Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Libre Service

22 par. 22 les verbes (ir)réguliers

Jaar 6 (vwo)

aller= gaan
apercevoir=(op)merken
s'apercevoir=merken, inzien
recevoir=ontvangen
s'asseoir=gaan zitten
avoir=hebben
battre=slaan
abattre=neerslaan, vellen
se battre=vechten
combattre=bestrijden
boire=drinken
conclure=besluiten
conduire=leiden, brengen, (be)sturen
se conduire=zich gedragen
construire=bouwen
cuire=koken
détruire=verwoesten
introduire=inleiden
produire=voortbrengen
réduire=verminderen
connaître=kennen, leren kennen
reconnaître=herkennen
paraître=(ver)schijnen
apparaître=(plotseling) verschijnen
disparaître=verdwijnen
courir=rennen
accourir=toesnellen
parcourir=afleggen
secourir=helpen
couvrir=bedekken
découvrir=ontdekken
ouvrir=openen
offrir=aanbieden
souffrir=lijden
croire=geloven
cueillir=oogsten, plukken
accueillir=ontvangen
recueillir=verzamelen
devoir=moeten
dire=zeggen
redire=herhalen
interdire=verbieden
dormir=slapen
s'endormir=inslapen
mentir=liegen
partir=vertrekken
sentir=ruiken, voelen
servir=bedienen
sortir=uitgaan
écrire=schrijven
décrire=beschrijven
inscrire=inschrijven
envoyer=(ver)zenden
renvoyer=terugsturen, wegsturen
être=zijn
faire=doen, maken, laten
refaire=overdoen
satisfaire=voldoen
falloir=moeten, nodig hebben
fuir=vluchten
interrompre=onderbreken
lire=lezen
mettre=zetten, leggen, aantrekken
mourir=sterven
naître=geboren worden
se plaindre=klagen
plaindre=beklagen
craindre=vrezen
atteindre=bereiken
éteindre=uitdoven
peindre=schilderen
rejoindre=inhalen
alle ww op -aindre, -eindre, en -oidre als...=se plaindre
plaire=bevallen
pleuvoir=regenen
pouvoir=kunnen mogen
prendre=nemen
apprendre=leren
comprendre=begrijpen
entreprendre=ondernemen
reprendre=hernemen
surprendre=verrassen
résoudre=oplossen, besluiten
rire=lachen
sourire=glimlachen
savoir=weten, kennen, kunnen (geleerd hebben)
sentir=voelen, ruiken
suffire=voldoende zijn
suivre=volgen
pousuivre=vervolgen
se taire=zwijgen
tenir=(vast)houden
appartenir=toebehoren
contenir=bevatten
entretenir=onderhouden
maintenir=handhaven
obtenir=verkrijgen
retenir=onthouden, vasthouden
soutenir=ondersteunen, doorstaan
vaincre=overwinnen
convaincre=overtuigen
valoir=waard zijn
venir=komen
convenir=overeenkomen, bevallen
devenir=worden
intervenir=tussenbeide komen
parvenir=bereiken
prévenir=waarschuwen
revenir=terugkomen
provenir=voortkomen
vivre=leven
voir=zien
vouloir=willen

Ingezonden op 29-09-2017 - 1457x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

blz 85 t/m 111 Manuel

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

Libre Service

22 par. 22 les verbes (ir)réguliers