Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
VeterinaireVolksgezondheidHouf
› 1 Deel professor Houf
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
VeterinaireVolksgezondheidHouf
, deel 1
1 Deel professor Houf
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Beroepsbevolking landbouw = 2 procent, omzet 19 miljard, winst 5,8 miljard, 1,7% bruto nationaal inkomen Belang sectoren hoog naar laag = varkens, melk, rundvee, pluimvee en eieren Gemiddeld verbruik Belg = 50 kg vlees en 10 kg vis Varkensstapel België = 6 miljoen stuks, 5000 bedrijven, zeugenbedrijf gemiddeld 200 zeugen, vleesvarkensbedrijf gemiddeld 1000 dieren Bedrijfstakken varkens = productie van biggen die verder gebruikt worden voor de afmest of productie van slachtvarkens Types varkensbedrijven = bedrijven met uitsluitend afmest, gesloten bedrijven, bedrijven met combinatie vermeerdering en afmest, overige (o.a. zeugen) Productie gesloten varkensbedrijf = Zeugen na 5dg spenen naar dek- of inseminatiestal, 3-4 weken individuele boxen, groepshuisvesting, kraamstal, 12-16 biggen, spenen op 24-32 dagen, 6wk biggenafdeling groeien 300-400 gr pd, mestafdeling groepsverband groeien 700 gr pd, 6-7 mnd oud 110 kg naar slacht Rundveestapel = 2,4 miljoen stuks, 30.000 bedrijven, 510.000 melk, 480.000 zoog Productie vleeskoe = 2-2,5 jr eerste kalf, tussenkalftijd 380 dagen, na 4 maanden spenen, kalf aangehouden als fokdier of geslacht op max. 2 jaar (700kg), ofwel verkocht, afvoeren zoogkoe +- 4,5 jr Productie melkkoe = 2-2,5 jr eerste kalf, tussenkalftijd 380 dagen, aangehouden als fokdier of verkocht aan vleesklaverbedrijven en geslacht op 6 maanden (200kg), afvoeren +- op 5 jr (3-4 lactaties) Melkproductie = gemiddeld 8000 kg, topkoe 10-12.000 kg Melkquota = 1984-2015 verhandelbaar productierecht van 300.000 kg. BCV = Belgian Controlled Veal, kwaliteitssysteem Belgisch kalfsvlees Pluimveesector activiteiten = vermeerdering, productie van consumptie-eieren en vleesproductie Broedtijd = 21 dagen in broedmachines met capaciteiten van 50.000-100.000 eieren per 3 weken Leghennen = na broeierij naar opfok en op 4-5 mnd als legrijpe poeljen naar leghennenbedrijf, na 1 maand in de leg dan in 1 jaar 315 eieren (bio -30, particulier 100-120), daarna soepkip of 2e legperiode Leghennensector = 10 miljoen, gemiddeld 15.000 per bedrijf, bijna de helft zit op 250 bedrijven met meer dan 50.000 kippen, meeste in verrijkte kooisystemen. Vleeskippensector = 20 miljoen, 500 bedrijven, gemiddeld 25.000 kippen, meer op gespecialiseerde. Per jaar 150 miljoen slachtkuikens afgemest, ruim 90% geslacht in 9 slachthuizen. 6-7 productierondes per jaar Vleeskippenrassen = geselecteerd op groei, 62 gr pd (eendags is 40 gr, slachtrijp 2,5 kilo) Voordelen integraties kippenbedrijven = beter georganiseerde ziekten bestrijding en betere bedrijfsbegeleiding. Kalkoenen = 700.000 per jaar geslacht, hennen op 14 wk 7-8 kg, hanen op 17-18 wk 13 kg. Broedeieren komen uit Frankrijk. Hobbysector vooral parasitaire aandoeningen, industrie vooral ademhalingsproblemen. Schapen = 150.000 stuks, meestal minimum 50 ooien per boer. Hobbykweek, nevenactiviteit of hoofdactiviteit. Lage rendabiliteit. Nu vooral vlees, paas- en weidelammeren. Geiten = 30.000 stuks, melkproductie. Ongeveer 900 geitenkwekers Hertachtigen = “roodvlees”-productie, 3000 stuks Konijnen = 160.000 stuks, ‹50 beroepsbedrijven met gemiddeld 500 voedsters Konijnen proces = 4 maanden voedster krijgt 9-11 jongen na 31 dg, na 5 weken gespeend. 