Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grondslagen in de psychologie
› 20
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grondslagen in de psychologie
hoofdstuk 20
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is frontotemporale dementie=dit is naast Alzheimer, de bekendste vorm van dementie die meestal begint voor 65e jaar. Er zijn drie vormen van, een gedrag en twee taligen. Wat is ftd bv=dit is de meest voorkomende variant, namelijk de gedrags. Hiermee wordt bedoeld verandering in persoonlijkheid en sociaal gedrag, maar ook cognitieve stoornissen en verandering in taal. Wat je het meest ziet is minder betrokken zijn en afvlakking, apathie, rusteloosheid en verminderd beroordelingsvermogen. Deze mensen zijn snel afteleiden en er is sociale ontremming en docorumverlies. Mensen zijn inflexibel en houden vast aan routines en worden stiller(economy of speech) Wat zijn de subtypen binnen ftd bv=disinhibitie, afleidbaar en overactief/apathie, initiatiefloos enteruggetrokken/dwangmatig gedrag Wat is dan mnd=dit is een vorm van ftd die 5 procent van de mensen met ftd ontwikkelt, qua gedragssymptomen op die van ftd bv lijkt, maar daarnaast motorneurondefecten heeft. Een kenmerk in bulbaire dysartrie, spieratrofie en kleine spiertrekkingen. Wanneer worden als patienten met ftd gediagnosticeerd=als de cognitieve en gedrags kenmerken een frotaalgelegen oorzaak hebben. Wat is pnfa=dit is de tweede subgroep over taal. een storing in de taalproductie, waarbij steeds meer cognitieve problemen ontstaan en het gegdrag steeds inflexibeler wordt. Wat is dan semantische dementie=dit is de derde subgroep over taal. Taalbegripsverlies, en woordvindingsproblemen, dat ene, nonverbaal gezien worden mensen zelfs compulsief. Hoe is de diagnostiek=voor alle drie subtypes geldt dat er een sluipend begin van klachten is en het verloop progressief. Verder zijn er specifieke voorwaarden. Specifieke diagnostiek ftd bv=achteruitgang sociaal/afvlakking/verlies inzicht/regulatie persoonlijk gedrag al vroeg in stoornis Specifieke diagnostiek pnfa=niet vloeiende spraak, vooral woordvindingsproblemen of agramatische taal, al vroeg in stoornis. Specifieke diagnostiek sd=prosop agnosie en object agnosie, te zien in matchen en natekenen. Legespraak en woordvindingsproblemen. Twee aspecten dus, talig en visueelspatieel. Wat is er te zeggen over de epidemologie=het is de derde dementie veroorzaakt door corticale problemen. Mensen met ftd-mnd hebben gemiddeld de korste ziekteduur, 3 jaar. Prevalentie ftd, is 10 per 100000 tussen 60 en 70. De incidentie is 3 per 100000. Zijn er voorspellende genen=er is een autosomaal overervings patroon. Waarbij in twee generaties drie mensen ziek zijn. Dit zie je bij ftd bv en nnd. Mensen met mutatie in het mapt of het grn gen of als derde mogelijkheid een verlenging in het c9orf72 gen. Hebben bij altijd ftd. Ij di laatste gen zijn er vaak ook familiale verbanden te zien. Welke eiwitten zouden oorzaak zijn van ftd=tau tdp43 en fus. Je vindt ze in de frontale en temporale cortex maar ook in hippocampus en basale kernen. Bij mapt zie je tau. En bij grn juist tdp 43 . Hoe herken je pnfa op mri=links frontotemporaal assymmetrisch. Hoe herken je sd=linker temporaal billateraal en ook hippocampus aangetast. Hoe herken je ftd bv=frontaal en temporaal en assymetrisch in hippocampus soms. Medicatie=serotonine antagonist en een heropname remmer. Wat is cognitief gezien te zeggen over ftd bv=cognitieve problemen en sociaal emotionele problemen net als bij dementie. De belemmeringen liggen hier op gedragsnnivea en staan in het boek beschreven maar is veel al eerder aan bod geweest. Wat is er cognitief te zeggen over pnfa=fonologie, syntaxis, een woord dat erop lijkt en hetzelfde klinkt, grammatica, articulatie. Wat is er cgnitief te zeggen over sd=hier gaat iets mis in de taalbetekenis/begrip. Woordvindingsproblemen: dat ene. Niet weten wat woord betekent: ik moet dit kopen maar wat is dat ookalweer voor iets. Eigenschappen kennen maar niet weten hoe het heet: omschrijven. Parafasien: hond ipv hyena. Ook het herkennen van gezichten, wat meer visueel perceptueel is maar wel met semantiek te maken heeft.
Ingezonden op 30-01-2018 - 885x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!