Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Straf(proces)recht
› 7 Werkcollege 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Straf(proces)recht
7 Werkcollege 7
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat betekent het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr en waar staat het nog meer in de wet? = Je kan niet veroordeeld worden voor iets wat niet in de wet staat. Artikel 16 Gw, artikel 1 Sv, artikel 7 EVRM, artikel 15 IVBPR. Wat is het verschil tussen artikel 1 Sr en artikel 7 EVRM? = In artikel 1 Sr staat heel duidelijk wettelijke strafbepaling. Het moet in de wet staan. Artikel 7 EVRM is ruimer. Daarin staat ook gewoontewet. Dat komt omdat je landen hebt, zoals VK waar ze veel werken met gewoontewet. Wat is de achtergrond van het legaliteitsbeginsel? = Rechtszekerheid, weten waar je aan toe bent, voorkomen van willekeur. Welke vier subregels kun je afleiden uit het legaliteitsbeginsel? = 1. Straf moet berusten op een wettelijke bepaling artikel 1 Sr. 2. Verbod op terugwerkende kracht: op het moment van het plegen van het feit moet er een strafbepaling komen. Je mag niet achteraf nog een wet maken en dan veroordelen. Artikel 1 lid 2 Sr. Andersom mag het wel als het gunstig is voor de verdachte. 3. Bepaaldheidgebod/les certa/bestimmtheidsverbod: het moet duidelijk zijn. De wetgever moet vage strafbepalingen vermijden. Daar zit wel spanning, want de wetgever moet wetten soms vaag opstellen, zodat er veel onder valt. Bekend voorbeeld is het elektriciteitsarrest: is elektriciteit een goed en kun je het stelen? 4. Verbod van analogie: de rechter mag niet te ruim interpreteren. Maar we kennen verschillende interpretatiemethoden die zijn toegestaan. De rechter mag interpreteren en ook ruimer, maar niet te ruim. Daar hangt een spanning, wat bijv. niet mag art. 178 Sr: omkopen van de rechter. Je mag niet zeggen dat geldt voor rechtelijke ambtenaar, dus ook voor de officier van justitie en dat is te ruim want omkopen van de officier van justitie is een eigen strafbaar feit. Dus niet te ruim interpreteren, maar er zijn interpretatiemethoden toegestaan. Wat is de reden dat de rechter moet interpreteren? = Je kunt niet alles vangen in de wet. Wat zijn de verschillende interpretatiemethoden van de rechter? = 1. Grammaticaal: je let op de gangbare betekenis. 2. Teleologisch: je kijkt naar de bedoeling van de wetgever en wat er speelt in de samenleving. 3. Wets/rechtshistorisch: kijken naar de wetsgeschiedenis. Wat was historisch gezien de bedoeling? 4. Systematisch: je kijkt naar de rest van de wet, waar staat een bepaling, in welk onderdeel? Kijken naar systeem van de wet. Interpretatiemethoden komen in de feitenrechtszaak terug. Waar gaat het tongzoenarrest over? = In dit arrest werd bepaald dat een tongzoen verkrachting was, want dat is ook seksueel binnendringen. Dat zorgde voor ophef. De feitenrechter ding er vaak toch niet in mee ondanks de strikte regels van de Hoge Raad. Dit arrest was in de jaren ’90. Er is hier wetshistorisch geïnterpreteerd. Het is ook best bijzonder dat de feitenrechters aan de uitspraak van de Hoge Raad voorbij gingen, omdat ze wisten dat de officier het er mee eens zou zijn en dat het niet zou komen tot de Hoge Raad. Waar gaat het arrest gedwongen tongzoen geen verkrachting over? = Dit arrest komt uit 2013. De rechters kwamen hier terug op het tongzoenarrest van de jaren ’90. Er is hier systematisch en teleologisch geïnterpreteerd. Waar moet het om gaan bij een strafbaar feit? = 1. Menselijke gedraging. 2. Delictsomschrijving juridische gedraging/kwalificatie. 3. Wederrechtelijkheid. 