Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis Eli
› 3 kaaas
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis Eli
, deel 5
3 kaaas
Jaar 4 (vmbo-bk)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de brief, de brieven= der Brief, die Briefe de mail= die E-Mail, die E-mails schrijven schreef,geschreven= schreiben (tt) ,schrieb (vt) , habe....geschrieben (vdw) beschrijven= beschreiben Ik zal…= Ich werde Ik heb geschreven= ich habe geschrieben Schrijf ajb snel terug!= Schreibe bitte schnell zurück! Schrijf jij mij snel terug?= Schreibst Du mir schnell zurück? Het adres= die Adresse Ik heb jouw adres van..gekregen=Ich habe Deine Adresse von…bekommen. Van het Internet= vom Internet(o) Van de …site= von der …Site(v) Van/uit= von, aus + 3e Uit het tijdschrift..= aus der Zeitschrift “Bravo” aus + 3e Blij zijn met= froh sein mit + 3e Ich bin froh mit .. Sich freuen über + 4e, Ich freue mich über.. Ik wil graag= ich möchte gern… sturen= schicken Ik stuur een Foto= Ich schicke ein Bild, ein Foto vertellen= erzählen von, über Hoe gaat het= Wie geht es/Wie geht’s Hoe gaat het met je..=Wie geht es Dir, je familie, je vriend=Deiner Familie, Deinem Freund? Gefeliciteerd!= Gratuliere! Hartelijk gefeliciteerd met= Herzlichen Glückwunsch zu + 3e Met je verjaardag= zu Deinem Geburtstag De verjaardag= der Geburtstag, Ik ben op 27 december jarig=Ich habe am 27. Dezember Geburtstag Met je overgang= zu Deiner Versetzung, zur Versetzung Met je rijbwijs= zu Deinem Führerschein, zum Führerschein Met je examen= zu Deinem Abschluss, zum Schulabschluss Het beste!= Alles Gute! Veel plezier= Viel Spaß! Veel succes!= Viel Erfolg! Beterschap= Gute Besserung! Gelukkig Nieuwjaar!= Ein glückliches neues Jahr Vrolijk Kerstfeest= Fröhliche , frohe Weihnachten! Vrolijk Pasen!= Frohe Ostern! Gecondoleerd!= Herzliches Beileid! Sorry!= Entschuldigung! Verontschuldig me,= Entschuldige bitte, dat ik nu pas schrijf= daß ich jetzt erst schreibe Tot snel= Bis bald! Ik laat snel wat horen= Ich melde mich schnell bei dir Het spijt me= Es tut mir leid Jammer= Schade! Helaas= Leider Uitnodigen, de uitnodiging= einladen, die Einladung Op 30 maart= am 30. März Hartelijk bedankt= Herzlichen Dank Ik ben 16= Ich bin sechzehn/Ich bin 16 Jahre alt. Hoe oud ben jij?= Wie alt bist Du? Wanneer ben je jarig?= Wann hast Du Geburtstag? Ik woon in...= Ich wohne in......Utrecht Waar woon jij?= Wo wohnst du? Ik heb een broer en een zus=Ich habe zwei Geschwister, einen Bruder und eine Schwester Broer, broers= Bruder, Brüder Zus zussen= Schwester, Schwestern We zijn met z’n vieren= Wir sind zu viert Heb jij broer(s) en/of zussen)?= Hast Du Geschwister? Heten= heißen Verliefd, verloofd, getrouwd= verliebt, verlobt, verheiratet Gescheiden=geschieden, Meine Eltern sind geschieden Samenwonen= zusammen leben/wohnen Wat doen je ouders?= Was machen Deine Eltern von Beruf? In het weekend= Am Wochenende Op vrijdagavond= Am Freitagabend Op zaterdagmorgen= Am Samstagmorgen Op zondagmiddag= Am Sonntagmittag In de vakantie= In den Ferien, im Urlaub In de zomer, herfst, kerstvakantie= In den Sommer, Herbst, Weihnachtsferien met Pasen, Pinksteren= Zu Ostern, Pfingsten Wat doe je in je vrije tijd?= Was machst Du in Deiner Freizeit? sporten= Sport treiben Ik doe veel aan sport= Ich treibe viel Sport. Tennissen, voetballen etc= Tennis spielen, Fußball spielen etc. Tv kijken= fernsehen Ik kijk veel tv= Ich sehe viel fern Computeren= Computer spielen Muziek luistern= Musik hören Het liefste= Am liebsten.. Mijn lievelingshobby= Mein Lieblingshobby uitgaan= ausgehen naar de disco= in die Disco gehen naar de kroeg gaan = in die Kneipe gehen een stamkroeg= eine Stammkneipe naar de bios gaan= ins Kino gehen winkelen= einkaufen, bummeln naar de stad gaan= in die Stadt gehen uit eten= essen gehen werken= arbeiten Sparen voor= sparen für + 4e kopen= kaufen kranten lopen= Zeitungen austragen opassen= Kinder betreuen, babysitten schoonmaken= saubermachen, putzen Achter de kassa= an der Kasse het zakgeld= das Taschengeld per maand, week= pro Monat, Woche duur-goedkoop= teuer-billig De vriend, vriendin= der Freund, die Freundin Mijn beste vriend= Mein bester Freund Mijn beste vreindin= Meine beste Freundin Mijn beste vrienden= Meine beste Freunde Ik vind hem /haar leuk= Ich mag ihn/sie Ik hou vanhem/haar= Ich liebe ihm/sie Ik hu van jou= Ich liebe Dich Elkaar leren kennen= uns kennen gelernt Bij het zwemmen= beim Schwimmen We zien elkaar vaak= Wir sehen uns oft Vaak,nooit, altijd= oft, nie, immer Wij spreken met elkaar af= wir treffen uns Kletsen, praten= plaudern, reden, sich unterhalten Bellen= telefonieren/anrufen Chatten= chatten Ik zit op ….