Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Staatsrecht
› 7 College 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Staatsrecht
7 College 7
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waarmee wijkt ons systeem in Nederland af van een zuivere machtenscheiding? = Wij hebben checks en balances. Hoe was de ministeriële verantwoordelijkheid in Nederland van 1814 tot 1840? = In 1814 was de totstandkoming van het Koninkrijk Nederland. 1e decennia na 1814 voert de koning persoonlijk bewind. De ministers waren ondergeschikt. De ministers voerde uit wat de koning besliste. De koning kon de ministers heel makkelijk naar huis sturen. In die periode is er geen ministeriële verantwoordelijkheid. Het werd wel geprobeerd in 1815, maar dat werd weggewimpeld door koning Willem 1. Dat duurt tot 1840. Dat verandert een beetje vanaf 1830. In 1830 hebben we afscheiding van België. Willem 1 trekt dat niet en plundert de schatkist. De burgers worden boos en het parlement staat op. En dan krijg je de eerste grondwetsherziening van 1840. Hoe was de ministeriële verantwoordelijkheid in Nederland na 1840 en nu? = Er is dan een grondwetsherziening en er komt de 1e stap naar ministeriële verantwoordelijkheid. In 1840 wordt het Contraseign uitgevoerd: voortaan moet een minister een koninklijk/regeringsbesluit mede ondertekenen. Zo verdwijnt de dominante positie van de koning. De koning is niet meer hoofd van de regering, maar de minister staat er naast. Art. 47 Gw. Contraseign brengt een strafrechtelijke verantwoordelijkheid met zich mee en houdt in dat de minister die opzettelijk de grondwet (of een andere wet) schendt, strafrechtelijk vervolgd kan worden. Wij burgers worden alleen strafrechtelijk vervolgd bij het plegen van een strafbaar feit. Maar hier zie je dat het veel breder is. Elke wet die je schendt (niet alleen wetboek van strafrechten) is strafrechtelijk. Dat is het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid. Die vervolging stond in de grondwet, maar niet lang. Die bepaling van strafrechtelijke verantwoordelijkheid staat nu in het wetboek van strafrechten: artikel 3:55 en 3:56. Artikel 119 Gw: procedure van berechting van ministeries die ambtsmisdrijven begaan. De berechting vindt plaats bij de Hoge Raad. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid is niet het enige. De belangrijkste is de politieke verantwoordelijkheid: de minister legt verantwoording af aan het parlement: 42 en 68 Gw. Die verantwoordelijkheid betekent inlichtingen geven, rekenschap afleggen aan het parlement, aanspreekbaar zijn. Verplichting: inlichtingen verstekken, antwoord plicht (beantwoorden vragen parlement). De minister hoeft niet te antwoorden als het tegen het belang van de staat in gaat. Belang van de staat kun je verschillend uitleggen. De minister kan zich daar heel makkelijk op beroepen, omdat het zo’n ruim begrip is. Bijv. bij een strafrechtelijk onderzoek waar belangen van burger of bedrijf spelen. Dat zijn belangen van de staat. Zo kunnen allerlei particuliere belangen belangen van de staat zijn. Het gevolg is dat de minister heel makkelijk geen verantwoording kan afleggen. Wat is er bijzonder aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid? = Deze bijzondere vorm van strafrechtelijke verantwoordelijkheid is meteen voor de Hoge Raad, dus bijzonder. Ten tweede is het bijzonder dat niet de officier van justitie, maar de politiek besluit tot vervolging. Besluit van vervolging komt van politiek besluit of van de 2e kamer. Het is heel raar dat de regering besluit voor de vervolging van een van jouw leden. We zien dan dat het besluit van vervolging exclusief toekomt aan een politiek orgaan. Politieke motieven kunnen een rol spelen tot die besluitvorming. Nog nooit is een minister vervolgt en berecht bij de Hoge Raad op basis van die verantwoordelijkheid. Al is het wel ooit geprobeerd in gang te zetten. Waarvoor is de minister in Nederland verantwoordelijk? = De verantwoordelijkheid is voor zover de bevoegdheid er is. Hij moet bevoegdheid hebben waardoor hij verantwoording schuldig is. Uitzondering: art. 42. Hij is verantwoordelijk voor de koning ook als hij niet de bevoegdheid heeft, zoals de koning privé of