4. Verwijtbaarheid. Vertaling van een menselijke gedraging naar de juridische gedraging, de bestanddelen. Een delictsomschrijving bestaat uit bestanddelen en wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn de elementen. Delictsomschrijving: artikelen zelf die bestaan uit bestanddelen waaraan moet worden voldaan. Wat zijn de bestanddelen van artikel 310 Sr (diefstal)? = Goed, geheel of ten dele aan ander toebehoort, wegnemen, met oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening. Wat is de kwalificatie van artikel 310 Sr (diefstal)? = Wordt als schuldig aan diefstal… dus diefstal. Waarom is artikel 310 (diefstal) een uitzonderingsartikel? = Er staat wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving. Wat wordt er bedoeld met openlijk in artikel 141 Sr (openlijke geweldpleging)? = In het openbaar: als het zichtbaar kan zijn voor meerdere mensen. Aan welke elementen moet ook altijd worden voldaan bij een delictsomschrijving? = Aan wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Wat gebeurt er als je een van de bestanddelen in een delict niet kan bewijzen? = Dan volgt er vrijspraak. Wat gebeurt er als je de elementen van een delict niet kan bewijzen? = Ontslag van alle rechtsvervolging. Wat gebeurt er als de elementen een van de bestanddelen zijn? = Bijv. 282 Sr: opzettelijke vrijheidsberoving: wederrechtelijkheid is een bestanddeel. Verwijtbaarheid is nog steeds een element. Als je wederrechtelijkheid niet kan bewijzen moet je vrijspreken. Terwijl als het een element is, dan heb je ontslag van alle rechtsvervolging. Meer voorbeelden: artikelen 310, 350 Sr. Waarom zetten de wetgevers wederrechtelijkheid er als bestanddeel in? = Het is een keuze van de wetgever. Ze vinden dat het een bestanddeel is en als daar niet aan wordt voldaan, moet er meteen worden vrijgesproken. Geef een voorbeeld van waar alle elementen als bestanddelen in de delictomschrijving zijn opgenomen. = Artikel 350b lid 2 Sr. Verwijtbaarheid: ‘aan wiens schuld te wijten is’. Een succesvol verweer voor strafuitsluitingsgrond leidt tot vrijspraak. Voor de bewijslast maakt het niet uit of het een element of bestanddeel is. Alleen de uitspraak is anders. Hoe gaat de opbouw van een wetsartikel? = Eerst beschrijving, bestanddelen. En vervolgens komt er ‘wordt gestraft met…’ en dan komt de maximale straf. Welke onderscheiden kun je maken bij strafbepalingen? = Formeel vs. materieel, overtredingen vs. misdrijven, commissiedelicten vs. omissiedelicten vs. oneigenlijke omissiedelicten, gekwalificeerde delicten. Wat is het onderscheid tussen formele en materiële delicten? = Formeel: gedraging strafbaar. Je handelen staat centraal. Materieel: gevolg strafbaar, bijv. levensdelicten. Dit onderscheid is van belang bij poging of verjaring: vanaf handeling of het intreden van het gevolg? Wat is het onderscheid tussen overtredingen en misdrijven? = Misdrijven (2e boek): meervoudige kamer (meestal), zwaardere straffen, meer dwangmiddelen mogelijk, poging strafbaar. Overtredingen ( 3e boek): enkelvoudig, kantonrechter, lichtere dingen, minder dwangmiddelen, poging niet strafbaar. Wat is het onderscheid tussen commissiedelicten, omissiedelicten en oneigenlijke omissiedelicten? = Een commissiedelict: actief handelen, verbod: je mag niet. Omissiedelicten: nalaten, gebod: je moet. Oneigenlijke omissiedelicten: commissiedelict dat door nalaten wordt voltooid. Voorbeeld: Meisje van Nulde zaak: de moeder werd veroordeeld omdat ze niet had ingegrepen en daarom medepleger was van moord op haar eigen kind. Ze keek toe toen ze werd mishandeld door haar vriend. Ze heeft zich er niet van gedistantieerd en geen dokter gewaarschuwd. Ze moest kiezen om afstand te nemen en hulp te roepen. Wat zijn gekwalificeerde delicten? = Naast het gronddelict hebben ze nog een extra strafbepaling waarbij de strafmaximum wordt verhoogd. Je hebt ook feiten waarbij strafmaximum wordt verlaagd. Waar gaat het shaken baby arrest over? = Verdachte was vader. De baby was overleden aan het shaken baby syndroom en die mensen waren niet naar de dokter gegaan. Hij was veroordeeld voor nalaten: omissiedelict. De Hoge Raad luisterde niet naar voorspellingen van wat er gebeurd zou kunnen zijn. De kans van overlijden was verhoogd door het nalaten. De Nijmeegse student Berend is lid van een gezelligheidsvereniging. Na een avondje stappen (en veel drinken) met zijn verenigingsgenoten besluit Berend dat het om 6.00 uur genoeg is geweest. Op de kruising van de Oranjesingel en de Daalseweg besluit Berend het verkeer te gaan regelen. Hij gaat midden op het kruispunt staan en probeert met armgebaren aan andere verkeersdeelnemers duidelijk te maken of ze moeten doorrijden of stoppen. Toevallig passerende agenten besluiten hem aan te houden. Op het politiebureau wordt duidelijk dat Berend al vaker dronken vreemde fratsen heeft uitgehaald