Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
› 12 College 12
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grote teksten geschiedenis van de filosofie
12 College 12
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer leefde David Hume? = Van 1711 tot 1776. Wat zijn de werken van David Hume? = 1739: Treatise of Human Nature. 1741-1742: Essays Moral and Political. 1751: An Enquiry Concerning the Principles of Morals. 1758: An Enquiry concerning Human Understanding. 1752: Political Discourses. 1754-1762: History of England. 1757: The Natural History of Religion. 1779: Dialogues Concerning Natural Religion (postuum) Wat voor scepticisme heeft Hume? = Gematigd scepticisme. Wat is het inductieprobleem van Hume? = Als je weet dat alle dagen de zon op is gekomen, kun je niet concluderen dat dat morgen ook gebeurt. ‘Alle mensen zijn sterfelijk’ is gebaseerd op het feit dat we nog nooit gehoord hebben dat iemand onsterfelijk is, maar dat is niet uitgesloten. Op basis van een eindig aantal waargenomen gevallen heb je altijd onvoldoende grond om universele uitspraken te rechtvaardigen. Geen algeheel scepticisme, maar mitigated scepticism: Newtons wet van de zwaartekracht is waarschijnlijker dan de astrologie, maar absoluut zeker is zij ook niet. Van welk boek is de tekst die we lezen van Hume? = 1739 – Treatise of Human Nature. Het laatste hoofdstuk. Wat is de vork van Hume? = Hume probeert de grenzen van het menselijke kennis te kennen. Abstracte subjecten zijn. Metafysica en theologie. Genealogie van kennis. Impressions of sensations zijn zintuiglijke indrukken die je waarneemt. Uit de impressions leidt ik ideas af, simple ideas. Complexe ideeën zijn samengesteld uit simple ideas. Dit onderscheid stelt Hume in staat om zijn beroemde ideeëntest te doen. Neem bijv. het idee van de ziel. Wat moet je doen met zo’n idee? Je moet je afvragen of je dat idee kunt terugvoeren tot zintuiglijke indrukken. Je zou de ziel kunnen terugvoeren op angst voor de dood en daarom poneren we iets dat onsterfelijk is. Dit is een psychologische verklaring, maar er is geen enkele empirische verklaring voor het bestaan van de ziel. Feiten zijn terug te voeren op zintuiglijke indrukken: twee vormen van oordelen: 1. Relations of ideas: noodzakelijk, maar leren ons niets over de wereld. Wiskundige oordelen of tautologieën. 2. Matters of fact: zijn informaties, maar niet zeker. Berusten vooral op inductie en de wet van causale verbindning. Wat is causaliteit bij Hume? = Als we ons idee van causaliteit analyseren, ontdekken we dat het bestaat uit drie elementen: PP: 1. Contiguity: biljartbal A raakt biljartbal B. 2. Temporal priority: de beweging van biljartbal gaat in tijd vooraf aan de beweging van biljartbal B. 3. Necessary connection: biljartbal A zet noodzakelijkerwijs biljartbal B in beweging. Aantekeningen: De meeste oordelen van matters of fact berusten op causaliteit. De meeste empirische oordelen zijn causaal en zijn causale oordelen wel gerechtvaardigd? 1. Contiguity: A raakt B aan. Daarom concluderen we dat A B beweegt. Dit is ook van belang om Kant te begrijpen. 2. Temporal priority: A zet B in beweging. We concluderen dat A B in beweging zet, waarom concluderen we niet andersom? Omdat A vooraf gaat aan B. 3. Necessary connection: gaat niet terug op impressions of sensations. Je ziet 1 en 2 gebeuren, maar 3 gaat niet terug op zintuiglijke indrukken. Maar je hebt het zo vaak zien gebeuren. Je hebt een verwachting. Een psychologisch oordeel. We hebben te weinig gronden om uit te gaan van causaliteit. Je hebt het eerder meegemaakt, een ervaring en daarom verwacht je dat. Verwachtingen die voortvloeien uit een eerdere ervaring. Hij is consequent aan Aristoteles. Aristoteles gaat vanuit ervaring naar algemene oordelen en Aristoteles trekt dat in twijfel. Hume heeft het over natuurlijk instinct. Wat is het naturalisme bij Hume? = Psychologische verklaring van hoe de natuur in elkaar zit. De beliefs zorgen er voor dat we goed kunnen functioneren. Dat is Humes kritiek op radicaal scepticisme, want als je radicaal scepticisme zou doortrekken , zou je ook kunnen stoppen met eten. Wat is Humes kritiek op Descartes? = Hume heeft kritiek op Descartes’ substanties. Het ik denk, de res cogitans is niet in de waarneming geegeven. Je neemt een opeenvolging van zintuiglijke indrukken waar. Je neemt je gedachten waar, maar