Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Organisatie en Management, deel 9

7 organisatie en personeel vragen dokta echte

Jaar 5 (havo)

Wat is een organisatie? = Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen gericht op het bereiken van één of meerdere doelstellingen.

Wat is organiseren? = Organiseren is het scheppen van verhoudingen tussen de beschikbare mensen, middelen en activiteiten om bepaalde doeleinden te bereiken.
Wat verstaan we onder het transformatieproces? = Onder het transformatieproces verstaan we het omzetten van invoer (materiaal, arbeid) in uitvoer (eindproducten).
Waarom passen bedrijven arbeidsverdeling (specialisatie) toe? = Door arbeidsverdeling neemt de productiviteit toe.
Welke taak van het management hoort bij arbeidsverdeling? =Bij arbeidsverdeling hoort coördinatie.
Wat is coördinatie? = Coördinatie is het op elkaar afstemmen van de werkzaamheden.
Noem drie criteria op basis waarvan we ondernemingen h indelen. = De criteria zijn: de grootte van de organisatie (klein, middelgroot, groot); soort product(en) (goederen of diensten); soort markt (consumenten, producenten); soort streven (winst, maatschappelijk doel); soort rechtsvorm (eenmanszaak, vof, vereniging, stichting, BV, NV).
Wat omvat de interne organisatie? = De interne organisatie is de manier waarop de samenwerking in de organisatie is gestructureerd. Het omvat alle taken, functies, procedures en gedragsregels.
Noem drie onderdelen van de functieomschrijving. = Onderdelen van de functieomschrijving zijn: de kenmerken van de functie; de taken; de bevoegdheden en verantwoordelijkheden; de relaties binnen en buiten de organisatie.
Waarom wordt er in veel organisaties werkstructurering toegepast? = Werkstructurering zorgt ervoor dat taken en functies goed op elkaar worden afgestemd, zodat zowel de taken als de functies aantrekkelijk blijven om uit te voeren.
Noem drie soorten van werkstructurering. Licht kort toe. = Soorten van werkstructurering zijn: taakverruiming: taken van gelijk niveau worden samengevoegd; taakverrijking: de taak wordt uitgebreid; taakroulatie: mensen met ongeveer dezelfde taak wisselen elkaars taak af; autonome groepen/zelfsturende teams: werknemers werken in groepjes zelfstandig naar een eindproduct.
Wat verstaan we onder organisatiestructuur? = Onder organisatiestructuur verstaan we de wijze waarop taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn over de personen en afdelingen en tussen die personen en afdelingen.
Hoe heet het weergeven van de organisatiestructuur? = Het weergeven van de organisatiestructuur noemen we een organisatieschema of organigram.
Noem twee kenmerken van een lijnorganisatie. = Kenmerken van een lijnorganisatie zijn: een lijnorganisatie is een organisatie met een sterke hiërarchische structuur; iedere persoon in de organisatie krijgt zijn opdrachten van slechts één leidinggevende en alleen aan die persoon is dan verantwoording schuldig.
Noem drie voordelen van een lijnorganisatie. = De voordelen zijn: de organisatie is overzichtelijk; duidelijkheid wie welke taken en bevoegdheden heeft; iedere werknemer heeft één leidinggevende.
Welk bezwaar kleeft aan de lijnorganisatie? = Het bezwaar is dat het omspanningsvermogen (het maximum aantal ondergeschikten) beperkt is door teveel hiërarchische lagen in de organisatie. Hierdoor ontstaat gebrekkige communicatie van boven naar onder en van onder naar boven.
Op welke wijze kun je in een lijnorganisatie het omspanningsvermogen van een leider vergroten? = Je kunt dit vergroten door toevoeging van een stafafdeling. Die neemt secundaire taken van het management weg, waardoor er aan meer mensen leiding gegeven kan worden.
Noem twee kenmerken van een lijn-staforganisatie. = Kenmerken zijn: de leidinggevende wordt bijgestaan door deskundigen uit de staf; de staf heeft als taak de leidinggevenden te voorzien van informatie en adviezen. De leidinggevenden blijven beslissingsbevoegd.
Wat is kenmerkend voor een functionele organisatie? = De staf kan voorschriften opstellen, gericht op een bepaalde functie, die bindend zijn voor de overige functies in de organisatie.
Wat is het voordeel van een functionele organisatie? = Het voordeel is dat eenduidigheid bestaat bij dezelfde functies, zodat niet iedereen op zijn eigen wijze het werk verricht.
Wat is een projectorganisatie? = Een projectorganisatie is een tijdelijk samenwerkingsverband tussen personen uit verschillende afdelingen in de organisatie, gericht op het oplossen van een specifiek probleem. Zodra het project zijn doel heeft bereikt, wordt het opgeheven.
