Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
5821_Grieks
› 2023 20,21,22,23a
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
5821_Grieks
2023 20,21,22,23a
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ἡ πατρίς {πατρίδος} = vaderland τὸ ἔπος = verhaal, uitspraak, woord σώφρων {σώφρονος} = verstandig ξένος = buitenlands; vreemd προσέρχομαι = ergens naar toe gaan προσῆλθον{+ dat.} = ik ging naar τὸ εἶδος {εἴδους} = gestalte, uiterlijk, vorm, soort ὁ βασιλεύς {βασιλέως) = koning ἐντυγχάνω {+ dat.} = ontmoeten, tegenkomen ἐνέτυχον = ik ontmoette εὐμενής (εὐμενοῦς) = goedgezind, welgezind δέχομαι = ontvangen, aannemen ἐρωτάω (+ acc) = vragen (aan) τὸ ἔθνος (ἔθνους) = volk εὐρύς (εὐρέος), εὐρεῖα, εὐρύ (εὐρέος) = breed πάντως = geheel en al, volkomen σαφής (σαφοῦς) = duidelijk ἀληθής (ἀληθοῦς) = waar, werkelijk ὁ μῦθος = verhaal, mythe, woord ψευδής (ψευδοῦς) = leugenachtig, onwaar ἐπί + dat. = aan, bij, op ἡ ναῦς (νεώς) = schip τὸ ψεῦδος (ψεύδους) = leugen ἀναγιγνώσκω = herkennen ὁ ἐνιαυτός = jaar εἴσω = naar binnen ὑπό + gen. = door (toedoen van) δυσμενής (δυσμενοῦς) = vijandig, slechtgezind πρό + gen. = voor τρέφω = voeden, opvoeden πρίν + inf./AcI = voordat οἴχομαι = weg(gegaan) zijn ὡς = zoals, zodra als, toen ᾐσθομην= ik bemerkte, nam waar αἰσθάνομαι = (be)merken, waarnemen ἡ ἰσχύς (ἰσχύος) = kracht ἠρόμην = ik vroeg ταχύς (ταχέος), ταχεῖα, ταχύ (ταχέος) = snel πάλαι = lang geleden, vroeger, allang τὸ τάχος (τάχους) = snelheid τὸ κράτος (κράτους) = kracht τὸ βάθος (βάθους) = diepte, hoogte κομίζω = brengen, halen, meenemen, verzorgen ὁ οἰκέτης = slaaf, bediende ὁ/ἡ ἰχθῦς (ἰχθύος) = vis ποῦ; = waar? ὁ γονεύς, οἱ γονεῖς = ouder(s) ψεύδομαι = liegen τὸ γένος (γένους) = geslacht, afkomst, soort ἡ μνήμη (+ gen.) = herinnering (aan) σύν + dat. = met, in gezelschap van, met behulp van τὸ ὄρος (ὄρους) = berg πᾶς (παντός), πᾶσα (πάσης), πᾶν (παντός) = geheel, ieder, allen τὸ κτῆμα (κτήματος) = bezit οἴομαι = denken, menen ἡδυς (ἡδέος), ἡδεῖα, ἡδύ (ἡδέος) = aangenaam, fijn που = ergens, denk ik, misschien τοιόσδε, τοιάδε, τoιόνδε = zodanig, dergelijk ὁ ποῦς (ποδός) = voet ταχέως = snel λευκός = wit ἐκπλήττω = verbijsteren, laten schrikken ἐκπλήττομαι = versteld staan, hevig schrikken τὸ ἔτος (ἔτους) = jaar σιγάω = zwijgen, stil zijn οὐδείς (οὐδένος), οὐδεμία, οὐδέν (οὐδένος) = niemand, niets, geen enkel(e) μηδείς (μηδένος), μηδεμία, μηδέν (μηδένος) = niemand; niets; geen enkel ἐπυτόμην = ik vernam λογίζομαι + acc. = overwegen, bedenken ὁ ἆθλος = wedstrijd, strijd, inspanning τὸ τόξον = boog μιμνῄσκομαι + gen. = zich herinneren ὥν (ὄντοσ), οὖσα, ὄν (ὄντοσ) = zijnde τείνω = spannen, strekken δώδεκα {wordt niet verbogen} = twaalf πειράομαι + gen./inf. = beproeven, op de proef stellen, proberen te ἔξεστι(ν) + (dat. en) inf. = het is (voor iemand) mogelijk/geoorloofd om μέμφομαι + dat. = berispen, aanmerking maken op ὀργίζομαι (+ dat.) = boos worden (op), boos zijn (op) ῥᾴδιος = gemakkelijk ῥᾴδιως = gemakkelijk, met gemak ἄρχομαι = beginnen καθίζομαι = (gaan) zitten κάτω = (naar) beneden τοτὲ μὲν ... τοτὲ δέ = nu eens ... dan weer δοκέω (+ dat.) +inf. / + inf./AcI = (toe)schijnen (aan), menen, denken ἅτε + ptc. = omdat ὀ θυμός = hart, gemoed ἔπαθον = ik leed, ondervond τὸ πρόσωπον = gezicht ἀληθῶς = werkelijk, echt τὸ σῆμα (σήματοσ) = teken ἐάω = (toe)laten, toestaan ἔτεκον = ik baarde, bracht ter wereld δυνατός = in staat, mogelijk (ἀ)δύνατόν ἐστι(ν) = het is (on)mogelijk ἔνειμι = erin zijn τὸ δένδρον = boom κόπτω = slaan ὁ χρυσός = goud ὁ ἄργυρος = zilver κοσμέω (+dat)= ordenen, versieren (met) ἡ δειρή = hals, nek ὅς, ἥ, ὅ = die, dat, wie, wat τοσοῦτος, τοσαύτη, τοσοῦτο = zo groot, zoveel οὔτε ... οὔτε = noch ... noch πολέμιος = vijandig κάκιστος = slechtst, zeer slecht ὁ δαίμων (δαίμονοσ) = godheid ἐμαυτοῦ, ἐμαυτῆς = (van) mijzelf συνοικέω + dat. = samenwonen met ὁ/ἡ βοῦς (βοόσ) = rund, koe ὁ τρόπος = manier ἡ τράπεζα = tafel τὸ στόμα (στόματοσ) = mond ὁ φόνος = moord τελευτάω = (be)eindigen, sterven ἔτυχον + gen. = ik trof, kreeg ἤνεγκον (stam ἐνεγκ-) = ik bracht, droeg οἱ παρόντες = aanwezigen αἱ πύλαι = poort ζήω, inf. ζῆν = leven σπάω = trekken παραινέω = aansporen, vermanen πέλας + gen. = dichtbij τολμάω = durven ἀπατάω = bedriegen ὡς τάχιστα = zo snel mogelijk ἥκιστα = (aller)minst, volstrekt niet ἡ ὥρα = seizoen, tijd ὥρα ἐστί(ν) + inf. = de tijd is om, het is tijd om ὁ τόπος = plaats νικάω = overwinnen ἡ ἔρις, ἔριδος, acc. ἔριν = strijd, ruzie, twist βασιλεύω = koning zijn ἴδιος = eigen μέσος = midden-, in het midden ἡ ἀκρόπολις, ἀκροπόλεως = akropolis, burcht ἔφηνα = ik toonde, liet zien ὁ μάρτυς, μάρτυρος = getuige ἄμφω = beide(n) λύω = losmaken, beslechten ἀγείρω, aor. ἤγειρα = verzamelen ἤγειρα = ik verzamelde, wekte (op), moedigde aan ὁ δικαστής = rechter ἑαυτοῦ, ἑαυτῆς, ἑαυτοῦ, ἑαυτῷ, ἑαυτῇ, ἑαυτῷ, ἑαυτόν, ἐαυτήν, ἑαυτό = zichzelf
Ingezonden op 02-07-2017 - 371x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!