= Ich besuche eine / bin in einer .. VMBO= …. Ik zit in de vierde klas=Ich bin im vierten Jahr/in der vierten Klasse Het examen= die Abschlußprüfung Examen doen= Abschlußprüfung machen Ik zal= ich werde In mei= in Mai zakken= durchfallen slagen= bestehen/ es schaffen Ik zal slagen= ich werde bestehen Ik hoop dat ik slaag= Ich hoffe, daß ich bestehe Mijn examenvakken= Meine Prüfungsfächer Het vak, de vakken= das Fach, die Fächer Nederland= Niederländisch Frans, Duits, engels= Französisch, Deutsch, Englisch Wiskunde= Mathematik Scheikunde, Natuurkunde= Chemie, Physik Geschiedenis= Geschichte Aardrijkskunde= Geografie Tekenen= Kunst, Zeichnen Economie= Wirtschaftslehre Het rapport= das Zeugnis Goede/ slechte cijfers= gute/ schlechte Noten (on)voldoende= (un)genügend leren= lernen huiswerk doen= Hausaufgaben machen de kleuterschool= der Kindergarten de basisschool= die Grundschule ik ga doorleren= Ich werde weiterlernen herexamen= die Wiederholungsprüfung een opleiding voor= eine Ausbildung für het vmbo= eine (Art) Realschule naar school gaan = zur Schule gehen, in die Schule gehen leren= lernen (reg) de leerling= der Schüler,die Schülerin de leerlingen= die Schüler de leraar, lerares= der Lehrer, die Lehrerin de leraren= die Lehrer onderwijzen= lehren, unterrichten het rapport= das Zeugnis het cijfer, de cijfers= die Note, die Noten een 1= eine Eins( is het beste!) de test= die Arbeit, der Test een test maken= eine Arbeit schreiben schriftelijk= schriftlich mondeling= mündlich het examen= der (Schul)abschluss slagen, geslaagd= bestehen, bestanden (+haben) zakken, gezakt= durchfallen, durchgefallen (+s een beroepsopleiding doen= eine Brufsausbildung machen zich aanmelden= sich anmelden het schoolsysteem= das Schulsystem zelfstandig= selbständig eigen verantwoordelijkheid= eigene Verantwortung het rooster= der Stundenplan het lesuur= die Stunde de pauze = die Pause schrijven= schrieben/schrieb/geschrieben lezen= lesen/las/gelesen luisteren= hören het huiswerk= die Hausaufgaben makkelijk= leicht moeilijk= schwierig leuk zijn= spaβ machen interessant zijn= interressant sein Dat interessert me= Das interessiert mich de fout, de fouten= der Fehler, die Fehler blijven zitten= sitzen bleiben niet overgaan= nicht versezt werden blijven/bleef/gebleven= bleiben/blieb/geblieben het vak, de vakken= das Fach, die Fächer het keuzevak= das Wahlfach het verplichte vak= das Pflichtfach mvt= die Fremdsprachen het beroep= der Beruf praktisch= praktisch met mensen= mit Menschen met dieren= mit Tieren Ik wil … worden= ich möchte …werden later= später In de toekomst= in Zukunft de toekomstplannen= die Zukunftspläne als…..= wenn…. Als ik later groot ben…= Wenn ich später groß bin.. Ik wil graag..= ich möchte Ik droom van = ich träume von (+3) Ik zou= ich würde Zou jij= Würdest du? ik zal…= ich werde zal jij?= wirst du? ik geloof= ich glaube, moeilijk voor te stellen= schwer sich vor zu stellen weten, wist geweten= wissen wusste gewusst (hulpww) Ik heb geen idee= Ich habe keine Ahnung over 10 jaar= in 10 Jahren in de natuur= in der Natur met ouderen= mit älteren Leuten/Menschen met kinderen= mit Kindern met gehandicapten= mit Behinderten met geestelijk gehandicapten= mit geistig Behinderten met computers= mit Computern het toerisme= der Tourismus op kantoor= in einem Büro In de economie= in der Wirtschaft In de industrie= in der Industrie In de techniek= in der Technik In de landbouw= in der Landwirtschaft Op een bank= in einer Bank Iets kreatiefs= etwas Kreatives trouwen, getrouwd zijn= heiraten, verheiratet sein samenwonen= zusammenleben partime werken= teilzeit/halbzeit arbeiten verder leren= weiter lernen huisvrouw/man= Hausfrau, Mann belangrijk,onbelangrijk= wichtig, unwichtig een goed salaris= ein gutes Gehalt rijk= reich de gezondheid= die Gesundheit op het land= auf dem Lande in de stad= in der Stadt in een dorp= in einem Dorf in het buitenland= im Ausland
Ingezonden op 18-12-2017 - 700x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!