Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Staatsrecht
› 5 College 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Staatsrecht
5 College 5
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is de afkorting CW? = Comptabiliteitswet 2001 (blz. 2905 wetboek). Welke drie principes zie je in het verdelen van de taken van de ambten = 1. Je hebt individuele bevoegdheden, een eigen positie. 2. Je hebt het collegialiteitbeginsel, samen beslissen art. 45 GW. 3. Leiderschapsbeginsel art. 45 GW. Welke taken heeft de minister? = Elke minister heeft zijn/haar eigen begroting en budget. En op dat eigen werkterrein hebben ze eigen bevoegdheid. Soms beslist de minister zelfstandig en soms met de koning in de regering. Benoemen van de rechter is besluit van de regering. Wat is de functie van de ministerraad? = Die besluit over bevoegdheid, algemeen regeringsbeleid en vordert eenheid in dat beleid. Ook alle regelingen beleidsnoties moeten eerst naar de ministerraad. Artikel 4 lid 2 reglement van orde is een belangrijke beperking van de ministers. Ze mogen niets zomaar zeggen. Dit is het collegialiteitsbeginsel: ministers moeten samen beslissingen nemen. Dit is in kader van homogeniteit en eenheid. Kanttekening: enerzijds minister die iets besluit, anderzijds de ministerraad waar het voorstel eerst besproken moet worden. Naar buiten toe wordt het besluit door minister of regering genomen. De ministerraad is dus een interne structuur. Extern handelt de minister terwijl intern de ministerraad, alleen van de ambten die extern optreden. Wat is het collegialiteitsbeginsel? = Ministers moeten samen beslissingen nemen in de ministerraad. Kanttekening: enerzijds minister die iets besluit, anderzijds de ministerraad waar het voorstel eerst besproken moet worden. Wat is het leiderschapsbeginsel? = Minister president art. 45 lid 2 GW. Hij is voorzitter van de ministerraad. Art. 16 reglement van orde: minister president ziet toe op de samenhang van regeringsbeleid, art. 7 WW: regeringsleider kan zelfstandig zonder volmacht verdragen sluiten (net als koning en minister van buitenlandse zaken). Onze minister president zit als de regeringsleider in de Europese raad. Volgens artikel 45 lid 2 GW en art. 16 reglement van orde is de minister president alleen voorzitter van de ministerraad, ziet hij toe en heeft hij geen ingrijpende bevoegdheden, staat hij niet hoger en kan hij anderen niet aansturen. De GW kiest bewust niet voor zo’n sterke regeringleider. Maar volgens het internationale en Europese recht is hij wel regeringsleider. In Nederland stelt hij dus niet zo veel voor, maar in Brussel wel. Wat zijn de drie uitgangspunten van het regeringssysteem? = 1. Ressortbeginsel: eigen positie art. 44 GW. 2. Collegialiteitsbeginsel: art. 45 Gw ministerraad. 3. Leiderschapsbeginsel: Mark Rutte minister president. Welk beginsel (Ressortbeginsel, collegialiteitsbeginsel of leiderschapsbeginsel) heeft overwicht? = Het collegiateitsbeginsel. Die is het meest dominant en geeft de doorslag. Heel veel onderwerpen kunnen niet zelfstandig door de minister worden beslist. Wat is nou echt een leiderschapsprincipe? = Duitsland: de Bonskanselier bepaalt de richtlijken van de politiek art. 65 GG. Art. 64 GG: Kanselier bepaalt wie minister wordt. In Nederland bepaalt de minister president dat niet. Het vertrouwensbeginsel loopt in Duitsland ook via de kanselier. Hele grote verschillen, maar in Duitsland ook ruimte voor collegialiteit, leiderschap is daar heel erg ontwikkeld. In de VS is het leiderschapsbeginsel nog erger (In Duitsland zijn de drie principes nog toegepast). In de VS is er geen collegialiteit. Het kabinet Trump is maar één keer bij elkaar gekomen. De ministers zijn adviseurs. De ministers hebben een andere positie en de bevoegdheden komen alleen toe aan de minister president. Eigenlijk dus alleen de leiderschapspositie. Bij benoeming van de ministers moet Trump wel naar het senaat, maar hij mag ze zo ontslaan. Het Nederlandse model heeft als nadeel dat het vertragend kan werken, maar er is wel altijd controle. Wie bepaalt in Nederland wie minister wordt? = De fracties. Welke ambt is in de Democratie het belangrijkste? = De Staten-Generaal. Wat staat er in artikel 50 van de Grondwet? = De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk. Wat zijn de twee functies van de bepaling in artikel 50 van de Grondwet (De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk)? = 1. Het drukt de eenheid uit. Voor 1814 in tijd van Republiek waren de Staten-Generaal een vertegenwoordiging van de provincies. Dat is heel anders en had niets met de moderne regering te maken. 