Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
examword
› 0 alle examwords
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
examword
0 alle examwords
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to satisfy (satisfaction) = bevredigen to save = sparen, redden scar = litteken scared = bang scholar = geleerde scholarship = studiebeurs science = wetenschap scientific = wetenschappelijk scientist = (natuur)wetenschapper to search = zoeken second-rate = tweederangs segregation = rassenscheiding to seize = grijpen sensation = gevoel sense = gevoel, verstand, zintuig sensible = verstandig sensitive = gevoelig to separate = scheiden, uit elkaar gaan separate = apart to serve = dienen, bedienen to settle = zich vestigen, afhandelen, regelen sewer = riool shallow = ondiep to share (share) = delen sheer = puur shore = kust short-sighted = bijziend, kortzichtig sign = bordje, teken significant (significance) = belangrijk similar = gelijk, soortgelijk sincere = oprecht single = alleenstaand, één enkele site = locatie, terrein size = grootte, omvang skilful (skill) = bekwaam, vaardig, vakkundig skull = schedel slice = plak(je) slum = achterbuurt smooth = glad, soepel sole = enige, voetzool to solve (solution) = oplossen sound = gezond, verstandig, klank, geluid to sound (sound) = klinken source = bron spacious = ruim species = dier- of plantensoort spokesman/spokesperson = woordvoerder spot = plek, punt to spot = ontdekken staff = personeel stage = podium, toneel, stadium, punt stain = vlek, smet to stain = besmeuren to be at stake = op het spel staan to starve (starvation) = van honger omkomen, verhongeren to state (statement) = verklaren steady = vast, constant, gestaag to stir = bewegen, roeren store = winkel to stress (stress) = benadrukken to struggle (struggle) = worstelen, vechten stubborn = koppig stunning = verbijsterend subject = onderwerp subject to = onderhevig aan subsequent = later, erop volgend substance = stof, materie, essentie subordinate = ondergeschikte suburbia (suburban) = de voorsteden to suffice = voldoende zijn suicide = zelfmoord suitable = passend, geschikt superfluous = overbodig superstitious (superstition) = bijgelovig to supplement (supplement) = aanvullen supply = voorraad to supply = verschaffen, leveren to support (support) = (onder)steunen supposedly = zogenaamd to suppress (suppression) = onderdrukken surgeon = chirurg surgery = chirurgie, chirurgische ingreep surplus = overschot to surround = omringen surroundings = omgeving survey = onderzoek, studie, overzicht to survive (survival) = overleven suspect = verdacht(e) to suspect = verdenken, vermoeden suspicious = verdacht, wantrouwig to swallow = slikken target = doel to taste (taste) = proeven, smaken to tease = plagen tedious = vervelend to tempt = in verleiding brengen to tend (tendency) = de neiging hebben to tend to be = meestal zijn tension = spanning tentative = voorlopig, proef theft = diefstal thorough = grondig to threaten (threat) = (be)dreigen thus = op deze manier to tie to = (ver)binden aan topic = onderwerp to torture (torture) = martelen, kwellen to trade (trade) = handelen treasure = schat to treat (treatment) = behandelen treaty = verdrag trial = gerechtelijk onderzoek tribe = (volks)stam truancy = spijbelen truant = spijbelaar to turn out = blijken ultimate = uiteindelijk, eind to underestimate = onderschatten to upset = van streek brengen to urge = dringend verzoeken use = nut, zin, gebruik vain = ijdel, vergeefs in vain = tevergeefs valid (validity) = geldig to value (value) = waarderen, taxeren vast = enorm groot vehement = krachtig vehicle = voertuig veil = sluier verdict = vonnis, uitspraak vicar = dominee vice = ondeugd, slechte eigenschap vicious = gemeen, wreed victim = slachtoffer view = mening, opvatting viewer = (tv)kijker vigorous (vigour) = krachtig, energiek to violate (violation) = schenden violent (violence) = gewelddadig virtually = vrijwel virtue = deugd, goede eigenschap visible = zichtbaar to voice = uiten to volunteer = zich (als vrijwilliger) aanmelden vow = gelofte vulnerable = kwetsbaar wage(s) = loon wallet = portefeuille want = gebrek waste = afval to waste = verspillen willing = bereid to witness (witness) = getuigen van, getuige zijn van to worsen = verslechteren worthwhile = de moeite waard to yield (yield) = opleveren, opbrengen to abandon (abandonment) = in de steek laten able (ability) = in staat, bekwaam to abolish (abolition) = afschaffen to abound = in overvloed voorkomen to abuse (abuse) = misbruik maken van to accelerate = versnellen access = toegang accessible, accesibility = toegankelijk to accompany = vergezellen, begeleiden to accomplish = volbrengen, presteren to accommodate = onderbrengen, huisvesten according to = volgens to account (account) = verslag doen van to account for = verklaren actually = eigenlijk to accumulate, accumulation = opstapelen to accuse, accusation = beschuldigen to achieve, achievement = presteren, bereiken to acknowledge, acknowledgement = erkennen to acquire, acquisition = verwerven act = daad, wet to act (act; action) = handelen, doen to adapt = aanpassen, bewerken to add (addition) = toevoegen additional = bijkomend, extra addict = verslaafde to be addicted to (addiction) = verslaafd zijn aan adjacent = aangrenzend to adjust (adjustment) = (zich) aanpassen to admire (admiration) = bewonderen to admit (admission) = toegeven, toelaten adolescent = tiener adult = volwassen(e) advanced = gevorderd advantage = voordeel adversary = tegenstander to advocate (advocate) = voorstaan, voorstander zijn van to affect = van invloed zijn op, treffen, raken affluent = rijk, welvarend affluent society = welvaartstaat to afford = zich permitteren after all = per slot van rekening age = leeftijd of/under age = meer/minderjarig to aggravate (aggravation) = verergeren, ergeren to agree with = instemmen met, het eens zijn met to alienate (alienation) = vervreemden to allege = beweren allegedly = naar men zegt allowance = toelage to allude to = een toespeling maken op ally = bondgenoot to alter (alteration) = veranderen amount = hoeveelheid, bedrag to amount to = bedragen, neerkomen op ancestor = voorouder ancient = heel oud to announce, announcement = aankondigen to annoy, annoyance = irriteren annual = jaarlijks anxious (anxiety) = bezorgd, angstig ape = mensaap apparent = ogenschijnlijk, schijnbaar, blijkbaar to appeal to (appeal) = aantrekkingskracht hebben op, een beroep doen op to apply (application) = toepassen to apply for = solliciteren naar, aanvragen to appoint = benoemen appointment = afspraak, benoemen to apologise = zijn excuses aanbieden to approach = (be)naderen, aanpakken appropriate = geschikt, passend to approve (approval) = goedkeuren apt = toepasselijk arbitrary = willekeurig area = gebied, terrein to argue (argument) = redeneren, beweren, ruzie hebben as for = wat betreft to aspire to (aspiration) = ernaar streven te to assert (assertion) = verklaren, beweren to assess (assessment) = beoordelen to assume (assumption) = aannemen, ervan uitgaan, op zich nemen to attach to (attachment) = hechten aan to attack (attack) = aanvallen to attempt (attempt) = proberen, pogen to attend (attendance) = aanwezig zijn bij attic = zolder, zolderkamer attitude = houding, mentaliteit to attribute to = toeschrijven aan to auction (auction) = veilen audience = publiek, toehoorders available (availability) = beschikbaar average = gemiddeld, doorsnee to avoid = vermijden awareness = bewust(zijn) award = prijs, beloning awe = ontzag awkward = onhandig, lastig to back = (onder)steunen balance = evenwicht(igheid) to ban = verbieden bare = kaal, bloot barely = nauwelijks to bargain = onderhandelen bargain = koopje to behave (behaviour) = zich gedragen to belong to = behoren bij to benefit from (benefit) = profiteren van, zijn voordeel doen bij benevolent = welwillend beneficial = heilzaam to betray (betrayal) = verraden bewildered = verbijsterd beyond = verder dan to be bias(s)ed (bias) = bevooroordeeld zijn to blame (for) (blame) = de schuld geven van to blend (blend) = (ver)mengen to boast (boast) = pochen, opscheppen over bold = (stout)moedig, vrijpostig to boost (boost) = stimuleren border = grens boundary = grens to brake (brake) = remmen to breathe (breath) = ademen brief = kort broke = blut, failliet to browse = snuffelen brutal = bruut, wreed burden = last, lading burglar = inbreker to bury (burial) = begraven to carry on = doorgaan met casual = terloops, vrijetijds casualties = doden en gewonden to catch up (on) = inhalen cause = oorzaak, zaak to cause (cause) = veroorzaken cautious (caution) = voorzichtig chair(man) = voorzitter to challenge (challenge) = betwisten, uitdagen to charge with (charge) = beschuldigen van to celebrate (celebration) = vieren celebrity = beroemdheid cereals = (ontbijt)graan-producten charity = liefdadigheid citizen = burger civil = beleefd, burger civil servant = ambtenaar to claim (claim) = beweren, eisen to clarify = verduidelijken clarity = helderheid coeducation/ coed = gemengd onderwijs to coincide with = samenvallen met coincidence = toeval to collapse = ineenstorten, mislukken to collide (collision) = botsen column = kolom, rubriek, zuil to come to terms with = zich verzoenen met, zich neerleggen bij to comfort (comfort) = troosten to commit (a crime) = (een misdaad) begaan common = gemeenschappelijk, gebruikelijk, gewoon commonplace = afgezaagd community = gemeenschap, gemeente to commute (commuter) = forenzen, pendelen to compare (comparison) = vergelijken to compel = dwingen, verplichten to compete (competition) = concurreren competitive = concurrerend to complain (complaint) = klagen complicity = medeplichtigheid to comprehend (comprehension) = begrijpen compulsory = verplicht to conceal = verbergen to conceive (concept) = bedenken to conceive (conception) = verwekken concern = zorg, bezorgdheid, bedrijf concerned = bezorgd, desbetreffende concrete = beton(nen), concreet to condemn (condemnation) = veroordelen conduct = gedrag to conduct (conductor) = leiden, dirigeren to confess (to) (confession) = (op)biechten confident (confidence) = vol (zelf)vertrouwen confidential = vertrouwelijk to confine = beperken to confirm (confirmation) = bevestigen to confuse (confusion) = verwarren to conquer (conquest) = veroveren conscious = zich bewust consequently = dientengevolge to conserve (conservation) = behouden to consider (consideration) = overwegen considerable = aanzienlijk to consist of = bestaan uit consistent = consequent conspicuous = opvallend to conspire (conspiracy) = samenzweren to consult (consultation) = raadplegen to contain (container) = bevatten contemporary = eigentijds, hedendaags contempt = minachting content(ed) = tevreden content(s) = inhoud contest = wedstrijd continual = aanhoudend continuous = voortdurend to contradict (contradiction) = tegenspreken to control (control) = beheren, besturen to convene (convention) = samenkomen convenient (convenient) = gemakkelijk, comfortabel convent = nonnenklooster to convey = overbrengen, kenbaar maken to convict = veroordelen convict = veroordeelde conviction = veroordeling, overtuiging to convince = overtuigen to cope (with) = zich weten te redden, aankunnen core = kern coronation = kroning council = (gemeente)raad counter = toonbank, balie countryside = platteland court = (gerechts)hof to create (creation) = scheppen, creëren creature = schepsel, wezen credible (credibility) = geloofwaardig critic = criticus cruel(ty) = wreed(heid) current = huidig, actueel, stroom, stroming curriculum = leerplan, vakkenpakket to curse (curse) = vloeken customary = gebruikelijk dairy = zuivel to damage = schaden, beschadigen damages = schadevergoeding to deal with = behandelen, gaan over debt = schuld decade (periode van) = tien jaar to decay (decay) = in verval raken, bederven to