nooit een onderliggend zelf. En op de res extensa. (Die bekritiseert hij in deze tekst.) Wat is Humes kritiek op Locke? = Er is geen intuïtie die een zelf waarneemt. Waarop zijn matters of fact gebaseerd bij Hume? = Op belief. Wat is Humes kritiek op de res cogitans van Descartes? = Ik kan niet zeker zijn van het feit dat er een “zelf” in de vorm van een substantie is die onder of achter mijn ideeën ligt. Als ik naar binnen kijk, zie ik geen “self”, maar alleen een “bundle or collection of different perceptions”. Wat is Humes kritiek op de res extensa van Descartes? = Het bestaan van substanties in de materiële wereld wordt door Hume ook betwijfeld. “This is a topic in which the profounder and more philosophical skeptics will always triumph.” Abstract of the Treatise of Human Nature: “The reader will easily perceive, that the philosophy contained in this book is very sceptical, and tends to give us a notion of the imperfections and narrow limits of human understanding. Almost all reasoning is there reduced to experience; and the belief, which attends experience, is explained to be nothing but a peculiar sentiment, or lively conception produced by habit. Nor is this all. When we believe any thing of external existence, or suppose an object to exist a moment after it is no longer perceived, this belief is nothing but a sentiment of the same kind. Our author insists upon several other sceptical topics; and upon the whole concludes, that we assent to our faculties, and employ our reason only because we cannot help it. Philosophy would render us entirely Pyrrhonian, were not nature too strong for it.” Wat bedoelt Hume hier mee? = Het is naturalisme. We hebben natuurlijk instinct om beliefs te ontwikkelen gebaseerd op de ervaring. Wat vraagt Hume zich in de tekst af? = Waar ons geloof in causaliteit vandaan komt. Van wanneer tot wanneer leefde Pyrrho van Elis? = Ca. van 360 tot 270 v. Chr. Van wanneer tot wanneer leefde Sextus Empiricus? = Ca. van 160 tot 220 n. Chr. Wat is het Pyrronistisch scepticisme? = Pyrrho van Elis ca. 360-270 v. Chr, Sextus Empiricus ca. 160 – 220 n. Chr. Voor iedere opvatting die je hebt kun je een tegenovergestelde conclusie hebben en die twee gouden elkaar in balans. Het enige wat je kunt doen is het oordeel opschorten: epoche. Je hebt altijd twee totaal verschillende conclusies van hetzelfde. “Het scepticisme is de kunde om zowel verschijnselen als denkbare zaken, op welke wijze dan ook, tegenover elkaar te plaatsen.” (Sextus Empiricus) Voornaamste beginsel van scepticisme: Isothenie, oftewel gelijkwaardigheid van rivaliserende opvattingen. Isothenie leidt tot epochè (opschorten van oordelen) en epochè gaat gepaard met ataraxie (onverstoorbaarheid, gemoedrust). Wat staat tegenover het Pyrronistisch scepticisme? = Probabilisme. Wat vind Hume aantrekkelijk aan academisch scepticisme? = Probabilisme. Waarom ziet Hume zichzelf als Academisch scepticus? = Omdat het probabilisme belangrijk is en dat neemt hij ook over. Wat is probabilisme? = Een analogie: vergelijking maken. Gallilei heeft volgens Hume een goede analogie gemaakt toen hij met een telescoop de aarde en de maan met elkaar vergeleek. Dat de aarde ook een planeet is, is waarschijnlijk dan dat de aarde een horloge is. Alleen gematigd scepticisme laat ruimte voor probabilisme. Wat is het verschil tussen antecedent en consequent scepticisme volgens Hume? = Antecedent is in zekere zin Pyrronisme: voorafgaand. Voordat je probeert wetenschap te beoefenen ga je je afvragen wat je zeker kunt weten. Descartes doet dat. En een eerste antwoord lijkt te zijn dat je je zintuigen niet kunt vertrouwen. Het is tegen onze natuur om zo’n radicaal scepticisme te beoefenen. Als je met zo’n radicale twijfel begint, kun je er niet meer uit komen, want om twijfel te overwinnen, heb je zekerheid nodig en die heb je uit official principle. Descartes haalt dat uit God en Cogito. En dat zijn dezelfde dingen die Descartes in twijfel heeft getrokken. Hij heeft ook de logica in twijfel getrokken, dus je kunt er niet meer onderuit. Gematigd scepticisme is wel nuttig. Er is ook een vorm van cosequent scepticisme. Zintuigen kunnen ons bedriegen, maar de wetten van de optica zeggen waarom. (De rest gemist). Bestaat er een buitenwereld volgens Hume? = Natuurlijk instinct zegt dat het bestaat en daarom eten en drinken wij. Het is ons natuurlijk instinct