11 dagen na worp opnieuw geïnsemineerd. Na zogen 6 weken vetmesten tot 2,5 kilo. Voedsters na 1 jaar vervangen. Verbruik België is 2,5-3 kg pj. Paarden = 250.000, vertegenwoordigd 1% van vers vleesconsumptie in België Aquacultuur = helft van alle vis. 2/3e komt uit China, 90% uit heel Azië. In EU jaarlijks ›5 ton geconsumeerd. Afhankelijk van import en kweek. In België 60 voltijdse werkkrachten, 20 bedrijven Ecologische uitdagingen aquacultuur = carnivoren vissen hoger risico op ziektes door vismeel en olie met omega 3 vetzuren. Omega 3 o.b.v. microalgen nog te duur Bijenteelt = economisch belangrijke landbouwhuisdieren (2e plaats). 30.000-50.000 bijen in 1 bijenkorf. Koningin moet soms na 3/4 jaar vervangen vanwege te weinig eitjes.Bestrijdingsplichtige ziekten zijn vuilbroed en acariose. 10.000 imkers in België met gemiddeld 10-12 korven. Eén korf gemiddeld 10-30 kilo honing per jaar. Verbruik is 0,250 kg pj. Bevolkingsvoeding = in 2050 70% meer voedsel nodig om 9,6 miljard mensen te voeden Gezinsbudget = 1900 70% aan voeding, nu 15% Voordelen intensieve veehouderij = insleep infectie kans kleiner, externe bioveiligheid beter, betere hygiëne, lager risico op specifieke infecties, voeding is gecontroleerd, minder impact op milieu Nadelen intensieve veehouderij = verspreiding infectieziektes, risico’s contaminatie veevoeder, dierenwelzijn Biologische landbouw = behoud evenwichtige ecosysteem met aandacht voor samenhang tussen plant, dier, mens en omgeving. Gunstig voor milieu maar door slechtere voederconversie en langere afmest is uitstoot groter. 800 bedrijven in België (1-2% landbouwopp.). Verkoop 1-3%, eieren 6% Biologische bedrijven mogen geen = scheikundige meststoffen gebruiken, chemische middelen inzetten bij onkruidbestrijding, diergeneeskundige middelen preventief gebruiken en beperkt aantal dieren per hectare Blik vzw en Ecocert België = controleren naleven van regels van het lastenboek voor de bio-sector Biogarantielabel = bedrijven die aan lastenboek bio-sector voldoen mogen onder dit label leveren Problemen bio-sector = verschil voedselveiligheid niet duidelijk (meer mycotoxines en microbiële besmettingen), mogelijk meer fytotoxinen en lucht contamineert biologische gewassen en dieren. Arbeidsefficiëntie is lager, concurrentie buitenland en bio is 30% duurder en consument niet bereid verschil bij te leggen Kunstvlees = stamcellen uitgroeien tot spiercellen in labo › bleke spierachtige lapjes. Samenstelling eindproduct eenvoudiger te beïnvloeden Insecten = goede eiwitbron, kleine ecologische voetafdruk en goede verwerkers reststromen. In Afrika, Japan en Thailand populair, in EU en VS niet. Nadeel is hoge arbeidsintensiteit en verwarmingskosten WHO = world health organization zegt: Health is a state of complete physical, mental, and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity. Factoren met invloed op de gezondheidsstatus = voeder, drinkwater, huisvesting, bioveiligheid en bedrijfsvoering Functionele voeding = aanrijking met vitamines, toevoeging van omega-3 vetzuren en mineralen Regels voor in voeding aanwezig = additieven, ongewenste stoffen, bepaalde bestanddelen, voedermiddelen, verboden stoffen, pathogenen, geneesmiddelen en genetisch gemodificeerde organismen. Etikettering = grondstoffen en samengestelde voeders die GGO’s bevatten of etiket en aanwezigheid van GGO’s vermelden Etiketteringsdrempel = sinds 2004 ›0.9% hoeft er niet op, wel moet alle voeder dat ggo’s bevat van buiten EU een proefperiode van 90 dagen doorlopen Voordelen GGO’s = hogere opbrengst, meer uniforme opbrengst, betere nutritionele samenstelling, hogere resistentie tegen ziekten en klimaatomstandigheden Graad van veiligheid GGO’s = hangt af van eigenschappen toegevoegde genen, soort organisme dat geproduceerd wordt en toepassingsdomeinen Potentiële gevaren GGO’s = allergische reacties, transfer van genen van GGO’s naar lichaamscellen of bacteriën of naar conventionele planten of in het wild levende planten (outcrossing) GGO in EU = vnl. voor maïs, soja en koolzaad. 