als staatshoofd. Ook voor de leden van het koninklijk huis is hij verantwoordelijk. Als hun gedragingen het openbaar belang raken, is er een ministeriële bevoegdheid. Voor koning, baas ministerie dus ministerie en voor besluiten ministerraad. Wat zegt artikel 44 Gw over ministeriële verantwoordelijkheid? = De minister is hoofd van ministerie en krachtens die leiding van het miniserie is die minister verantwoordelijk. Welk punt over ministeriële verantwoordelijkheid staat ter discussie? = Dat de minister verantwoordelijk is over het ministerie. Wat doet een minister op het ministerie? = Hij/zij bepaalt de organisatie van ministerie, geeft beleidsregels, richtlijnen en aanwijzingen en benoemt en ontslaat ambtenaren. Met deze bevoegdheden ben je verantwoordelijk voor het hele ministerie. Dat betekent dat als de ambtelijke organisatie fouten maakt de minister verantwoordelijk is. Dit staat ter discussie. D66 zegt dat die verantwoordelijkheid een fictie is, omdat de minister niet precies kan overzien wat er op het ministerie gebeurt. Zij kwamen met het idee om die verantwoordingsverplichting uit te breiden naar ambtenaren en dat de minister verantwoordelijk is voor algemeen beleid. Dat is afgezworen omdat iedereen dan de verantwoordelijkheid afschuift en uiteindelijk niemand verantwoordelijk is. Waar ligt de verantwoordelijkheid bij ministeries met twee ministers? = Daar zijn ook Kamervragen over gekomen. Want in de Gw staat dat er 1 minister is per ministerie. Bij 2 verantwoordelijken is er uiteindelijk niemand verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid moet liggen bij 1 persoon. Welke benaming wordt er voor de taken/verantwoordelijkheden van de minister gegeven in de doctrine? = Behartiging van de publieke taak. Altijd als de publieke taak aan de orde is, is er verantwoordelijkheid. Dat is dus eindeloos. Is de vertrouwensregel een geschreven of ongeschreven regel? = Een geschreven regel. Hoe ging het ontslaan van ministers in 1814, 1839, 1840, 1848? = ‘De Koning benoemt ministers en ontslaat hen naar welgevallen.’ In 1840 verliest de koning zijn dominante positie. Het parlement stuurt ministers naar huis door de begroting te verwerpen in 1839. Ministers stappen op, omdat de begroting wordt verworpen. Hoe ging het ontslaan van ministers in 1866-1868? = Er was ruzie tussen de koning en het parlement. Niet meer de koning, maar het parlement kan ministers naar huis sturen als ministers vertrouwen kwijt zijn. Dan is het heel vreemd dat die ongeschreven vertrouwensregel van 1986 niet in 1983 met de grondwetsherziening erbij genomen is, omdat het verstarrend zou werken. Het werkt goed, dus ze laten het zoals het is. Het is dom en uitzonderlijk. In heel veel langen ligt het wel vast in de grondwet. Wij hebben alleen een omschrijving in toelichting op art. 42 Gw. Die toelichting had in Gw moeten staan. Welke toelichting wordt op artikel 42 in de Grondwet gegeven over de vertrouwensregel? = Minister (s), staatssecretaris of een geheel kabinet, die/dat niet langer geacht kan worden het vertrouwen te hebben van een parlementaire meerderheid, vraagt ontslag aan de Koning. (Kamerstukken II 1980/81, 16036, nr. 11, p.2) Als we de vertrouwensregel als uitgangspunt nemen, wat zijn dan de belangrijkste kenmerken? = 1. Negatieve formuleren: Je hebt geen uitdrukkelijk vertrouwen nodig. Het vertrouwen wordt veronderstelt tot het wordt opgezegd. Je hebt niet positief het vertrouwen nodig, het wordt niet uitgesproken. 2. Een Kamermeerderheid beslist. Niet een fractie of partij, maar kamer. Meestal gebeurt dat in motie van wantrouwen of als de begroting geen meerderheid krijgt of bij motie van afkeuring. In ons stelsel kunnen beide kamers (dus ook 1e) het vertrouwen opzeggen. 3. Het is een machtsmiddel voor kamer en kabinet. Ministers kunnen het onaanvaardbaar uitspreken: stel er is een wetsvoorstel en er dreigt verwerping daarvan kan hij zeggen dat als het verworpen wordt als de minister aftreedt, omdat hij het onaanvaardbaar verklaard. Zo kan het zijn dat ze de wet aannemen om te voorkomen dat minister of kabinet vallen. Dat is ook een machtsmiddel.
Ingezonden op 04-01-2018 - 1175x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!