op de openbare weg. De officier van justitie heeft er schoon genoeg van en besluit Berend te vervolgen wegens overtreding van het verbod van artikel 426 Sr. U bent officier justitie en wilt een tenlastelegging maken. Wat moet u opnemen in de tenlastelegging? = Tijdstip, datum, te Nijmegen, die kruising, stukje delictsomschrijving daarvoor in artikel kijken. Terwijl hij in dronkenschap verkeerde… Daarna de feitelijke omstandigheden. De Nijmeegse student Berend is lid van een gezelligheidsvereniging. Na een avondje stappen (en veel drinken) met zijn verenigingsgenoten besluit Berend dat het om 6.00 uur genoeg is geweest. Op de kruising van de Oranjesingel en de Daalseweg besluit Berend het verkeer te gaan regelen. Hij gaat midden op het kruispunt staan en probeert met armgebaren aan andere verkeersdeelnemers duidelijk te maken of ze moeten doorrijden of stoppen. Toevallig passerende agenten besluiten hem aan te houden. Op het politiebureau wordt duidelijk dat Berend al vaker dronken vreemde fratsen heeft uitgehaald op de openbare weg. De officier van justitie heeft er schoon genoeg van en besluit Berend te vervolgen wegens overtreding van het verbod van artikel 426 Sr. Berend ontkent dat hij dronken was terwijl hij het verkeer probeerde te regelen. De politierechter gelooft Berend niet, gezien het proces-verbaal en de ademanalyse die in het dossier zitten. Kan de politierechter tot een bewezenverklaring komen? = Ja, want je hebt minimaal twee bewijsmiddelen nodig behalve bij proces verbaal van de politie bij heterdaad, dan is alleen dat voldoende. Er is nu dus genoeg. (artikel) De Nijmeegse student Berend is lid van een gezelligheidsvereniging. Na een avondje stappen (en veel drinken) met zijn verenigingsgenoten besluit Berend dat het om 6.00 uur genoeg is geweest. Op de kruising van de Oranjesingel en de Daalseweg besluit Berend het verkeer te gaan regelen. Hij gaat midden op het kruispunt staan en probeert met armgebaren aan andere verkeersdeelnemers duidelijk te maken of ze moeten doorrijden of stoppen. Toevallig passerende agenten besluiten hem aan te houden. Op het politiebureau wordt duidelijk dat Berend al vaker dronken vreemde fratsen heeft uitgehaald op de openbare weg. De officier van justitie heeft er schoon genoeg van en besluit Berend te vervolgen wegens overtreding van het verbod van artikel 426 Sr. Berend ontkent dat hij dronken was terwijl hij het verkeer probeerde te regelen. Moet de rechter in zijn vonnis aandacht besteden aan het gevoerde verweer van Berend? = Nee. De rechter moet alle verweren weerleggen, behalve bij een bewijsverweer dan alleen als het gaat om een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Het moet niet één ding geroepen zijn, maar opbouw. Al is het in drie zinnen. En hier wordt één ding geroepen. (artikel) De Nijmeegse student Berend is lid van een gezelligheidsvereniging. Na een avondje stappen (en veel drinken) met zijn verenigingsgenoten besluit Berend dat het om 6.00 uur genoeg is geweest. Op de kruising van de Oranjesingel en de Daalseweg besluit Berend het verkeer te gaan regelen. Hij gaat midden op het kruispunt staan en probeert met armgebaren aan andere verkeersdeelnemers duidelijk te maken of ze moeten doorrijden of stoppen. Toevallig passerende agenten besluiten hem aan te houden. Op het politiebureau wordt duidelijk dat Berend al vaker dronken vreemde fratsen heeft uitgehaald op de openbare weg. De officier van justitie heeft er schoon genoeg van en besluit Berend te vervolgen wegens overtreding van het verbod van artikel 426 Sr. Berend ontkent dat hij dronken was terwijl hij het verkeer probeerde te regelen. Berend krijgt een geldboete van € 300,- opgelegd door de politierechter. Berend vindt de straf acceptabel, maar de officier van justitie niet. Hij had namelijk een vrijheidsbenemende straf van twee weken geëist. De officier van justitie besluit drie weken later Berend te dagvaarden maar nu voor de Rechtbank Noord-Nederland. Volgens hem straffen de rechters daar strenger. Welk verweer/welke verweren kan Berend voeren tegen deze vervolging? = Ne bis in idem en dat de rechter daar niet bevoegd is (Artikel).
Ingezonden op 25-05-2018 - 1276x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!