deceive, (deception, deceit) = bedriegen decent = beschaafd, behoorlijk to declare (declaration) = (openlijk) verklaren to decline (decline) = in verval raken, achteruitgaan, afnemen to dedicate (dedication) = toewijden to deduce (deduction) = afleiden uit to deduct (deduction) = aftrekken to deem = achten, beschouwen als defect = gebrek, mankement, tekortkoming definitely = definitief, duidelijk, beslist to delay (delay) = vertragen deliberate = opzettelijk, weloverwogen to deliver (delivery) = afleveren to demand (demand) = eisen demanding = veeleisend to demolish (demolition) = vernietigen to demonstrate = aantonen dense = dicht opeengepakt to deny (denial) = ontkennen, ontzeggen dependent (dependence, dependency on) = afhankelijk van to depict = afschilderen, beschrijven deprivation = ontbering to deprive of = beroven van deprived = misdeeld, arm to derive from = ontlenen aan to deserve = verdienen to desire (desire) = wensen to despair (despair) = wanhopen desperate = wanhopig to despise = verachten despite = ondanks destination = bestemming to be destined for = bestemd zijn voor destiny = lot to destroy (destruction) = vernietigen to determine = vaststellen, bepalen determined = vastbesloten, vastberaden devastating = vernietigend to develop (development) = ontwikkelen dignity = waardigheid to diminish = verminderen disabled = invalide, gehandicapt disadvantage = nadeel to disappoint (disappointment) = teleurstellen to disapprove of (disapproval) = afkeuren to disarm (disarmament) = ontwapenen disaster = ramp to disclose (disclosure) = openbaar maken to discourage (discouragement) = ontmoedigen disdainful (disdain) = minachtend, met verachting disease = ziekte disgraceful (discraceful) = schandelijk disgust = walging disgusting = walgelijk dismal = ellendig, somber disobedience = ongehoorzaamheid to display (display) = tentoonspreiden disproportionately = onevenredig, niet naar verhouding dispute = geschil, twist, discussie to disrupt (disruption) = verstoren distance = afstand distant = ver distinct = duidelijk to distinguish (distinction) = onderscheiden to distort (distortion) = verwringen, verdraaien to distract (distraction) = afleiden distress = leed, verdriet, nood to disturb (disturbance) = (ver)storen to divorce (divorce) = scheiden domestic = huis-, huiselijk, binnenlands doubtful = twijfelachtig driving licence = rijbewijs driving test = rijexamen due = verschuldigd, verwacht due to = te wijten aan, ten gevolge van dull = saai, dof dusk = schemering to dwell = wonen eager (eagerness) = enthousiast edge = rand to edit (edition) = de uitgave verzorgen van, bewerken editor = redacteur effort = inspanning, poging elaborate = ingewikkeld, uitvoerig to elaborate (up)on = uitvoerig ingaan op elderly = bejaard to embarrass = in verlegenheid brengen to embrace (embrace) = omhelzen to emerge = tevoorschijn komen, opkomen, blijken emergency = noodgeval, nood to emphasise (emphasis) = benadrukken to employ = in dienst nemen/hebben to enable = in staat stellen to encounter = ontmoeten, tegenkomen to encourage (encouragement) = aanmoedigen endurance = uithoudingsvermogen to endure = verdragen to ensure = garanderen enterprise = onderneming, ondernemingslust to entail = inhouden, met zich meebrengen entire(ly) = geheel to be entitled to = recht hebben op entity = eenheid environment = omgeving, milieu environmental = milieu to envy (envy) = jaloers zijn op equal = gelijk(e) equally = evenzeer, in gelijke mate equipment = uitrusting era = tijdperk to escape (escape) = ontsnappen (aan) essentially = in hoofdzaak to establish = vestigen establishment = gevestigde orde to estimate = schatten eternal (eternity) = eeuwig event = gebeurtenis eventually = uiteindelijk, tenslotte evidence = bewijs(materiaal) evil = kwaad(willig) to evolve (evolution) = zich ontwikkelen to evoke (evocation) = oproepen to exaggerate = overdrijven exciting (excitement) = spannend, opwindend exhausted (exhaustion) = uitgeput