2 soorten bewerkingen: tolerantie tegen totaalherbicide en resistentie tegen insecten FCA = Feed Chain Alliance standaarden gaan over faciliteiten en uitrusting, personeel en productie, kwaliteitscontrole, traceerbaarheid en bewaren van gegevens. Doel is om in geval van incident tracking of tracing te kunnen uitvoeren om producten of dieren die gevaar vormen uit de handel te halen. Safe feed : safe food Nevenstromen = 16% van mengvoer, komen naast hoofdstroom vrij tijdens bepaald productieproces Vb. critical control points = kruiscontaminatie van geneesmiddelen in diervoeders (door versleping en menging) en afdoden van Salmonella in diervoeders (1-2% positief) Oplossing kruiscontaminatie geneesmiddelen = maken van gemedicineerde en niet-gemedicineerde voeders op aparte voederlijnen Oplossing salmonella bestrijding = scheikundige of hittebehandeling, hitte meestal via stoominjectie, vochtigheid en temperatuur van stoom zijn ideaal voor afdoden. Deze condities belangrijker dan temperatuur of duur van verhitten. Drinkwater = minder specifieke regelgeving. Grondwater, oppervlakte water, regenwater en stadswater gebruikt. Kwaliteit gemeten op pH, gehaltes aan zout, fluoride, nitraat, nitriet, ijzer, ammonium en hardheid. Daarnaast totaal kiemgetal (10^5 CFU/ml) en coliformen (100 CFU/ml) Factorenziekte / multifactoriële ziekte = meerdere factoren spelen een rol bij ziekte. Bv. mastitis en ademhalingsproblemen Huisvesting en stalklimaat = controle op dezelfde leeftijd, goede isolatie, beschadiging door ongedierte of vochtigheid en ventilatie. Bioveiligheid (biosecurity) = geheel van maatregelen erop gericht ziekte insleep en -verspreiding op een veebedrijf te voorkomen Externe bioveiligheid = voorkomen van ziekte insleep (aankoop van dieren, personen die bedrijf bezoeken, vrachtwagens die bedrijf op rijden, ligging bedrijf en slachtafval) Interne bioveiligheid = voorkomen of beperken van verspreiding van ziektekiemen tussen dieren binnen het bedrijf (soort productiesysteem en scheiding leeftijdsgroepen, hygiëne, dierbezetting, ongedierte bestrijding, weren van huisdieren, omgang en management van gestorven dieren Survey = geeft aan hoe frequent een ziekte voorkomt in deel van populatie (sample) of hele (census) populatie Screening = snelle en goedkope testen, hoge gevoeligheid, matige specificiteit. Bij positief een bevestigingsonderzoek nodig. Monitoring = routinematig gegevens verzamelen om parameters te volgen in de tijd Surveillance = specifieke gegevens verzamelen in kader van bestrijdingsprogramma’s, positief resultaat is direct concrete actie Auditing procedures = kritisch doorlichten van bedrijven of productieprocessen Bewaking productieketen = farm to fork in EU, end-of-pipe in VS (einde slachtproces is desinfectie met chemische producten) Primaire preventie = voorkomen dat dier in contact komt met agens of oorzakelijke factoren die ziekte veroorzaken (quarantaine, soms vaccinatie indien opgebouwde immuniteit voldoende is, verwijderen positieve dieren) Secundaire preventie = klinische ziekte verhinderen bij subklinische dieren (optimaliseren bedrijfsomstandigheden, analyseren productie en reproductieresultaten, beoordelen celgetal metingen, koeien post-partum metabool opvolgen, vaccinaties, pre- en probiotica) Prebiotica = onverteerbare koolhydraten die selectief de groei en/of activiteit van bepaalde bacteriën in de dikke darm stimuleren Probiotica = levende bacteriën of micro-organismen die een gunstig effect hebben op de darmgezondheid en proliferatie van pathogene kiemen remmen Competitieve exclusie (CE) = remmen van schadelijke organismen door toedienen van goedaardige bacteriën Tertiaire preventie = curatieve diergeneeskunde, zo effectief en snel mogelijk herstellen van de gezondheidsstatus Hormonen = gebruik voor vetmesting