Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
examenvocabulaires-frencken-engels
› 0 examenvocabulaire
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
examenvocabulaires-frencken-engels
0 examenvocabulaire
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to abandon (abandonment) =in de steek laten (achterlating) able (ability) =bekwaam (bekwaamheid) to abolish (abolition) =afschaffen (afschaffing) to abound (abundance)=in overvloed voorkomen (overvloed) to abuse (abuse)=misbruik maken van (misbruik) access=toegang accessible (accessibility) =toegankelijk (toegankelijkheid) to accompany (accompaniment) =begeleiden (begeleiding) to accomplish (accomplishment)=volbrengen (voltooiing) to accommodate (accommodation) =onderbrengen (onderdak) according to=volgens to account (account) =verslag doen van (verslag) to account for=verklaren actually=eigenlijk to accumulate (accumulation) =opstapelen (opeenstapeling) to accuse (accusation) =beschuldigen (beschuldiging) to achieve (achievement) =presteren; bereiken (prestatie) to acknowledge (acknowledgement) =erkennen (erkenning) to acquire (acquisition)=verwerven (verwerving) act=daad; wet to act (act; action)=handelen (handeling) to adapt=aanpassen to add (addition) =toevoegen (toevoeging) additional=bijkomend addict=verslaafde to be addicted to (addiction) =verslaafd zijn aan (verslaving) to adjust (adjustment) =zich aanpassen (aanpassing) to admire (admiration)=bewonderen (bewondering) to admit (admission) =toegeven; toelaten (toelating) adolescent=tiener adult=volwassene advanced=gevorderd advantage=voordeel adversary=tegenstander to advocate (advocate) =voorstander zijn van (voorstander) to affect=van invloed zijn op; raken to afford=zich permitteren after all=per slot van rekening age=leeftijd of/under age=meer-/minderjarig to aggravate (aggravation) =verergeren; ergeren (verergering) to agree with=het eens zijn met to alienate (alienation) =vervreemden (vervreemding) ally =bondgenoot amount=bedrag to amount to=bedragen ancestor=voorouder ancient=heel oud to announce (announcement)=aankondigen (aankondiging) to annoy (annoyance)=irriteren (ergernis) annual=jaarlijks anxious (anxiety)=angstig (angst) ape=mensaap apparent=schijnbaar; blijkbaar to appeal to (appeal)=aantrekkingskracht hebben op; een beroep doen op (hoger beroep) to apply (application)=toepassen (toepassing) to apply for (application)=solliciteren naar (sollicitatie) to appoint=benoemen appointment=afspraak; benoeming to apologise (apology)=zijn excuses aanbieden (verontschuldiging) to approach (approach)=aanpakken (aanpak) appropriate=geschikt to approve (approval)=goedkeuren (goedkeuring) arbitrary=willekeurig area =gebied to argue (argument)=redeneren; ruzie hebben (ruzie) as for =wat betreft to assert (assertion)=beweren (bewering) to assume (assumption)=ervan uit gaan; op zich nemen (veronderstelling) to attach to (attachment) =hechten aan (aanhechting) to attack (attack)=aanvallen (aanval) to attempt (attempt)=proberen (poging) to attend (attendance)=aanwezig zijn bij (opkomst) attic=zolder attitude=houding to attribute to=toeschrijven aan to auction (auction) =veilen (veiling) audience=publiek available (availability)=beschikbaar (beschikbaarheid) average=gemiddeld to avoid =vermijden aware(ness)=bewust(zijn) award=prijs to award=toekennen awe=ontzag awkward=onhandig B to back=(onder)steunen balance=evenwicht(igheid) bald=kaal to ban=verbieden bare=kaal; bloot barely=nauwelijks to bargain=onderhandelen bargain=koopje to behave (behaviour)=zich gedragen (gedrag) to belong to =behoren bij to benefit from (benefit) =profiteren van (voordeel) beneficial=heilzaam besides=bovendien to betray (betrayal)=verraden (verraad) beyond=verder dan to be bias(s)ed (bias) =bevooroordeeld zijn (vooroordeel) to blame for (blame)=de schuld geven van (schuld) to blend (blend) =(ver)mengen (mengsel) to boost (boost)=stimuleren (stimulans) border =grens to brake (brake)=remmen (rem) to breathe (breath) =ademen (adem) brief=kort brutal=bruut broke =blut; failliet burglar=inbreker to bury (burial)=begraven (begravenis) C to carry on=doorgaan met casual=terloops; vrijetijds- casualties=doden en gewonden to catch up (on)=inhalen cause=oorzaak; zaak to cause (cause)=veroorzaken (oorzaak) cautious (caution) =voorzichtig (voorzichtigheid) chair(man)=voorzitter to challenge (challenge)=betwisten; uitdagen (uitdaging) to