to exhibit (exhibition) = tentoonstellen to exile (exile) = verbannen, in ballingschap sturen to exist (existence) = bestaan to expand (expansion) = uitbreiden at the expense of = ten koste van expenses = (on)kosten to experience = ondervinden, ervaren to exploit (exploitation) = uitbuiten to explore (exploration) = verkennen explorer = ontdekkingsreiziger to expose to (exposure) = blootstellen aan to extend (extension) = uitbreiden extent = mate extinct (extinction) = uitgestorven to face = onder ogen zien, het hoofd bieden, geconfronteerd worden met they face ... = hun staat ... te wachten facility = faciliteit, gemak factual = feitelijk to fail (failure) = mislukken, zakken voor (een examen) to fail to = er niet in slagen te, nalaten te, niet . . . fairly = tamelijk faith = geloof false = verkeerd, onjuist familiar = bekend, vertrouwd famine = hongersnood to fancy (fancy) = leuk vinden, vallen op fashionable (fashion) = modieus fatal = fataal, dodelijk fate = (nood)lot favour = gunst in favour of = ten gunste van, vóór feature = kenmerk, gelaatstrek fellow- = mede female = vrouwelijk fertile (fertility) = vruchtbaar fiction = roman(s), verzinsel fictional =denkbeeldig fierce = hevig, fel figure = figuur, getal fine = boete firm = firma, bedrijf, stevig to fit = passen flaw = fout, tekortkoming, smet to flourish = gedijen, bloeien force = dwang, kracht, geweld to force = dwingen fortune = fortuin, lot good fortune = geluk fortunate = fortuinlijk, gelukkig to found = oprichten, stichten, funderen to found (foundation) = oprichten, stichten, funderen to fuel (fuel) = van brandstof voorzien, voeden in future = voortaan in the future = in de toekomst to gain = verkrijgen, verwerven gain = winst, stijging gap = kloof, gat to gather (gathering) = verzamelen gear = uitrusting, versnelling gem = juweel(tje) general practitioner (GP) = huisarts generous (generosity) = edelmoedig, royaal gentle = vriendelijk, zacht genuine = echt, oprecht gesture = gebaar gigantic (giant) = reusachtig gimmick = truc, vondst to gossip (gossip) = roddelen to graduate = afstuderen, een opleiding voltooien grant = studiebeurs, subsidie to grant = (toe)geven to grasp = (be)grijpen grateful = dankbaar grave = ernstig, graf greedy (greed) = gulzig, hebberig gross = bruto to guess = raden guilt(y) = schuld(ig) to hail = begroeten to handle = omgaan met hapless = betreurenswaardig hardship = tegenspoed, ontbering to harm (harm) = schaden harmful = schadelijk harmless = onschuldig, onschadelijk headline = krantekop to heighten = verhogen heir = erfgenaam hence = vandaar hereditary (heredity) = erfelijk heritage = erfgoed hero = held, hoofdpersoon (in verhaal) heroine = heldin, hoofdpersoon (in verhaal) to hesitate (hesitation) = aarzeling to hijack (hijacking) = kapen honest(y) = eerlijk(heid) hooligan = vandaal hostage = gijzelaar hostile (hostility) = vijandig huge = enorm, geweldig (groot) human (humanity) = mens, menselijk, van de mens humble = nederig to humiliate (humiliation) = vernederen ignorance = onwetendheid to ignore = negeren, geen notitie nemen van illiterate (illiteracy) = analfabeet imminent = dreigend to impede (impediment) = belemmeren in to imply = suggereren, met zich meebrengen to impose = opleggen to impress (impression) = indruk maken to improve (improvement) = verbeteren incentive = stimulans incidentally = trouwens, af en toe to be inclined to (inclination) = de neiging hebben om to increase (increase) = (doen) toenemen, vergroten increasingly = in toenemende mate independent (independence) = onafhankelijk to indicate = aangeven, aanwijzen indifference = onverschilligheid indigenous = autochtoon indignant (indignation) = verontwaardigd to indulge in = zich te buiten gaan aan, toegeven aan inevitable = onvermijdelijk infidelity = ontrouw to inflict = opleggen to inherit (inheritance) = erven to inhibit (inhibition) = remmen, belemmeren injury = letsel innocent (innocence) = onschuldig