Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Idioomtrainer Duits, deel tweede fas

4 Neue Kontakte Idioomtrainer, Kapitel 4, Wörter 758 - 1014

Jaar 4 (vwo)

sonst=anders
Ich muss mich beeilen, sonst komme ich zu spät.=Ik moet me haasten anders kom ik te laat.
Wer sonst, wenn nicht sie?=Wie anders dan zij?
sonst niemand=anders niemand
sonstig=ander, overig
und sonstige kleinigkeiten=en andere kleinigheden
Sonstiges=diversen
sonstwo=waar dan ook
der Frieden=de vrede
ein dauerhafter Frieden=een duurzame vrede
Er konnte keinen Frieden finden=Hij kon geen rust vinden
Lass mich in Frieden.=Laat me met rust.
ein friedfertiger Mensch=een vredelievend iemand
eine frieliche Demo(nstration)=een vreedzame demonstratie
ein friedsames Volk=een vreedzaam volk
ein friedvoller Gedanke=een vreedzame gedachte
der Friedhof, -höfe=de begraafplaats
die Schule, -n=de school
die Schule schwänzen=spijbelen
die Grundschule, -n=de basisschool
die Hauptschule, -n=het vmbo
die Realschule, -n=het havo
das Gymnasium, Gymnasien=het vwo / het gymnasium
die Fachhochschule, -n=het HBO
die Hochschule, die Universität=de universiteit
außerdem=bovendien
außerdem kommt er immer zu spät.=Bovendien is hij altijd te laat.
der Minister=de minister
der Innenminister, der Minister des Inneren=de minister van Binnenlandse Zaken
Der Außenminister, der Minister des Äußeren=de minister van Buitenlandse Zaken
Minister ohne Geschäftsbereich=minister zonder portefeuille
der Wirtschaftsminister=de minister van Economische Zaken
recht=echt / waar / juist / zeer / erg / rechter
Hier geht es nicht mit rechten Dingen zu.=Hier klopt iets niet.
Es geschieht mir ganz recht.=Ik krijg mijn verdiende loon.
Er ist der rechte Mann für sie.=Hij is de juiste man voor haar.
sich recht Mühe geben=er echt moeite voor doen.
es jemanden recht machen=het iemand naar de zin maken
Recht haben=gelijk hebben
Das ist es ja gerade!=Dat is 't hem juist!
Das ist mir recht.=Ik vind het best.
gerade=recht / juist / net
richtig=juist / niet fout
aufrecht=rechtop
aufrichtig=oprecht
Sie haben Recht/Unrecht=U heeft gelijk/ongelijk
geradeaus=rechtuit
Ich sagte es ihr geradeheraus=Ik zei het haar ronduit.
im rechten Augenblick=op het juiste moment
waagerecht=horizontaal
senkrecht=verticaal
die Marke, -n=de zegel / de bon / het merk
Diese Marke is gesetzlich geschützt=Dit merk is wettig gedeponeerd.
das Mark=het merg
Er hat kein Mark in den Knoche.=Hij is niet zeer sterk.
das Zeichen=het teken / het merk
das Wasserzeichen=het watermerk
das Kennzeichen=het kenmerk
Du bist mir eine Markel.=Jij bent me een mooi nummer! Jij bent me er eentje!
die Briefmarke, -n=de postzegel
der Bereich, -e=het gebied, de sector / het bereik / het toepassingsgebied
der private Bereich=de particuliere sector
aus dem Bereich der Technik=op het gebied van de techniek
Das liegt im Bereich der Möglichkeiten.=Dat behoort tot de mogelijkheden.
die Folge, -n=het gevolg / de reeks, de opeenvolging / de aflevering
die Folgen des Gewitters=de gevolgen van het onweer
etwas zur Folge haben=iets tot gevolg hebben
das Gefolge=het gevolg, de stoet / de nasleep
folgen (te, t) +3=volgen
folglich=bijgevolg / dus / derhalve
Folge leisten=gevolg geven aan
die Reihenfolge, -n=de reeks / de volgorde
die Wortfolge, -n=de woordschikking
folgenschwer=met ernstige gevolgen
folgern=concluderen / afleiden
die Folgerung, -en=de conclusie / de gevolgtrekking
die Schlussfolgerung, -en=de eindconclusie
der Satz, Sätze=de zin / de sprong / de set / de serie
In drei Sätzen gewinnen.=in drie sets winnen
der Zug, die Züge=de zet / de trein / de stoet / de tocht / de teug
Diese Sätze sind zu Hog.=De tarieven zijn te hoog.
einen Satz zergliederen=een zin ontleden
ein Satz Briefmarken=een serie postzegels
bei der Tür im Zug sitzen=bij de deur op de tocht zitten.
Es zieht hier=het tocht hier
