Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EvantailLisa
› 32 Il a mal aux dents!
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EvantailLisa
, deel 2
32 Il a mal aux dents!
Jaar 6 (basisschool)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
een mond = une bouche een arm = un bras een tand = une dent een rug = un dos een knie = un genou knieën = des genoux zich amuseren = s'amuser sluiten = fermer lopen, rennen = courir ik loop = je cours jij loopt = tu cours hij loopt = il court wij lopen = nous courons jullie lopen = vous courez ze lopen = ils courent openen, opendoen = ouvrir ik open = j'ouvre jij opent = tu ouvres hij opent = il ouvre wij openen = nous ouvrons jullie openen = vous ouvrez ze openen = ils ouvrent een interessant boek = un livre intéressant een gesloten kantoor = un bureau fermé een open pot = un pot ouvert een slechte zetel = un mauvais fauteuil een interessante les = une leçon intéressante een gesloten venster = une fenêtre fermée een geopende fles = une bouteille ouverte een slechte stoel = une mauvaise chaise een hoofd = une tête een oor = une oreille haar = des cheveux een haar = un cheveu een neus = un nez een oog = un oeil ogen = des yeux een hand = une main een vinger = un doigt een buik = un ventre een been = une jambe een voet = un pied Ik sluit mijn ogen. = Je ferme les yeux. Wat heb je in je handen? = Qu'est-ce que tu as dans les mains? René heeft pijn aan zijn been. = René à mal à la jambe. Jij mag bij mij komen. = Tu peux venir chez moi. Ik ga niet naar Cathy zonder jou. = Je ne vais pas chez Cathy sans toi. Sylvain is een vriend. Ik woon vlakbij hem. = Sylvain est un copain. J'habite près de lui. Mij zusje is bang. Ik blijf naast haar. = Ma petite soeur a peur. Je reste à côté d'elle. Ben je alleen? maar je kan met ons spelen! = Tu es seul? Mais tu peux jouer avec nous! Met de metro gaan wij voor jullie daar zijn. = En métro, on va être là avant vous. Goedemorgen Mevrouw. Hier is een kado voor u. = Bonjour, madame. Voici un cadeau pour vous. De leerlingen zoeken de leerkracht. Maar hij staat achter hen! = Les élèves cherchent le prof. Mais il est derrière eux! Anne en Aline hebben een computer. Hij staat voor hen. = Anne et Aline ont un ordinateur. Il est devant elles.
Ingezonden op 16-12-2017 - 463x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!