Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
› 9 College 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
9 College 9
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wie is een interactionalist? = Descartes. Wat is Hobbes oplossing van het geest-lichaam probleem van Descartes? = De mind afschaffen. Wie is een materialist? = Hobbes. Wie is van dubble aspect theorie? = Spinoza. Wat is Spinoza’s oplossing van het geest-lichaam probleem van Descartes? = Denken en uitgebreidheid twee attributen van God. Wat is het epifenomenalisme? = De mind en lichaam lopen parallel, geen interactie. Hebben we volgens Descartes toegang tot de werkelijkheid? = Nee, probleem van oneindige regressie. Er moet iemand zijn die de interpretatie interpreteert. Met welke analyse begint filosofie? = Van je eigen mind. Wat betekent dat filosofie begint met de analyse van je eigen mind? = Dat betekent dat je nooit rechtstreeks toegang hebt tot het object. Ideeën worden door objecten veroorzaakt. Ideeën zitten in je bewustzijn. Is er een probleem met het onderscheid tussen ideeën die echt op de werkelijkheid lijken en ideeën die dat niet doen? = Ja, want hoe kun je weten welke ideeën op de werkelijkheid lijken en welke niet? Waar gaat essay 1: of innate notions van John Locke over? = Hij is empirist en zegt dat er geen aangeboren kennis is. Waar gaat essay 2: of ideas van John Locke over? = We hebben zintuiglijke indrukken: simple ideas die we gebruiken om complexe ideeën te vormen. Waar gaat essay 3: of words van John Locke over? = Over taal. De echte essentie van dingen blijft onbekend. Definities zijn gebaseerd op mijn ideeën: representatief realisme. Locke is meer ambigu, want hij deelt de primaire en secundaire kwaliteiten van Descartes, maar hij zegt dat de echte essentie van een ding onbekend voor ons blijft. Waar gaat essay 4: of knowlegde and opinion van John Locke over? = Kennis heeft betrekking op ideeën. Wij krijgen geen toegang tot objecten, maar tot ideeën. De interne samenstelling van het object blijft onbekend. Wat kennen we volgens Locke? = Representatief realisme. Welke drie soorten kennis met verschillende zekerheidsgraden zijn er volgens Locke? = 1. Intuïtieve kennis. 2. Demonstratieve kennis. 3. Zintuiglijke kennis. Als dat Lockes idee van kennis is, moet hij concluderen dat kennis niet bestaat. Kun je ideeën met objecten vergelijken volgens Locke? = Nee, alleen ideeën onderling. Wat is intuïtieve kennis volgens Locke? = Bijv. dat je bestaat. Het is het meest zeker. Wat is de volgorde van soorten kennis van meest zeker naar minst zeker? = 1: Intuïtieve kennis. 2: Demonstratieve kennis. 3: Zintuiglijke kennis. Wat is demonstratieve kennis? = Bewijzen zoals wiskunde en logica. Wat is zintuiglijke kennis? = Externe wereld. Alleen met waarschijnlijkheden. Welke verschillen zijn er tussen Descartes en Locke? = Bij Descartes is elk bewijs een stap voor het volgende bewijs. Bij Locke heb je dat niet. God speelt bij Locke geen enkele rol in het bewijs van de externe wereld. Bij Descartes ken je uiteindelijk alles met eenzelfde zekerheid. Hij moet moeite doen om de externe wereld te bereiken, maar als hij het eenmaal weet, weet hij het even zeker. Je weet iets of je weet het niet. Waarvan hebben we kennis volgens Locke? = Van abstracte dingen. Wiskundige dingen bestaan niet in de buitenwereld. Abstracte ideeën hebben iets met abstracte begrippen en corresponderen niet in de werkelijkheid. Als we spreken over bestaan, bedoelen we de correspondentie van een idee en één individueel ding. Hij heeft al bewezen dat we wiskundige kennis kunnen hebben, maar nu gaat het om individuele dingen. Wat is Lockes bewijs van zijn eigen bestaan? = Overeenkomsten en verschillen met Descartes: Overeenkomst: Als je twijfelt aan je bestaan, heb je al bewijs voor je bestaan. Dat lijkt op Descartes. Verschil: Meer common sence. Geen twijfel om het voor te bereiden. Hij zegt dat als je twijfelt over je bestaan, het bewijst dat je bestaat. Descartes deed het andersom. Hij begon met twijfelen en vanuit daar naar bestaan. Locke begint met het bestaan en als je daaraan twijfelt, dan bevestig je het juist. Voor Locke is denken per definitie bewust. Het ‘ik’ wordt niet geproblematiseerd. Wat geeft voor Locke zekerheid van de dingen in