Wat is horizontale taakverdeling? = Bij horizontale taakverdeling is er sprake van nevenschikking. Taken op eenzelfde hiërarchisch niveau worden verdeeld over meerdere medewerkers of afdelingen.
Noem twee manieren waarop horizontale taakverdeling plaats kan vinden. = Horizontale taakverdeling kan plaatsvinden door: gelijksoortige functies samen te voegen (functionele indeling); gelijksoortige producten/diensten samen te voegen (p-indeling); een geografische indeling aan te brengen (g-indeling); gelijksoortige markten (doelgroepen) samen te voegen (m-indeling).
Welke vier taken heeft het management? = Het management heeft de volgende taken: plannen; organiseren; leiding geven; controleren.
Wat verstaan we onder spanwijdte? = Spanwijdte is het aantal ondergeschikten aan wie direct leiding wordt gegeven.
Wat verstaan we onder omspanningsvermogen? = Het omspanningsvermogen is het aantal directe medewerkers waaraan een leidinggevende maximaal leiding kan geven.
Noem twee zaken waarvan het omspanningsvermogen afhankelijk is. = Het omspanningsvermogen is afhankelijk van: de deskundigheid, de ervaring en de kwaliteiten van de leider; de houding en de capaciteiten van de medewerkers; de complexiteit van het werk; het aantal niveaus onder de leider (spandiepte).
Welke drie managementlagen onderscheiden we? =We onderscheiden: topmanagement; middenmanagement; lager-management.
Benoem de vijf leiderschapsstijlen van Blake en Mouton. = De leiderschapsstijlen zijn: 1.1 Weinig aandacht voor de mens en weinig aandacht voor de taak; 1.9 Relatiegericht leiderschap (veel aandacht voor de mens en weinig aandacht voor de taak); 9.1 Taakgericht of autoritair leiderschap (weinig aandacht voor de mens en veel aandacht voor de taak); 5.5 “Middle of the road”- manager. De manager verdeelt zijn aandacht over mensen en taken; 9.9 Teamgericht leiderschap (veel aandacht voor de mens en veel aandacht voor de taak).
Welke drie leiderschapsstijlen onderscheiden we o.b.v. de mate waarin werknemers worden betrokken in de besluitvorming? Licht kort toe. = De leiderschapsstijlen zijn: autoritair leiderschap: medewerkers worden niet betrokken in de besluitvorming. consultatief leiderschap: de leider raadpleegt vooraf zijn medewerkers, maar besluit vervolgens autonoom. participatief leiderschap: medewerkers doen mee in de besluitvorming.
Noem drie zaken waar leiderschap doorgaans afhankelijk van is. = Leiderschap is afhankelijk van: de leider zelf en al zijn kwaliteiten; de ondergeschikten en al hun kwaliteiten; de aard van het werk; de bedrijfscultuur.
Wat is ‘management by objectives’? = ‘Management by objectives’ is een systematische bestuursmethode waarbij op alle niveaus in overleg tussen manager en medewerkers, doelstellingen worden geformuleerd voor zowel de betreffende afdeling als voor de desbetreffende persoon.
Wat is ‘management by exception’? = ‘Management by exception’ is een bestuursmethode waarbij de leidinggevende pas ingrijpt zodra de vooraf gestelde normen niet worden bereikt.
Wat is ‘management by walking around’? = ‘Management by walking around’ is een bestuursmethode waarbij de leidinggevende regelmatig op de werkvloer aanwezig is om het werk van het personeel te controleren.
Wat is ‘management by delegation’? = ‘Management by delegation’ is een bestuursmethode waarbij de leidinggevende taken met bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden delegeert (overdraagt) aan zijn ondergeschikten.
Aan welke drie voorwaarden moet worden voldaan om ‘management by delegation’ succesvol toe te kunnen passen? =De werknemer aan wie wordt gedelegeerd moet: in staat zijn de opdracht uit te voeren; duidelijkheid hebben over de opdracht, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden; bereid zijn de opdracht te willen uitvoeren.
Wanneer is personeelsbeleid succesvol? = Personeelsbeleid is succesvol zodra er een goed evenwicht bestaat tussen de doelen van de organisatie en de persoonlijke doelen van de werknemers.
Beschrijf de motivatietheorie van McGregor. = McGregor vond dat managers in twee typen te onderscheiden zijn: Het X-type: is het type manager dat medewerkers ziet als luie wezens zonder ambities. Medewerkers kun je volgens hen alleen motiveren door te straffen of door meer salaris; Het Y-type: is het type manager dat medewerkers ziet als gedreven professionals die hard willen werken en verantwoordelijkheid willen dragen.
Beschrijf de behoeften-piramide van Maslow. = Maslow vond een hiërarchie in motivatie. Als aan de ene soort behoefte (lager gelegen) is voldaan, dan is men gemotiveerd om aan een volgende (hoger gelegen) behoefte te werken.