celebrate (celebration)=vieren (viering) celebrity=beroemdheid cereals=(ontbijt)graanproducten charity=liefdadigheid citizen=burger civil=beleefd; burger- civil servant=ambtenaar civilian=burger, burger- to claim (claim)=eisen (eis) clergy=geestelijkheid coeducation / coed =gemengd onderwijs coincidence=toeval to collapse (collapse)=ineenstorten; mislukken (ineenstorting) to collide (collision)=botsen (botsing) column=kolom; rubriek; zuil to comfort (comfort)=troosten (troost) to commit (a crime)=(een misdaad) begaan common=gemeenschappelijk; gebruikelijk community=gemeenschap; gemeente to commute (commuter)=forenzen (forens) to compare (comparison)=vergelijken (vergelijking) to compel (compulsion)=dwingen (dwang) to compete (competition) =concurreren (concurrentie) competitive=concurrerend; prestatiegericht to comprehend (comprehension) =begrijpen (begrip) to complain (complaint)=klagen (klacht) compulsory=verplicht to conceive (concept)=bedenken (concept) to conceive (conception)=verwekken (opvatting) concern=zorg; bezorgdheid; bedrijf concerned =bezorgd; desbetreffende concrete=beton; concreet to condemn (condemnation)=veroordelen (veroordeling) conduct=gedrag to conduct (conductor)=dirigeren (dirigent) to confess (to) (confession)=opbiechten (bekentenis) confident (confidence)=vol zelfvertrouwen (vertrouwen) confidential=vertrouwelijk to confine=beperken to confirm (confirmation) =bevestigen (bevestiging) to confuse (confusion)=verwarren (verwarring) to conquer (conquest)=veroveren (verovering) conscious=zich bewust to conserve (conservation)=behouden (behoud) consequently=dientengevolge to consider (consideration)=overwegen (overweging) considerable=aanzienlijk to consist of =bestaan uit consistent=consequent conspicuous=opvallend to conspire (conspiracy)=samenzweren (samenzwering) to consult (consultation)=raadplegen (raadpleging) to contain (container)=bevatten (vat) contemporary=hedendaags contempt=minachting content(ed)=tevreden content(s)=inhoud contest=wedstrijd continual=aanhoudend continuous=voortdurend to contradict (contradiction)=tegenspreken (tegenstrijdigheid) to contribute (contribution)=bijdragen (bijdrage) to control (control)=beheren; besturen (bestuur) to convey=overbrengen; kenbaar maken convenient (convenience)=gemakkelijk (gemak) convent=nonnenklooster to convict=veroordelen convict =veroordeelde conviction=veroordeling; overtuiging to convince=overtuigen to cope with=zich weten te redden; aankunnen core=kern coronation=kroning council=gemeenteraad counter=balie countryside=platteland court=gerechtshof to create (creation)=scheppen (schepping) credible (credibility)=geloofwaardig (geloofwaardigheid) creature=schepsel critic=criticus cruel(ty)=wreed(heid) to cure (cure)=genezen (genezing) current =huidig; stroom to curse (curse)=vloeken (vloek) D dairy=zuivel- to damage (damage)=beschadigen (schade) damages=schadevergoeding to deal with=behandelen; gaan over debt=schuld decade=(periode van) 10 jaar to decay (decay)=in verval raken (verval) to deceive (deception, deceit)=bedriegen (bedrog) decent=beschaafd to declare (declaration)=verklaren (verklaring) to decline (decline)=achteruitgaan; afnemen (achteruitgang) to dedicate (dedication)=toewijden (toewijding) definitely=definitief to delay (delay)=vertragen (vertraging) deliberate=opzettelijk to delight (delight)=in verrukking brengen (verrukking) to deliver (delivery)=afleveren (aflevering) to demand (demand)=eisen (eis) demanding=veeleisend to deny (denial) =ontkennen; ontzeggen (ontkenning) dependent on (dependence, dependency)=afhankelijk van (afhankelijkheid) to derive from=ontlenen aan to deserve=verdienen to desire (desire)=wensen (wens) to despair (despair)=wanhopen (wanhoop) desperate =wanhopig to despise =verachten despite=ondanks destination=bestemming destiny=lot to destroy (destruction)=vernietigen (vernietiging) to determine=vaststellen determined (determination)=vastberaden (vastberadenheid) to develop (development)=ontwikkelen (ontwikkeling) device=instrument; middel dignity=waardigheid to diminish =verminderen disabled=gehandicapt disadvantage=nadeel to disappoint (disappointment)=teleurstellen (teleurstelling) to disapprove of (disapproval)=afkeuren (afkeuring) disaster=ramp to discourage (discouragement)=ontmoedigen (ontmoediging) disease=ziekte disgust=walging disgusting=walgelijk disobedience=ongehoorzaamheid to