de buitenwereld? = Niet alleen de ideeën, maar de interactie. De ideeën die wij door sensation krijgen komen vanuit iets externs. We krijgen ideeën van zintuigen en dan hebben we ook iets in ons geheugen. We zijn zeker van het bestaan van iets externs op het moment dat die ideeën op ons inwerken. (Later poging op Descartes droomargument te weerleggen.) Wat zijn volgens Descartes de bronnen van ideeën? = Aangeboren, verworven en verzonnen. Waarom wijst Locke aangeboren ideeën af? = Omdat hij een empirist is. Wat voor soort ideeën vind Locke aannemelijk? = Ideeën die van buitenaf komen, dus verworven ideeën. Hoe weet je volgens Locke dat de werkelijkheid geen illusie is? = Zijn idee van wit heeft een externe oorzaak. (Daarmee wil hij dus niet zeggen dat iets wit is.) Er is een object dat de oorzaak is van het idee wit. Wat is volgens Locke de hoogste vorm van kennis? = Intuïtie en dat kun je ook niet bewijzen. Waarom kun je volgens Locke niet zeggen dat de buitenwereld niet bestaat? = Door plezier en pijn ben je bewust van jezelf, maar ook van dingen die op jou inwerken. Alles wat je verzint, gaat terug op zintuiglijke ideeën. Je kunt een extern object gebruiken om jezelf pijn te doen. Als er geen aangeboren ideeën zijn, moeten ze beginnen met de ervaring en verworven zijn. Aan de hand daarvan kun je verzonnen ideeën krijgen. Dat is al zijn bewijs voor dat de buitenwereld bestaat. Met welke bewijzen komt Locke voor het bestaan van de buitenwereld? = Argument 1: Zintuigen produceren niet de ideeën zelf. Het is evident. Het is te evident om aan te twijfelen. Dat zegt Locke iedere keer over argumenten van Descartes. Argument 2: Je kunt niet voorkomen dat je ideeën krijgt. Het lijkt op een argument dat Descartes zelf heeft gebruikt. In de 6e meditatie: waarom ideeën niet verzonnen kunnen zijn. Het woord ‘nadrukkelijk’ is belangrijk. Dit argument is aan Descartes ontleend. Verzonnen ideeën heb je volgens Descartes onder controle en verworven ideeën niet. Je kunt niet doen alsof je iets niet ziet, maar als je iets verzint, heb je dat wel onder controle volgens Locke. Het gevoel bij verzonnen ideeën is ook nooit zo sterk als bij verworven ideeën. Argument 3: Pijn en plezier. Als je achteraf terug denkt aan de pijn is dat heel ander dan op het moment zelf. Het is heel anders als het uit je mind of van buitenaf komt. Je kunt ook niet terugdenken aan iets wat je niet hebt ervaren. Daarom moet er ook een buitenwereld zijn. Hij vergelijkt het krijgen van een sensatie, een pijngevoel en het terugdenken daaraan. Je kunt nooit dezelfde pijn oproepen. Argument 4: Schrijven: je verandert je gedachten in iets in de buitenwereld. Je kunt wanneer het op papier staat niet meer veranderen. Je hebt het dan niet meer zo onder controle als wanneer het in je gedachten staat. Je kan doen alsof er iets anders staat, maar dat verandert niets aan de externe wereld. Wat is buiten het probetalisme nog meer van Locke? = Pragmatisme. Locke heeft het gevoel dat Descartes het droomargument niet goed heeft beantwoord, dus komt hij met een eigen antwoord. Wat is zijn antwoord? = Als je dat wil denken ga je gang. Steek je hand maar in het vuur en verbrand je maar. Hij zegt ook dat als je denkt dat je in een illusie zit, hij niet met je gaat discussiëren, want dan is hij ook een illusie en dan heeft het geen zin. Hij gebruikt iedere keer de basisgevoelens pleasure en pain (plezier en pijn) die ons ook in leven houden. Hij suggereert dat er geen echt antwoord op het droomargument is. Wij vergelijken dromen op werkelijkheid. Hij probeert het te ridiculiseren hoe reëel de gevoelens zijn, hoe reëel de werkelijkheid is. We weten dat er verschil is tussen dromen en werkelijkheid en dat is het maximale van zekerheid dat hij kan aanbieden. Het is ambigu. Er kan geen droom zijn zonder werkelijkheid. De zintuigen informeren jou van dat wat op dat moment aanwezig is, dus kun je ook alleen zeker zijn van dat wat er nu is. Voor de rest moet je op je geheugen vertrouwen. Hoe denkt Locke over God? = God bestaat in zekerheid, want als je niet in oneindige regressie wil vallen, heb je een eerste begin nodig. God is goed, maar speelt geen rol in kennis, omdat dat niet nodig is.
Ingezonden op 09-01-2018 - 1378x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!