Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
boe
› 18 Latijn Vivat Roma! woorden H3-5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
boe
18 Latijn Vivat Roma! woorden H3-5
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Troianus = Trojaans / Trojaan est = hij/zij/het is currere = rennen fugere = vluchten non = niet senex, senes = oude man enim = immers puer = jongen et = en cur = waarom timere = bang zijn bellum = oorlog saevire = woeden quoque = ook sed = maar eheu = ach! helaas! cadere = vallen clamare = schreeuwen / roepen at = maar neque... neque = noch... noch audire = luisteren / horen omnes = allen consistere = blijven staan rogare = vragen ubi = waar femina = vrouw autem = echter respondere = antwoorden iterum = opnieuw / weer tum = toen / dan tacere = zwijgen pergere = verdergaan Graecus = Griek appropinquare = naderen repetere = teruggaan errare = ronddwalen quaerere = zoeken fuga = vlucht subito = plotseling umbra = schim apparere = verschijnen dicere = spreken / zeggen patria = vaderland novus = nieuw regnum = koninkrijk manere = te wachten staan / wachten demum = zo-even / pas parere = gehoorzamen navis, naves = schip mare, maria = zee stare = staan lacrimare = huilen procul = ver weg etiam = ook dormire = slapen ludere = spelen sunt = zij zijn dolere = verdrietig zijn nam = want quo = waarheen nescire = niet weten servus = slaaf serva = slavin videre = zien tectum = huis / dak somnium = droom dea = godin mater, matres = moeder desiderare = missen / verlangen naar postulare = eisen somnus = slaap interea = intussen urbs, urbes = stad cogitare +acc = denken aan quid = wat facere = doen amare = beminnen / liefhebben / houden van sentire = voelen sol, solem = zon non iam = niet meer lucere = schijnen nubes, nubes = wolk ventus = wind statim = meteen iubere = bevelen iam = reeds / al iactare = heen en weer slingeren unda = golf urgere = in het nauw brengen in = naar / in ad = naar caelum = hemel tendere = uitstrekken deus = god magnus = groot tempestas = storm ita = zo servare = redden silva = bos esse = zijn ibi = daar via = weg reperire = vinden posse = kunnen puella = meisje gerere = dragen circum = rondom caput, capita = hoofd vocare = roepen venire = komen huc = hierheen quis = wie fortasse = misschien vos = jullie iuvenis, iuvenes = jongeman / man socius = metgezel / makker is, ea, id = hij / zij / het tu = jij / u dic = zeg eens terra = land / aarde regere = regeren / besturen Dido, Didonem = Dido regina = koningin iuvare = helpen monstrare = tonen / wijzen / laten zien deinde = vervolgens avertere = afwenden fluere = stromen heu = eheu = ach! helaas! ego = ik relinquere = verlaten exclamare = uitroepen autem = echter / maar / nu pervenire = aankomen / bereiken templum = tempel ante = vóór sedere = zitten homo, homines = mens / man salutare = begroeten / groeten vir, viri = man dolus = list parare = voorbereiden / klaarmaken filius = zoon natus = zoon adiuvare = helpen fallere = bedriegen / misleiden Carthago, -inem = Carthago ire = gaan donum = geschenk ferre = brengen / dragen nunc = nu mandare = opdragen forma = vorm / gedaante / uiterlijk petere = gaan naar / opzoeken amor, amores = liefde cor, corda = hart excitare = opwekken deponere = neerzetten / neerleggen / afleggen regia = paleis lectus = bed / aanligbed tollere = optillen / opheffen mons, montes = berg inter = tussen flos, flores = bloem intrare = binnengaan sedes, sedes = zeter Tyrius = Tyriër / Carthager convenire = samenkomen vestis, vestes = kleed / kleding / kledingstuk / kleren tegere = bedekken ubique = overal cena = maaltijd centum = 100 / honderd hospes / hospites = gast excipere = ontvangen