Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!

0 Bladzijde 158 t/m 160 (taalfuncties)

Jaar 2 (vwo)

salut Julie!= hoi Julie!
bonjour, madame/monsieur= dag mevrouw/meneer
bonsoir!= goedenavond!
ça va?= hoe gaat het?
comment vas-tu?/comment allez-vous?= hoe gaat het met je?/hoe gaat het met jullie / u?
ça va= het gaat
ça va bien/pas mal= het gaat goed/het gaat wel
tu t'appelles comment?= hoe heet jij?
quel est ton nom?= wat is je naam?
je m'appelle ... = ik heet ...
je suis ... = ik ben ...
tu as quel âge? / quel âge as-tu?= hoe oud ben jij?
j'ai ... ans= ik ben ... jaar
quelle est ta date de naissance?= wat is je geboortedatum?
ton anniversaire, c'est quand?= wanneer is je verjaardag?
tu habites où?=waar woon je?
vous habiez où, monsieur?= waar woont u, meneer?
vous habitez où, Julie et Saïd?= waar wonen jullie, Julie en Saïd?
j'habite à Strasbourg= ik woon in Straatburg
j'habite (dans) une maison= ik woon in een huis
nous habitons au premier étage d'un immeuble= wij wonen op de eerste verdieping van een flatgebouw
tu as une soeur/un frère?= heb je een zus/een broer?
tu as quelle nationalité?= welke nationaliteit heb je?
je suis français= ik ben fransman
Julie est française= Julie is française
John est Anglais= John is Engelsman
Maaike est Hollandaise= Maaike is Nederandse
Amir est Marocain= Amir is Marrokkaan
Matt est Belge= Matt is Belg
au revoir!= tot ziens!
à plus!= tot straks!
à bientôt!= tot gauw!
qu'est-ce que c'est/c'est quoi?= wat is dat?
c'est un nouveau film français= dat is een nieuwe Franse film
c'est une invitation secrète= het is een geheime uitnodiging/dat is een geheime uitnodiging
qui est-ce?/c'est qui?=wie is dat?
c'est Marie-Henriette= dat is Marie Henriëtte
c'est mon grand-père= dat is mijn grootvader
sur la table= op de tafel
sous le lit= onder het bed
dans le garage= in de garage
devant la maison= voor het huis
derrière l'hôtel= achter het hotel
dedans= binnen
dehors= buiten
à cote de l'ordaniteur= naast de computer
à droite du restaurant= rechts van het restaurant
à gauche de la gare= links van het station
en face de la piscine= tegenover het zwembad
le long de la rivière= langs de rivier
entre les deux magazins= tussen de twee winkels
près de la plage= vlak bij het strand
loin de ses amis= ver van zijn vrienden
au-dessus de la table= boven de tafel
au-dessous de zéro (degré)= onder nul (graden)
au mileu de la place= in het midden van het plein
qu'est-ce que tu fais, Damien?= wat doe je, Damien?
qu'est-ce que vous faites, Julie et Saïd?= wat doen jullie, Julie en Saïd?
qu'est-ce que vous faites, monsieur?= wat doet u, meneer?
je fait du rugby= ik speel rugby
nous faisons de la musique= wij maken muziek
je fais de la muzique= ik maak muziek
qu'est-ce que tu as fait?= wat heb je gedaan?
qu'est-ce qu'il/elle a fait?= wat heeft hij/zij gedaan?
qu'est-ce que vous avez fait?= wat hebben jullie/heeft u gedaan?
qu'est-ce que tu vas faire?= wat ga jij doen?
j'ai fait du foot/de la plongée= ik heb gevoetbald / gedoken
il/elle a visité un musée= hij/zij heeft een museum bezocht
nous avons fait une promenade= wij hebben een wandeling gemaakt
je vais faire de la plongée= ik ga duiken
tu as fait du cheval?= heb je paardgereden?
vous avez fait du vélo?= hebben jullie gefietst?
vous allez faire de la plongée, monsieur?= gaat u duiken?
oui, j'ai fair du cheval= ja, ik heb paardgereden
non, nous n'avons pas fait de vélo= nee, wij hebben net gefietst
non, je ne vais pas faire de plongée= nee, ik ga niet duiken
que faites-vous le samedi et le dimanche?= wat doen jullie op zaterdag en zondag?
en général, nous faisons du sport= meestal sporten wij
êtes-vous inscrits dans un club de sport?= zijn jullie lid van een sporclub?
oui, nous sommes inscrits dans un club/le club A= ja, wij zijn lid van een club/club A
quel sport y pratiquez-vous?= wat voor sport doen jullie daar?
nous y pratiquons le footbal/le handbal/le tennis= wij voetballen/handballen/tennissen daar
comment se passent les séances d'entraînement?= hoe verlopen de trainingen?
d'abord, il y a l'échauffement= eerst is er een warming-up
puis, on fait des exercises techniques et physiques= dan doen we techniek- en conditietraining
finalement, on joue une partie= ten slotte spelen we een patij/een wedstrijdje
qu'est-ce que tu fais comme sport?= wat doe je voor sport?
tu fais quel sport?= welke sport doe je?
qu'est-ce que vous faites comme sport?= wat doen jullie voor sport?
vous faites quel sport?= welke sport doen jullie?
je fais du foot/du hockey/du basket/du judo/du tennis/du handball/du patinage/de la natation/de la plongée= ik voetbal/hockey/basketbal/judo/tennis/handbal/schaats/zwem/duik
je joue aux échecs/aux dames= ik schaak/dam
qu'est-ce que tu fais pendant tes loisirs?= wat doe je in je vrije tijd?
quels sont tes hobbies?/quelles sont tes passions?= wat zijn je hobby's?

Ingezonden op 21-10-2017 - 541x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Ik wens je veel succes!
Groetjes Steve Rogers ; )

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

D'accord!

0 Bladzijde 158 t/m 160 (taalfuncties)