Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
h2WoordenschatHAVo4
› 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
h2WoordenschatHAVo4
hoofdstuk 3
Jaar 4 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoofdstuk 2 Woordenschat eindexamen Paragraaf 1 120 woorden uit de havo-examens 2007-2011 Opdracht 1 1 aanzienlijk=groot 2 capituleren=opgeven 3 efficiënt=doelmatig 4 graadmeter=maatstaf 5 ideologie=de ideeën achter een politiek systeem 6 kansarm= weinig kansen krijgend 7 miskennen= onderwaarderen 8 onderling= wederzijds 9 rampspoed= onheil 10 scenario= draaiboek 11 termijn=bepaalde tijd 12 uitheems=vreemd 13 uitholling= verschraling 14 wederhoor=het aanhoren van de andere partij (in een geschil) 15 voortijdig=te vroeg Opdracht 3 1 acceptabel= aanvaardbaar 2 bejegenen= behandelen 3 column=enigszins kritisch artikel in een krant of tijdschrift 4 doorzagen= langdurig ondervragen 5 essentieel= wezenlijk 6 feminisering =vervrouwelijking 7 hiërarchisch=volgens een rangorde 8 impliciet= erin opgesloten liggend 9 lobbyen= invloed uitoefenen op de (politieke) besluitvorming 10 nomadisch=rondtrekkend 11 prenataal=aan de geboorte voorafgaand 12 relatief=naar verhouding 13 tekortschieten= niet voldoen aan de eisen 14 verguizen=met verachting bespreken 15 zuil =maatschappelijke groepering met een bepaalde levensbeschouwing Opdracht 5 1 allergie=overgevoeligheid voor bepaalde stoffen 2 beducht=bevreesd 3 chronisch=aanhoudend 4 destijds= in die tijd 5 falen=mislukken 6 heilstaat=maatschappij waarin iedereen gelukkig is 7 impuls= prikkel 8 lineair= lijnvormig 9 mits = als 10 naarstig= ijverig 11 pessimistisch = somber 12 reductie=vermindering 13 saboteren= ondermijnen 14 thans=nu 15 uitwijzen=aantonen Opdracht 7 1 agrarisch= gebaseerd op landbouw 2 claimen=aanspraak maken op 3 daadwerkelijk =echt 4 evenmin=ook niet 5 gangbaar= gebruikelijk 6 incidenteel= nu en dan 7 locatie=plaats 8 metafoor= figuurlijke uitspraak die gebaseerd is op overeenkomst 9 nazaat=nakomeling 10 omvang= grootte 11 pleidooi= betoog 12 representatief=geschikt om te vertegenwoordigen 13 spectrum=oorspronkelijk 14 toonzetting = taalgebruik 15 verrijking= toevoeging van iets waardevols Opdracht 9 1 alternatief= andere mogelijkheid 2 beschikken over=hebben 3 competitief = concurrerend 4 effect sorteren= resultaat opleveren 5 gedegen= grondig 6 huidig=van onze tijd 7 indammen=beperken 8 kennelijk= blijkbaar 9 mantra= veel herhaalde spreuk (oorspronkelijk van religieuze aard) 10 nostalgie = verlangen vol heimwee 11 ongebreideld=onbeperkt 12 potentieel=beschikbaar vermogen 13 rijmen met=overeenstemmen met 14 selectief=kieskeurig 15 voorbarig=vroeg Opdracht 11 1 afkerig van= weerzin voelend 2 betwisten=van mening verschillen over de juistheid van iets 3 constitutie= grondwet 4 drastisch=ingrijpend 5 evenwel= echter 6 fauna =de gezamenlijke diersoorten in een bepaald gebied 7 gestaag =voortdurend 8 grondslag= fundament 9 inperking= beperking 10 karig=schraal 11 moreel= zedelijk 12 kwalijk=slecht 13 onbenut laten=niet gebruiken 14 propaganda = politieke reclame 15 voorheen=vroeger Opdracht 13 1 astronomisch =buitengewoon groot 2 bezwaarlijk= vervelend 3 compensatie=vergoeding 4 elders= ergens anders 5 fossiel (fig.)= iemand met ouderwetse opvattingen 6 groot goed=waardevol bezit 7 intomen=beperken 8 intrinsie=wezenlijk 9 ironisch= spottend 10 mechanisatie= handarbeid vervangen door machinale arbeid 11 ongemoeid laten =met rust laten 12 publiekelijk=in het openbaar 13 slinken=minder worden 14 uitsluiting= afzondering 15 van dien=daarbij behorend Opdracht 15 1 behelzen= inhouden 2 concreet= duidelijk van vorm 3 curieus= merkwaardig 4 duiden= uitleggen 5 exorbitant=zeer afwijkend 6 gemeengoed=veelvoorkomend 7 gering= klein 8 hameren op=steeds op dezelfde zaak aandacht vestigen 9 institutie=instelling 10 lokaal= plaatselijk 11 mobiliteit= beweeglijkheid 12 notitie=aantekening 13 ongeacht=zonder te letten op 14 rompslomp=lastige drukte 15 vertoeven= verblijven
Ingezonden op 22-03-2018 - 386x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!