2. Dat is het parlement in een volksvertegenwoordigende democratie. Wat betekent vertegenwoordigen? = Daarvan moet je weten dat het een unieke vorm van vertegenwoordigen is, geen normale waarbij je iemand volmacht geeft en de volmachtnemer handelt op naam en op rekening van vertegenwoordigergever. Wat is dan kenmerkend van vertegenwoordiging in het parlement? Wij kiezen vertegenwoordigers en als zij gekozen zijn, handelen zij zelfstandig en niet op naam en rekening van. Art. 50 Gw en 67 lid 3 Gw. Leden van het parlement handelen zelfstandig. Volksvertegenwoordiging in Nederland is alleen verkiezen. Wat is het democratieprincipe in de Grondwet? = Uitgangspunt is vertegenwoordigende democratie art. 4 Gw: kiesrecht. Artikel 53 t/m 56 Grondwet geven aan hoe die verkiezingen plaatsvinden, namelijk door kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. De leden zijn als ze eenmaal gekozen zijn zelfstandig voor zittingsduur art. 67 Gw. Wij gaan niet uit van volkssoevereiniteit, wat is dat? = Dat het volk de hoogste macht heeft. Staat in Duitsland wel in de Grondwet. Dat idee kennen we in Nederland niet, het volk is niet het hoogste orgaan. Wat verkiezen wij door die vertegenwoordigende democratie? = Dat het volk invloed uitoefent op het overheidsbestuur. Het volk kiest soms niet alleen het parlement, maar ook andere overheidsfunctionarissen. De vertegenwoordiging kan dus breder zijn, zoals het kiezen van een burgemeester. Dit is in veel Europese landen. In Nederland zien we een magere vorm van vertegenwoordigende democratie. Wij kiezen alleen het parlement, lokaal, provinciaal en nationaal. Rutte 3 wil misschien regelen dat burgemeesters gekozen worden. Wat is directe democratie? = Democratie waarin burgers zich rechtstreeks uitspreken. Je hebt allerlei vormen van directe democratie. Welke twee soorten referenda zijn er? = Het raadgevende referendum. Dat is alleen adviserend. En het bindende/beslissende referendum. De burgers hebben dan het laatste woord. Je kunt ook onderscheid maken tussen onderwerpen van referenda. Welke? = Wetsvoorstel over wet of verdrag. En politieke vraagstelling. Wij kijken naar referendum wetsvoorstel. Hoe gaat de procedure van een referendum in Nederland? = Dat kan niet voor de Koning en nog wat andere dingen. Zo’n referendum gaat in stappen. Het begint met een inleidend verzoek ondersteund worden. Als de grens bereikt is, dan vindt er een stemming plaats. Bij die stemming geldt een opkomstpercentage van 30%. Het nadeel: Het is raadgevend. Het is niet bindend, dus een hele zwakke constructie. Waarom is er een grondwetsherziening nodig als we het raadgevende referendum veranderen in een beslissend referendum? = Omdat je een wetsprocedure verandert die in de grondwet vaststaat. Er staat nu alleen dat regering wetten maakt. Het bindende referendum heeft een gewone meerderheid gehad en moet nu 2/3e meerderheid krijgen en dat gaat niet gebeuren. Wat zijn de argumenten tegen het bindende referendum? = Dat het inbreuk is op de vertegenwoordigende democratie. En dat de burger niet in staat is om over ingewikkelde wetgeving te beslissen in een referendum. Het is geen geschikt middel. Daarmee worden we debiel en ongeschikt verklaard, maar tijdens verkiezingen zijn we wel intelligent genoeg. Dat zegt de politiek. Hoe kan het dat ze in andere landen wel een bindend referendum hebben? = De moderne burger is heel goed in staat om een politieke afweging te maken. Is het inbreuk op democratie? Ja, maar het kan wel een verstandige inbreuk zijn. Het is een hele normale beperking van de democratie. Wat zijn de argumenten voor een bindend referendum? = Vertegenwoordigende democratie vertoont tekortkomingen. Politieke partijen die leden van kamerlijst vaststellen etc. zijn niet representatief. Ze hebben heel weinig leden (burgers die lid zijn). En daar selecteren ze wel de mensen uit. Het kiesstelsel geeft de burgers geen inspraak op de samenstelling van het kabinet. Als je deze tekortkomingen naast elkaar zet, kan een referendum een heel nuttig instrument zijn. Een instrument wat overal in de wereld heel normaal is.
Ingezonden op 04-01-2018 - 1743x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!