Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Toolkit Spelbegeleiding
› 3 H3: De verschillende verschijningsvormen van spel
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'
Toolkit Spelbegeleiding
, deel 1e druk
3 H3: De verschillende verschijningsvormen van spel
Jaar 2 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Oefenspel = gekenmerkt door het herhalen van zintuiglijke en / of motorische handelen puur om het plezier in de handelingen zelf. Helpt het kind motorische en zintuiglijke vaardigheden en denkstructuren rondom de relatie tussen voorwerpen te ontwikkelen. (Piaget) Symbolisch spel = gekenmerkt door voorwerpen die iets anders voorstellen dan ze zijn. Helpt het kind bij de ontwikkeling van symbolisch denken. (Piaget) Spellen met regels = gekenmerkt door de aanwezigheid van competitie tussen meerdere spelers op basis van vooraf afgesproken regels. Helpt het kind regels en codes te herkennen en na te volgen. (Piaget) Spel in de autokosmische wereld = spel met en vanuit het eigen lichaam staat centraal. Bestaat uit het herhalen van zintuiglijke waarnemingen. (Erikson) Spel in de microsfeer = spel waarin de speler materialen hanteert (Erikson) Spel in de macrosfeer = spel waarin de speler zijn spelwereld deelt met andere spelers (Erikson) Spel in de lichamelijke wereld = er wordt vooral gespeeld door middel van tasten en aanraken. (Vermeer) Spel in de hanteerbare wereld = er wordt vooral gespeeld met materialen en het spel wordt geleid door de mogelijkheden van deze materialen (Vermeer) Spel in de esthetische wereld = er wordt vooral gespeeld naar aanleiding van de vorm dan de inhoud (Vermeer) Spel in de illusionaire wereld = er wordt vooral gespeeld op basis van thema’s en symboliek (Vermeer) Sensopathisch spel = spel met ongevormde materialen. Zintuiglijke ervaringen staan centraal. Staat gelijk aan de lichamelijke wereld (Vermeer) Spelend bewegen = spelvorm binnen sensopathisch spel. Bestaat uit het herhaaldelijk bewegen van het lichaam of het laten bewegen van objecten (Vermeer) Spelend omgaan met objecten = op een manipulerende manier met objecten omgaan. Staat gelijk aan de hanteerbare wereld (Vermeer) Spelend groeperen = spelvorm binnen de hanteerbare wereld: voorwerpen worden bij elkaar gegroepeerd. (Vermeer) Spelend construeren = spelvorm binnen de esthetische wereld: vormen en bouwen. (Vermeer) Spelend ordenen = spelvorm binnen de esthetische wereld: netjes inrichten (Vermeer) Imiterend spel = spelvorm binnen de esthetische wereld: nadoen van gebeurtenissen in de omgeving (Scholten) Fantasie- en rollenspel = spelvorm binnen de illusionaire wereld: alles wordt bepaald door de speler, zowel gebeurtenissen als rollen (Scholten) Succes- en gezelschapspellen = spellen die met of tegen anderen worden gespeeld (Scholten) Verkennen = speelgoed verkennen met de mond of ogen(Belsky en Most) Simpel manipuleren = speelgoed op een willekeurige manier bewegen of aanraken (Belsky en Most) Functioneel manipuleren = speelgoed manipuleren op de manier waarvoor het bedoeld is (Belsky en Most) Relationeel manipuleren = speelgoed op een willekeurige manier combineren (Belsky en Most) Functioneel relationeel manipuleren = speelgoed combineren dat bij elkaar past (Belsky en Most) Spelend manipuleren = overgang tussen functioneel en doen-alsof spel (Belsky en Most) Doen-alsof, op zichzelf gericht = losse doen-alsof handeling die op of door het kind zelf worden uitgevoerd (Belsky en Most) Doen-alsof, op de ander gericht = losse doen-alsof handeling die op of door een ander worden uitgevoerd (Belsky en Most) Substitutie = objecten stellen iets anders voor of afwezige objecten worden in het spel betrokken (Belsky en Most) Doen-alsof sequenties = losse doen-alsof handelingen volgen elkaar in logische sequenties op maar er is nog geen sprake van substitutie (Belsky en Most) Doen-alsof sequenties met substitutie = losse doen-alsof handelingen volgen elkaar in logische sequenties op en er is daarnaast sprake van substitutie (Belsky en Most) Dubbele substitutie = meerdere substituties in het spel vinden tegelijkertijd plaats (Belsky en Most) Decontextualisatie = vermogen om een voorwerp buiten de oorspronkelijke context te herkennen (Westby) Objectsubstitutie = een voorwerp kan de plaats innemen van een ander voorwerp (Westby) Decentratie = de speler kan andermans rollen aannemen en anderen betrekken in zijn doen-alsof spel (Westby) Niet-bezig zijn = niet speels gedrag dat alleen te zien is bij hele jonge kinderen (Parten) Solitair spel = eenvoudig spel dat de speler alleen speelt. Bewegingen van jonge kinderen beginnen controleerbaar te worden (Parten) Toekijkgedrag = de speler laat interesse blijken in andere spelers en kijkt naar hen. Soms geeft de speler ook commentaar op de anderen (Parten) Parallelspel = twee spelers spelen niet met maar naast elkaar, vaak met hetzelfde speelgoed. Is te zien bij peuters (Parten) Associatief spel = spelers gaan samen spelen. Vaak spelen ze allebei dezelfde rol (Parten) Supplementair, coöperatief spel = de spelers gaan nu samenspelen met ieder een eigen taak of rol, afgestemd op die van de ander (Parten)
Ingezonden door
milouvdbrug
(
Rijnlands Lyceum Sassenheim
) op 24-09-2017 - 1288x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Reacties
Er zijn nog geen reacties.
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!