alii... alii = sommigen... anderen mensa = tafel vinum = wijn implere = vullen distribuere = uitdelen adire = gaan naar dare = geven et... et = zowel... als / ... en ook movere = bewegen / ontroeren accipere = ontvangen / aannemen memoria = herinnering animus = hart / geest paulatim = langzamerhand expellere = verdrijven / verjagen post = na convivium = feestmaal carmen, carmina = lied recitare = voordragen lumen, lumina = licht nox, noctes = nacht fugare = verjagen bibere = drinken sermo, sermones = gesprek multa = veel postremo = tenslotte nos = wij insidae = hinderlaag narrare = vertellen over fatum = lotgeval error, errores = zwerftocht oculus = oog habere = hebben / houden pater, patres = vader sic = zo / als volgt incipere = beginnen dolor, dolores = verdriet renovare = hernieuwen praeterire = voorbijgaan sidus, sidera = ster suadere = aanraden cognoscere = leren kennen / vernemen cupere = begeren / willen / wensen vix = nauwelijks tamen = toch annus = jaar decimus = tiende nondum = nog niet capere = innemen / pakken / nemen itaque = dus / daarom primo = eerst auxilium = hulp equus = paard clam = in het geheim aedificare = bouwen complere = vullen ceteri = overigen / overige nocte = 's nachts a / ab = vanaf / vandaan ora = kust navigare = vragen occultare = verbergen insula = eiland in = in / op relinquere = verlaten / achterlaten de = vanaf / van... af murus = muur spectare = kijken nec... nec = noch... noch castra = legerkamp laetus = verheugd / blij porta = poort aperire = openen an = of flamma = vlam / vuur urere = verbranden intra = binnen ducere = voeren / leiden / brengen sacerdos, -otes = priester cum = samen met / samen e / ex = uit credere = geloven / vertrouwen numquam = nooit carere = missen / zijn zonder miles, milites = soldaat certe = zeker / ongetwijfeld hasta = lans haerere = blijven steken / vastzitten ecce = kijk! / kijk rex, reges = koning trahere = trekken / slepen nomen, nomina = naam sine = zonder per = over / door... heen sanguis, -inem = bloed lingua = tong primum = eerst invadere = binnenvallen / aanvallen corpus, corpora = lichaam dens, dentes = tand venemum = vergif necare = doden temptare = proberen clamor, clamores = geschreeuw frustra = tevergeefs mors, mortes = dood horrere = huiveren modus = manier / wijze punire = straffen arma = wapens / wapenrusting ponere = plaatsen / zetten filia = dochter fata = lotsbeschikkingen ornare = versieren surgere = oprijzen / opstaan liberare = bevrijden coniunx, coniuges = echtgenoot custos, custodes = wachter / bewaker caedere = doden omnia = alle / alles maestus = bedroefd plurimi = zeer veel vulnus, vulnera = wond pes, pedes = voet fidus = trouw / betrouwbaar salus, salutes = redding / heil multus = veel funus, funera = begrafenis / dood varius = verschillend / allerlei labor, labores = inspanning / arbeid tandem = eindelijk aspicere = zien / aanschouwen ille = hij eripere = ontrukken aan hostis, hostes = vijand altus = hoog ruere = instorten defendere = verdedigen satis = genoeg Penates = Penaten / huisgoden magis = meer atque = en pugna = strijd undique = aan alle kanten / van alle kanten caedes, caedes = bloedbad / slachting bonus = goed pulcher = mooi Romanus = Romein / Romeins medius = middelste ara = altaa miser = ongelukkig impellere = drijven naar / aanzetten tot vadere = gaan tempus, tempora = tijd egere = nodig hebben cedere = gaan / komen unus = één telum = wapen instare = achternazitten tenere = hebben / houden / vasthebben / vasthouden gladius = zwaard percutere = doorboren vita = het leven fundere = uitstorten iratus = woedend meus = mijn
Ingezonden op 17-09-2017 - 626x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!