display (display)=tentoonspreiden (tentoonspreiding) dispute=twist; discussie to disrupt (disruption)=verstoren (verbreking) distance=afstand distant=ver distinct=duidelijk to distinguish (distinction)=onderscheiden (onderscheid) distinguished=befaamd to distract (distraction)=afleiding (afleiding) to disturb (disturbance)=verstoren (verstoring) to divorce (divorce)=scheiden (scheiding) domestic=huiselijk; binnenlands doubtful=twijfelachtig driving license=rijbewijs driving test=rijexamen due=verschuldigd; verwacht due to =ten gevolge van dull=saai dusk=schemering to dwell=wonen E eager (eagerness)=enthousiast (verlangen) edge=rand to edit (edition)=de uitgave verzorgen van (uitgave) editor=redacteur effort=inspanning; poging elderly=bejaard to embarrass (embarrassment)=in verlegenheid brengen (verlegenheid) to emerge (emergence)=tevoorschijn komen (verschijning) emergency=noodgeval to emphasise (emphasis)=benadrukken (nadruk) empire=(keizer)rijk to employ=in dienst nemen/hebben to enable=in staat stellen to encounter (encounter)=ontmoeten (ontmoeting) to encourage (encouragement)=aanmoedigen (aanmoediging) endurance=uithoudingsvermogen to endure=verdragen enterprise=onderneming; ondernemingslust entirely=geheel to be entitled to=recht hebben op environment=omgeving; milieu environmental=milieu- to envy (envy)=jaloers zijn op (jaloezie) to establish=vestigen equal=gelijk equally=in gelijke mate equipment=uitrusting era=tijdperk to escape (escape)=ontsnappen (ontsnapping) establishment=gevestigde orde to estimate=schatten event=gebeurtenis eventually=uiteindelijk evidence=bewijsmateriaal evil=kwaad(willig) to exaggerate=overdrijven to exhibit (exhibition)=tentoonstellen (tentoonstelling) to exile (exile)=verbannen (verbanning) to exist (existence)=bestaan (het bestaan) exciting (excitement)=opwindend (opwinding) exhausted (exhaustion)=uitgeput (uitputting) to expand (expansion)=uitbreiden (uitbreiding) at the expense of =ten koste van expenses=kosten to experience (experience)=ervaren (ervaring) to exploit (exploitation)=uitbuiten (uitbuiting) to explore (exploration)=verkennen (verkenning) explorer=ontdekkingsreiziger to expose to (exposure)=blootstellen aan (blootstelling) to extend (extension)=uitbreiden (uitbreiding) extent=mate extinct (extinction)=uitgestorven (uitsterving) F to face=onder ogen zien; geconfronteerd worden met they face …=hun staat … te wachten factual=feitelijk to fail (failure)=mislukken; zakken voor (een examen) (mislukking) to fail to=er niet in slagen te; nalaten te fairly=tamelijk faith=geloof false=verkeerd familiar=bekend famine=hongersnood to fancy (fancy)=leuk vinden, vallen op (inbeelding) fashionable (fashion)=modieus (mode) fatal=fataal; dodelijk fate=noodlot favour=gunst in favour of=ten gunste van; vóór feature=kenmerk; gelaatstrek to be fed up with=genoeg hebben van fellow-=mede- female=vrouwelijk fertile (fertility)=vruchtbaar (vruchtbaarheid) fiction =roman; verzinsel fictional=denkbeeldig fierce=fel figure=figuur; getal fine=boete firm=bedrijf; stevig to fit=passen to flourish=bloeien fluent=vloeiend force=kracht; dwang; geweld to force=dwingen fortunate=gelukkig to found (foundation)=stichten; funderen (stichting) to fuel (fuel)=van brandstof voorzien; voeden (brandstof) in future=voortaan in the future=in de toekomst G to gain=verkrijgen gap=kloof to gather (gathering)=verzamelen (bijeenkomst) gear=uitrusting; versnelling general practitioner (G.P.)=huisarts generous (generosity)=royaal (vrijgevigheid) gentle=vriendelijk genuine=echt; oprecht gesture=gebaar gigantic (giant)=reusachtig (reus) global=wereldwijd to gossip (gossip)=roddelen (gebabbel) graceful=sierlijk to graduate=afstuderen to grasp=begrijpen grateful=dankbaar grave=ernstig; graf greedy (greed)=gulzig (gulzigheid) to guess =raden guilty=schuldig H to handle =omgaan met hardship=tegenspoed to harm (harm)=schaden (kwaad) harmful=schadelijk harmless=onschadelijk headline=krantekop to heighten =verhogen heir=erfgenaam hence=vandaar heritage=erfgoed hero=held, hoofdpersoon heroine=heldin, hoofdpersoon to hesitate (hesitation)=aarzelen (aarzeling) to hijack (hijacking)=kapen (kaping) honesty =eerlijkheid hooligan=vandaal hostage=gijzelaar hostile (hostility)=vijandig (vijandigheid) huge =enorm human (humanity)=mens; menselijk (mensheid)
Ingezonden op 28-09-2017 - 490x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!