Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Sociologie_glossarium
› 1 blz 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Sociologie_glossarium
1 blz 2
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Affectief Sociaal handelen = instinctief, zintuigelijk, emotioneel en passioneel sociaal handelen Afhankelijke variabele = Kenmerken van personen, groepen of sociale situaties moet worden verklaard. {consequent} Afwijkend gedrag = deviant gedrag, deviantie Aggregaat = Een verzameling van personen {sociale klasse} Aggregatieniveau = de mate van abstrahering van het analyseniveau wat micro, macro of meso kan zijn AGIL-schema = Het sociale systeem bestaat volgens Parsons uit vier subsystemen: economisch, politiek, cultureel en verwandschappssyteem. Elk systeem heeft zijn eigen functie AMP = Algemeen menselijk patroon, menselijk gedrag zou over de hele wereld worden gekenmerkt door de specifieke houding tegenover arbeid, tijd, denken, leven en autoriteit Aliënatie = Vervreemding Allochtoon = Eén van de vele begrippen die worden gehanteerd om inwoners van buitenlandse herkomst aan te duiden, met verwijzing naar hun achterstandssituatie. Ze kunnen een dubbele nationaliteit hebben: het land van herkomst en het land van aankomst. Alternatives = Normen die de actoren zo goed als vrij mogen kiezen Altruïstische zelfdoding = Suicide als gevolg van te sterke integratie binnen een sociaal verband,waarbij de individu volledig opgaat in de groep of maatschappelijk verband Anomie = (Normloosheid) Het ontregeld zijn van de samenleving, als gevolg van het ontbreken van sociale normen die aan de verlangens van het individu een bovengrens stellen. Anomische zelfdoding = Suïcide als gevolg van onvoldoende richting gevende waarden, normen en verwachtingen Arbeid = Omvat alle activiteiten die de omgeving / kennis transformeren en een nut opleveren voor de gene die de arbeid verricht, voor zijn of haar naaste en of voor de samenleving als geheel. Arbeid wordt vaak verengd tot betaald arbeid. Arbeidersklasse = proletariaat, een van de drie klassieke hoofdklassen in de sociale stratificatie, naast de burgerij en de middenklasse.
Ingezonden op 18-12-2017 - 369x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!