der Umzug, Umzüge=de verhuizing
die Übersiedlung, -en=de verhuizing (naar een andere plaats)
das Glas in einem Zug leeren=het glas in een teug leegdrinken
die Gesichtszüge=de gelaatstrekken
der Umsatz, Umsätze=de omzet
der Umsatzrückgang, -gänge=de omzetdaling
die Umsatzsteigerung, -en=de omzetstijging
die Umsatzsteuer, -n=de omzetbelasting
der Boden, Böden=de vloer / de zolder
der Fusboden, -böden=de vloer / de grond
der Dachboden, -böden=de zolder
die Mansarde, -n=de zolderkamer
der Flur, -e=de gang / de vestibule
die Flur, -en=het veld / de beemd
der Grund, Gründe=de grond / de reden
Sich in Grund und Boden schämen=zich rot schamen
Grund zur Besorgnis=reden tot bezorgdheid
der Grundsatz, -sätze=het beginsel / het principe
grundsätzlich=principieel
bilden (ete – et)=vormen / ontwikkelen
ein ebenmäßig gebildetes Gesicht=een regelmatig gevormd gezicht/gelaat
Figuren aus Ton bilden=figuren uit klei vormen
Blüten bildeten sich=bloesems ontwikkelen zich
gebildet=ontwikkeld
die Bildung, -en=de beschaving, de ontwikkeling, de vorming
die Ausbildung=de opleiding
die Schulbildung, -en=de schoolopleiding
das Gebilde=het voorwerp, het maaksel, het ding
Der Vertrag, Verträge=het verdrag
einen Vertrag eingehen=een overeenkomst aangaan
unter Vertrag stehen=een contact hebben bij
vertraglich=contractueel
vertragsgemäß=volgens contract
die Vertragsverletzung, -en=de contractbreuk
vertragsbrüchig werden=zich niet aan een contract/verdrag houden
leisten (ete – et) =volbrengen
die Leistung=de prestatie, het vermogen, de capaciteit, de (uit)betaling
finanzielle Leistungen=financiële bijdrage
Wann sind Sie leistungsberechtigt?=Wanneer heeft u recht op een uitkering?
einer Einladung Folge leisten=aan een uitnodiging gevolg geven
die Leistungsfähigkeit, -en=de capaciteit
die Spitzenleistung, -en=de topprestatie
Entsprechen=beantwoorden aan, voldoen
den Tatsachen entsprechen=aan de feiten beantwoorden
einem Wunsch entsprechen=aan een wens voldoen
beantworten (ete – et)=beantwoorden
bestätigen (te – t)=bevestigen
die Bestätigung=de bevestiging
eine dem Klima entsprechende Kleidung=kleding die bij het klimaat past
die Gewerkschaft, -en=de vakbond
der Gewerkschaft(l)er=de vakbondsfunctionaris, het vakbondslid
wirken=werken, effectief zijn, een bepaalde indruk maken, veroorzeken, tot stand brengen
Das Medikament hat ausgezeichnet gewirkt=Het medicijn heeft uitstekend gewerkt.
Sie wirkt wirklich sympathisch.=Ze komt echt sympathiek over.
Der Präsident hag Gutes bewirkt.=De president heeft goede dingen tot stand gebracht
Der Professor hat 20 Jahre an dieser Universität gewirkt.=De professor heeft 20 jaar aan deze universiteit gewerkt.
die Wirkung, -en=het effect / de uitwerking
der Wirkungsbereich, -e=het werkterrein
wirkungslos=zonder effect
wirkungsvoll=doeltreffend / effectief
mitwirken (te – t)=meewerken / meespelen / bijdragen
folgende Faktoren habben mitgewirkt=volgende factoren hebben een rol gespeeld
an einer Show mitwirken=aan een show meedoen
die Mitwirkenden an diesem Theaterstück=de toneelspelers zijn ….
feststellen (te – t)=constateren / vaststellen
den Schaden feststellen=de schade bepalen, vaststellen
die Feststellung=de constatering / de vaststelling
ruhig=rustig / gerust
Nur ruhig Blut!=Kalm aan a.u.b.!
rüstig=krachtig / flink / kras
ein rüstiger Greis=een krasse grijsaard
(sich) rüsten (ete – et)=gereedmaken / zich wapenen
aufrüsten (ete – te)=zich steeds weer bewapenen
ruhen (te – t)=rusten
die Abrüstung, -en=de ontwapening
die Rüstungsindustrie, -n=de wapenindustrie
betragen=bedragen
Die Spesen betragen €35=De onkosten bedragen €35
sich anständig benehmen/betragen=zich netjes gedragen
das ungebührliche Betragen=het onbetamelijk gedrag
einen Betrag auf ein Konto überweisen=een bedrag op een rekening overmaken
im Betrage von …=ten bedrage van
wählen=kiezen