Welke vijf behoeften onderscheid Maslow? Zet ze in de juiste volgorde en noem steeds een voorbeeld. = De behoeften zijn van laag naar hoog: fysiologische behoeften (eten, drinken en slapen); behoefte aan veiligheid en zekerheid (dak boven je hoofd, vast inkomen, verzekerd zijn tegen risico’s) behoefte aan sociaal contact en liefde (familie, vrienden, partner) behoefte aan waardering (respect, status, aanzien, schouderklopje); behoefte aan zelfverwezenlijking (doen wat je graag wilt doen (roeping)).
Volgens Herzberg komen medewerkers tot hogere prestaties door motiverende factoren, ook wel ‘satisfiers’ genoemd. Noem drie ‘satisfiers’. = Volgens Herzberg zijn ‘satisfiers’: medezeggenschap; erkenning en waardering, verantwoordelijkheid; en groeimogelijkheden.
Volgens Herzberg leidt het ontbreken van ‘dissatisfiers’ tot ontevredenheid bij werknemers? Noem drie ‘dissatisfiers’. = Volgens Herzberg zijn ‘dissatisfiers’: arbeidsomstandigheden; beloning; arbeidsverhoudingen; en kwaliteit van de leiding.
Op welke drie aspecten is het personeelsbeleid gebaseerd? = Het personeelsbeleid is gebaseerd op: selectie en aanstelling van nieuw personeel; scholing en ontwikkeling van bestaand personeel; beëindigen van de relatie met het personeel.
Wat staat er in een personeelsplan? =In een personeelsplan staat hoeveel personeel en wat voor personeel (functies) de organisatie in de toekomst nodig heeft.
Wat is het doel van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB)? = De AWGB heeft tot doel te bevorderen dat mensen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of burgerlijke staat, op gelijke voet aan het maatschappelijke leven kunnen deelnemen.
Wat verstaan we onder een individuele arbeidsovereenkomst? = Een individuele arbeidsovereenkomst is een (schriftelijke) afspraak tussen één werkgever en één werknemer waarin wederzijds de rechten en plichten zijn vastgelegd. Ook staan hierin afspraken als, aantal uren per week, werktijden, de werkzaamheden en de hoogte van het salaris.
Wat verstaan we onder een collectieve arbeidsovereenkomst (cao)? = Een cao is een overeenkomst afgesloten tussen werknemers- en werkgeversorganisaties. In een cao staan afspraken over salarissen, verlof en overuren, vakantiedagen etc. Een werkgever is verplicht de cao na te komen.
Noem twee beloningsstelsels? Leg kort uit. = We onderscheiden de volgende beloningsstelsels: tijdloonstelsel (beloning o.b.v. het aantal gewerkte uren); stukloonstelsel (beloning o.b.v. het aantal prestaties); premieloonstelsel (vorm van stukloonstelsel waarbij zowel werknemer als werkgever een extra beloning krijgt).
Wat is het verschil tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek. = Een functioneringsgesprek is tweezijdig en is gericht op de toekomst. Een beoordelingsgesprek is éénzijdig en is gericht op het verleden.
Waarom is training en ontwikkeling van bestaand personeel noodzakelijk? = In een voortdurend veranderende maatschappij vragen nieuwe ontwikkelingen om meer kennis en vaardigheden van het personeel. Trainingsprogramma’s houden de kwaliteiten van het personeel op peil.
Wat is loopbaanontwikkeling en wat is het doel? = Bij loopbaanontwikkeling stelt de werkgever de werknemer in de gelegenheid voortdurend een andere (hogere of naastliggende) functie te krijgen. Doel is om het personeel te behouden.
Wat is een persoonlijk ontwikkelingsplan (pop)? = Een pop is een plan waarin de persoonlijke doelen van de werknemer en de organisatiedoelen op individueel niveau worden afgestemd.
Wat staat er in een persoonlijk ontwikkelingsplan (pop)? = In een pop beschrijft de werknemer waar naar hij redelijkerwijs toe wil groeien en de werkgever beschrijft de weg die dan moet worden doorlopen (promotie, overplaatsing, bijscholing, omscholing e.d.).
Noem vier redenen waarom een werkgever een werknemer ontslaat. = Redenen zijn: bereiken pensioengerechtigde leeftijd; volledig arbeidsongeschiktheid; overlijden van het personeelslid; bereiken van een einddatum binnen een tijdelijk contract; opzeggen met wederzijds goedvinden; dringende reden (diefstal door de werknemer, intimidatie e.d.); bedrijfseconomische reden (voortbestaan van het bedrijf staat op het spel).
Wat verstaan we onder participatief management? = Bij participatief management worden medewerkers actief betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die hen betreffen met als doel de effectiviteit te bevorderen.
Noem drie rechten die de or/mr heeft? = De or/mr heeft: instemmingsrecht; adviesrecht; informatierecht; en initiatiefrecht.

Ingezonden op 21-01-2018 - 1857x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

dokta the real vragen

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Organisatie en Management, deel 9

7 organisatie en personeel vragen dokta echte