Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 1 Conversation 5, leçon 01
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 5
1 Conversation 5, leçon 01
Jaar 5 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
mon voisin d’en face = mijn buurman aan de overkant; mijn overbuurman mon voisin d’en haut = mijn buurman van boven; mijn bovenbuurman mon voisin d’en bas = mijn buurman van beneden; mijn benedenbuurman mon voisin de palier = mijn buurman van de overloop; de buurman van dit trapportaal convivial = gezellig visiter un monument = een monument bezichtigen visiter une personne; rendre visite à une personne = iemand opzoeken; een bezoek brengen désagréable = onaangenaam perturber = verstoren perturbé = van slag l’endroit; le lieu = de plaats la place = het plein le copain = de kameraad; de maat {man} la copine = de kameraad; de maat {vrouw} l'ami; le compagnon = de vriend; de geliefde (M) le petit ami = het vriendje l'amie; la compagne = de vriendin; de geliefde (V) la petite amie = het vriendinnetje la ville est bien desservie = de stad is goed bereikbaar met het openbaar vervoer je ne travaille plus; j'ai arrêté de travailler = ik werk niet meer; ik ben gestopt met werken la femme de ménage = de hulp in de huishouding; de huishoudelijke hulp la femme au foyer = de huisvrouw la lueur du foyer = de gloed van de open haard pendant = gedurende depuis = sinds le gobelet = de beker la même chose = het zelfde ça vous plaît = dat bevalt u ça te plaît = dat bevalt je faire la cuisine = koken faire le ménage = schoonmaken conduire les enfants quelque part = de kinderen wegbrengen aller chercher les enfants = de kinderen halen dans le sud = in het zuiden comme d’habitude = zoals gewoonlijk dormir à la belle étoile = onder de blote hemel slapen s’arrêter au feu rouge = bij het rode stoplicht stoppen arrêter de fumer = stoppen met roken le mégot = de peuk aménager un appartement = een appartement inrichten aménager une maison = een huis inrichten gonflable = opblaasbaar ennuyeux = vervelend; saai dans un sens = in zekere zin Vous avez fait quelque chose de beau? = heb je iets leuks gedaan? ce que m’a frappé = wat mij getroffen heeft étaler les vacances = de vakantie spreiden un chat est un chat = het beestje bij zijn naam noemen le coût de la vie = de kosten van het levensonderhoud
Ingezonden op 29-09-2017 - 1251x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Corrigé par Fatima Beddar
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!