remover = omroeren
El recipiente = de kom
Mezclar = mengen
Más o menos = ongeveer
Sacar = eruit halen
Un poquito de = een beetje
La cucharada = de theelepel
Cenar = dineren
Me parece = Het lijkt me
Tener hambre = honger hebben
Hemos comido = We hebben gegeten
Ha sido = Het is geweest
Bueno = Nou ja
No sé = Ik weet het niet
Rico/-a = heerlijk
La pregunta = de vraag
El café con leche = de koffie met melk
El bocadillo = het belegde broodje
El atún = de tonijn
Quizás = misschien
Fatal = Beroerd
Llenar = vullen
El cuchillo = het mes
La ensalada = de salade
Celebrar = vieren
Redondo/-a = rond

Ingezonden op 01-07-2017 - 355x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

sam, deel 1

1 Spaans woorden pta 2017 h4