om te geloven in een externe wereld en dat de dingen blijven bestaat als we ze niet waarnemen, dat bestaan van de dingen niet afhankelijk is van waarneming. Dieren vluchten voor gevaar, dus ook zij hebben geloof in een buitenwereld. Wat is representation volgens Hume? = We zijn door ons instinct geneigd te geloven dat externe dingen bestaan. Ideeën zijn representaties van de werkelijkheid. Probleem: we hebben alleen toegang tot ideeën en niet tot de objecten. Zijn ideeën volgens Berkeley en Hume getrouwe representaties van de werkelijkheid? = Berkeley zegt dat het een contradictie is om te denken dat ideeën lijken op iets in de buitenwereld. Ideeën zijn niets anders dan ideeën. Hume zegt dat ook causaliteit van natuurlijk instinct komt. Waar komt het geloof van causaliteit vandaan volgens Hume en is dat volgens hem gerechtvaardigd? = Hij zegt dat het absurd is om dat te geloven. Berkeley zegt dat het niet gerechtvaardigd is. Hume: het object blijft wat het is. Hoe denkt Hume over objecten? = Wij zien zijn imagines en niet het object zelf. Het object blijft hetzelfde, maar als ik verder weg ga staan, wordt het object kleiner in mijn ogen. We hebben dus alleen toegang tot ideeën en niet tot objecten. Dat is het probleem van representatie. We hebben alleen toegang tot ideeën. Als we daar over nadenken is onze intuïtie problematisch. Hoe kunnen we weten dat objecten onafhankelijk zijn van onze perceptie als we er geen toegang toe hebben. Onze kennis is alleen gebaseerd op perceptie. We geloven het maar kunnen het niet met rede onderbouwen en de rede spreekt het tegen. De vraag van Descartes, Locke en Berkeley: Veroorzaken de materiële dingen onze ideeën van materiële dingen? Hoe denkt Hume hierover? = Hoe kun je dit weten? Probleem met causaliteit. Hoe weet ik dat ik zelf niet de oorzaak ben of dat God de oorzaak is? Er is boven aan nog een probleem: interactieprobleem tussen body en mind. Berkeley zei dat ideeën niets anders kunnen zijn dan ideeën. Probleem dualisme: hoe kunnen twee substanties die niets met elkaar gemeen hebben op elkaar inwerken? Hoe kunnen objecten op de mind inwerken? Hume wil niet naar de conclusie dat materiële dingen niet bestaan. Relations of ideas en matters of fact. Wat voor soort oordeel is het dat er materiële objecten zijn die immateriële ideeën van objecten veroorzaken. Dat is matters of fact en die moeten gebaseerd zijn op ervaring. Het is een empirische uitspraak, maar het probleem is dat ervaring bij het idee blijft. Ik heb alleen ervaring van het idee. Hoe kan ik dat concluderen uit de ervaring als ik alleen ervaring dan de ideeën heb. Het is een oordeel van matters of fact, maar het probleem is dat ik alleen ervaring van perceptie heb. Hoe weet Descartes uiteindelijk dat materiële objecten de oorzaak zijn van mijn ideeën van materiële objecten? = Omdat God je niet bedriegt. Wat is Humes kritiek op Descartes argument dat ideeën van materiële dingen ook van materiële dingen komen omdat God ons niet bedriegt? = Dan zouden onze zintuigen het ook altijd goed doen en je nooit bedriegen. Descartes zou zeggen dat God ons zo goed mogelijk gemaakt heeft en dat we een machine zijn en dat God ons de mogelijkheid gegeven heeft om te corrigeren met bijv. de wetten van de optica. Hume: Je kunt Gods bestaan alleen a posteriori en niet a priori bewijzen. Zonder wereld geen Godsbewijs. Dus volgens Hume is het absurd om Gods bestaan te gebruiken voor een bewijs van het bestaan van de buitenwereld. Uiteindelijk zal de scepticus winnen. Van nature zul je geloven dat externe dingen bestaan, maar je hebt daar geen toegang toe. Dat is een brug/kloof die je niet kunt overwinnen. Wat zegt Berkeley op het idee van Descartes en Locke dat secundaire kwaliteiten in onze mind bestaan en hoe reageert Hume daarop? = Als de secundaire kwaliteiten in onze mins bestaan, waarop baseer je dat de ene kwaliteiten inde wereld bestaan en de andere niet. Hume gebruikt dit argument. Hij is het er helemaal mee eens. Behalve iets in de voetnoot. Berkeley wilde niet zeggen dat we er niet zeker van zijn. Hij schrapt de materiële wereld. Volgens Hume zou de conclusie moeten zijn dat we het niet weten. Niet dat het er niet is. Hume zegt dat materiële dingen niet door God worden veroorzaakt en zet een vraagteken bij materie.
Ingezonden op 10-01-2018 - 1199x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!