innovative = vernieuwend to inquire (inquiry) = informeren to insist (insistence) = met klem beweren, erop staan, volhouden to intend (intention) = van plan zijn interest = belang, belangstelling, rente invariably = steevast, onveranderlijk to invent (invention) = bedenken, uitvinden to investigate (investigation) = onderzoeken to involve (in) (involvement) = met zich meebrengen, betrekken bij irrespective of = ongeacht issue = kwestie, probleem, uitgave, nummer (v. tijdschrift) to join = samenvoegen, zich voegen bij joint = gezamenlijk, gewricht, verbindingsstuk, stickie judge = rechter to judge (judgement) = oordelen to justify (justification) = rechtvaardigen juvenile = jeugd keen = enthousiast, scherp (v.gehoor, wind) labour = arbeid labourer = arbeider to lack (lack) = gebrek hebben aan, missen largely = grotendeels lasting = duurzaam, langdurig to launch = lanceren, op touw zetten lawful (law) = wettig, wettelijk lawn = grasveld, gazon lawsuit = rechtszaak legal = wettelijk, wettig legislation = wetgeving leisure = vrije tijd, recreatie level = niveau, mate to liberate (liberation) = bevrijding likely = waarschijnlijk to be likely to = waarschijnlijk limit = grens to limit = beperken litter = afval lunar = maan lunatic = gek to magnify = vergroten main = voornaamste mainly = voornamelijk, vooral to maintain (maintenance) = handhaven, onderhouden, beweren major = belangrijkst, meerderjarig, majoor majority = meerderheid, het overgrote deel male = mannelijk manual = met de hand, hand-, handleiding to manufacture (manufacturer) = fabriceren marital = huwelijks massacre = massamoord mature (maturity) = rijp, volwassen means = middel(en) meanwhile; in the meantime = ondertussen measure = maat, maatregel to measure = meten medieval = middeleeuws member(ship) = lid(maatschap) merely = alleen maar, enkel en alleen to merit (merit) = verdienen minor = minder (belangrijk), minderjarige minority = minderheid miserable (misery) = ellendig mishap = ongeluk to mock (mockery) = bespotten modest (modesty) = bescheiden to modify (modification) = wijzigen to monitor = toezicht houden op mood = stemming, humeur mortal (mortality) = sterfelijk motorist = automobilist to mutate (mutation) = veranderen multitude = menigte muscular (muscle) = gespierd mutual = wederzijds native = oorspronkelijke bewoner, autochtoon, inheems, geboorte to neglect (neglect, negligence) = verwaarlozen nerve = zenuw, moed notable = opmerkelijk notably = met name to note = nota nemen van, opmerken, opletten notice = mededeling to notice = opmerken notorious = berucht novel = roman, nieuw novelist = romanschrijver novelty = nieuwtje numerous = talrijk obedient = gehoorzaam to obey (obedience) = gehoorzamen to object to (objection) = bezwaar maken tegen objective = objectief, doel(stelling) obligatory = verplicht to oblige (obligation) = verplichten to obtain = verkrijgen obvious(ly) = duidelijk, voor de hand liggend occasion = gelegenheid occasionally = af en toe to occupy = bezetten, bezig houden to occur = gebeuren, voorvallen odd = oneven, eigenaardig, vreemd offence = overtreding, belediging to offend = kwaad doen, beledigen offender = overtreder offspring = nakomeling, kroost old-fashioned = ouderwets to omit (omission) = weglaten opportunity = kans, gelegenheid to oppress (oppression) = onderdrukken orphan = wees out-dated = ouderwets, achterhaald overall = over het geheel genomen to overlook = over het hoofd zien patience = geduld patient = geduldig, patiënt patronising = neerbuigend pavement, troittoir = stoep peak = top pedestrian = voetganger to perceive = waarnemen, bemerken perilous (peril) = gevaarlijk perpetual = voortdurend persistent = volhardend to persuade = overhalen, ervan overtuigen physician = arts pointless = zinloos poll = (opinie)peiling to pollute (pollution) = vervuilen to precede = voorgaan to predict (prediction) = voorspellen pregnant (pregnancy) = zwanger to be prejudiced (prejudice) = bevooroordeeld zijn to be preoccupied = volledig in beslag with = genomen door to prescribe = (een medicijn) voorschrijven prescription = recept voorschrift, preparaat present (adj.) = huidig, aanwezig at present = nu, tegenwoordig to preserve (preservation) = bewaren, houden presumably = vermoedelijk to prevent (from) = voorkomen, verhinderen previous = vorig, voor(af)gaand pride = trots to pride yourself on = prat gaan op to be in the process of = bezig zijn te to proclaim (proclamation) = verkondigen profound = diepgaand progress = vooruitgang prolonged = langdurig to promise (promise) = beloven property = eigenschap, eigendom proportionately (proportion) = verhoudingsgewijs to propose (proposal) = een voorstel/aanzoek doen (proposal) = aanzoek doen to prosecute = gerechtelijk vervolgen prosecutor = aanklager prospect = vooruitzicht to prosper = bloeien prosperity = welvaart prosperous = welvarend to protect (protection) = beschermen proud (of) = trots (op) to prove (proof) = bewijzen, blijken (te zijn) to provide = verschaffen, opleveren publisher = uitgever to purchase (purchase) = (aan)kopen purpose = doel pursuit of = jacht op qualified = bevoegd to qualify (for) = in aanmerking komen (voor) to raise = optillen, verhogen, grootbrengen random = willekeurig range = verscheidenheid, scala, reeks to range from . . . to = variëren van . . . tot rank = rang ransom = losgeld to rape (rape) = verkrachten rate = snelheid, cijfer, percentage, mate to ration (ration) = rantsoeneren, verdelen to reassure (reassurance) = geruststellen to recall = zich herinneren recipient = ontvanger redundant (redundancy) = overbodig regulation = regel(ing), voorschrift to reign (reign) = regeren, heersen to reinforce (reinforcement) = versterken to recognise (recognition) = (h)erkennen to recollect (recollection) = zich herinneren to recommend (recommendation) = aanbevelen to reconcile = verzoenen, verenigen to record (record) = opnemen, vastleggen, registreren to recover (recovery) = herstellen, terugkrijgen to refer (reference) = verwijzen to reflect (reflection) = weergeven, nadenken, weerspiegelen to refuse (refusal) = weigeren refuse = afval regard = achting, opzicht to regard = beschouwen with regard to = met betrekking tot regardless (of) = ongeacht to reject (rejection) = afwijzen, verwerpen to rejoice = zich verheugen to release (release) = vrijlaten reliable (reliability) = betrouwbaar relic = overblijfsel, relikwie to relieve (relief) = verlichten relieved (relief) = opgelucht reluctant (reluctance) = onwillig to rely on (reliance) = vertrouwen op to render (rendition) = maken renowned (renown) = vermaard, beroemd to remind (reminder) = herinneren aan remote = ver weg, afgelegen to remove (removal) = verwijderen to repeat (repetition) = herhalen repeatedly = herhaaldelijk to represent = vertegenwoordigen, weergeven to require (requirement) = vereisen to rescue (rescue) = redden to resemble (resemblance) = lijken op to resign = zijn ontslag nemen, aftreden to resist (resistance) = zich verzetten to resolve = oplossen resources = hulpbronnen, middelen, voorraden to respond (response) = reageren, antwoorden to restore (restoration) = restaureren to restrict (restriction) = beperken to retain = behouden to retire (retirement) = zich terugtrekken, met pensioen gaan to retreat (retreat) = zich terugtrekken to reveal (revelation) = onthullen, aan het licht brengen to reverse (reverse, reversal) = omdraaien review = recensie to revive (revival) = weer tot leven brengen to reward (reward) = belonen to ridicule = belachelijk maken rifle = geweer riot = rel, oproer risky = riskant, gevaarlijk rivalry = rivaliteit rock = rots rubbish = rommel, onzin rude = onbeleefd rule = regel rush hour = spitsuur ruthless = meedogenloos to sacrifice (sacrifice) = opofferen, offeren sane (sanity) = verstandig, geestelijke gezond
Ingezonden op 21-03-2018 - 510x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!