ein Beruf wählen=een beroep kiezen
Hast du schon gewählt?=Ben je al naar de stembus geweest?
die Wahl=de keuze / de verkiezing
Ich stehe vor der Wahl …=Ik sta voor de keuze ….
die Wahl eines Abgeordneten=de verkiezing van een afgevaardigde
der Wahlbezirk, -e=het stemdistrict
der Wähler=de kiezer
das Wahlfach, -fächer=het keuzevak
wählerisch=kieskeurig
insgesamt=in totaal, in z'n geheel / gezamenlijk, samen
Die Kosten belaufen sich auf ingesamt 5 Millionen Euro=De kosten bedragen in totaal 5 miljoen euro.
Unter dieser Bedingung=onder deze voorwaarde
die Bedingung, -en=de voorwaarde
die politischen Bedingungen=de politieke omstandigheden
unbedingt=onvoorwaardelijk / beslist
Ich will unbedingt wissen, wer es getan hat.=Ik wil beslist/in ieder geval weten wie het gedaan heeft.
bedingungslos=onvoorwaardelijk
bedingungslose Hingabe=onvoorwaardelijke toewijding
künftig=toekomstig / voortaan
künftige Generationen=komende generaties
künftig passe ich besser auf=in het vervolg pas ik beter op
behaupten=beweren / handhaven
seine Stellung behaupten=zijn postitie handhaven
die Behauptung, -en=de bewering / de handhaving
(sich) bewähren (te – t)=goed blijken te zijn, voldoen / bewijzen wat men waard is
ein bewährter Freund=een beproefde vriend
handhaben (te – t)=hanteren / toepassen
ein Gesetz handhaben=een wet toepassen
ein Gerät handhaben=een apparaat toepassen
hantieren=bezig zijn
die Mutter hantiert in der Küche=de moeder was in de keuken bezig
Gefängnis mit Bewährung=voorwaardelijke gevangenisstraf
die Gewalt=het geweld / het gezag, de macht
die Gewalt de Explosion=het geweld van de explosie
die elterliche Gewalt=het ouderlijk gezag
sich Gewalt antun=zelfmoord plegen
mit aller Gewalt=om iedere prijs, met alle geweld
die Gewaltenteilung=de trias politica
der Gewaltherrscher=de tiran / de despoot
gewaltsam, gewalttätig=gewelddadig / bruut / met geweld
gewaltsam zu Tode kommen=op een gewelddadige manier aan zijn eind komen
betrachten=bekijken / beschouwen
jemanden misstrauisch betrachten=iemand wantrouwig aankijken
Ich betrachte ihn als meinen Freund=ik beschouw hem als mijn vriend
in Betracht kommen=in aanmerking komen
in Betracht ziehen=in aanmerking nemen
außer Betracht lassen=buiten beschouwing laten
beträchtlich=aanzienlijk
eine beträchtliche Summe=een aanzienlijke som
verhältnismäßig=betrekkelijk
die Betrachtung, -en=de beschouwing
die Pflichterfüllung, -en=de plichtsbetrachting
Die Grundlage, -n=de grondslag
die Grundlagen der technischen Wissenschaft=de grondbeginselen van de technische wetenschap
die gesetzlischen Grundlagen=het wettelijke kader
die Grundlagenforschung, -en=fundamenteel onderzoek
etwas grundlegend verÄndern=iets fundamenteel veranderen
Der Zug, Züge=de trein
der Zug der Vögel=de vogeltrek
zum Zuge kommen=aan het woord komen, aan bod komen
den Zug verpassen=een trein missen
ein endloser Zug von Menschen=een eindeloze stoet mensen
in den letzten Zügen liegen=op sterven liggen
der Gesichtszug, -züge=de gelaatstrek
Die Familie, -n=Het gezin, de familie
die Verwandten=de familieleden, de bloedverwanten
die Verwandtschaft, en=de familieleden, de bloedverwanten
verwandt=verwant
mit jemanden verwandt sein=familie van iemand zijn
die Angehörigen=de naaste verwanten, degenen die tot een bepaalde groep of volk behoren
Angehörige einer Partei=leden van een partij
Der Wettbewerd, -e=de concurrentie
unlauterer Wettbewerb=oneerlijke concurrentie
außer Wettbewerb=buiten mededinging
wettbewerbsfähige Preise=concurrerende prijzen
die Wettbewerbsverzerrung, -en=de concurrentievervalsing

Ingezonden op 23-03-2018 - 776x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Niet alleen de vetgedrukte woordjes, maar alles.

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

Idioomtrainer Duits, deel tweede fas

4 Neue Kontakte Idioomtrainer, Kapitel 4, Wörter 758 - 1014