verboden, bepaalde hormonen wel toegelaten voor therapeutische doeleinden mits een MRL waarde is vastgelegd Antimicrobiële middelen = worden therapeutisch, metafylactisch of profylactisch gebruikt. Als groeibevorderaar sinds 2006 verboden Metafylactisch = klinisch gezonde dieren mee behandelen met klinisch zieke dieren Profylactisch = behandelen van klinisch gezonde dieren in periode van stress om ziekte te voorkomen Redenen veelvuldig antibioticagebruik = slechte huisvesting en stalklimaat, slechte kwaliteit voer, slechte bedrijfsvoering, schaalvergroting en verplaatsing van dieren AMCRA = AntiMirobial Consumption and Resistance in Animals 2012 in België opgericht, kenniscentrum voor alles wat te maken heeft met antibioticagebruik en -resistentie bij dieren. 2011-2016 gebruik met 20% gedaald, doel 2010-2020 daling van 50% en 75% kritische Resistentie = kan leiden tot therapiefalen, langere behandelduur of beperkte keuze in antibiotica. Indien niet-pathogene kiemen resistent worden kunnen deze resistentie overdragen naar pathogene kiemen Fluorquinolones = voorkeur bij behandeling gastro-intestinale infecties bij mens, salmonella en campylobacter stammen kunnen resistentie vertonen tegen deze en cefalosporines. Antibioticumresistentie probleem = vooral probleem bij pluimvee- en varkenshouderij. Bij rundvee gunstig bij melk- en vleesvee maar bij vleeskalveren niet. Meten antibioticumresistentie = niet betrouwbaar op basis van gegevens over pathogene bacteriën, maar wel bij resultaten van monitoringsprogramma’s Indicatorbacteriën = frequent in microbiotica van dieren, makkelijk te isoleren en kunnen systematisch worden onderzocht, ze ondergaan bij behandeling een resistentie-selectiedruk Verantwoord gebruik = eerst etiologische diagnose dan weloverwogen keuze voor type antibiotica en juiste dosering en behandelingsduur volgen. Soort antibiotica kiezen = antibioticum moet toegelaten zijn bij deze diersoort, rekening met resistentie van betrokken kiem, verwacht klinisch effect en wijze van toedienen, smal spectrum en liever oude dan nieuwe antibiotica MRL-waarden = maximum residue levels, vaak onbeduidend laag (ampicilline 0,5g/1000kg vlees). Enkel diergeneesmiddelen waarvoor MRL geldt mogen worden gebruikt Cascade systeem = bij gebrek aan geregistreerd geneesmiddel voor deze diersoort mag dierenarts geneesmiddel gebruiken dat geregistreerd is voor ander diersoort of humaan geneesmiddel of geregistreerd middel in ander lidstaat. Bij gebrek daaraan geneesmiddel gebruiken bereid door officina-apotheker. Wanneer mag melk worden geleverd? = dieren moeten gezond zijn, bedrijf erkend en hygiënisch werken en melk mag geen residuen bevatten boven wettelijke normen Kwaliteitsbepaling melk = kiemgetal, celgetal, aanwezigheid van residuen antibiotica en ontsmettingsmiddelen, vriespunt en zichtbare zuiverheid. Strafpunten is vermindering uitbetaalde melkprijs of zwaardere straf MMC-Vlaanderen = Melkcontrole Centrum Vlaanderen, controleren kwaliteitsparameters melk onder controle van FAVV Comité du Lait = controleren kwaliteitsparameters melk in Wallonië onder controle van FAVV Kiemgetal = besmetting tijdens en na melken meten (melkgerief, koeling, hygiëne) Celgetal = indicator uiergezondheid Samenstelling melk = gecontroleerd via vetgehalte en eiwitgehalte, bepalen samen met kwaliteitscriteria de melkprijs Zoönose = een ziekte die van gewervelde dieren op een natuurlijke wijze op de mens kan worden overgedragen (agentia: virussen, bacteriën, fungi en parasieten) Anthropozoönosen = ziekte van mens naar dier, niet frequent, typisch voorbeeld rundertuberculose Zoöanthroponosen = ziekte van dier naar mens Amfixenosen = ziekte van mens naar dier en dier naar mens, typisch voorbeeld lintworm (taenia saginata, volwassen vorm bij mens, larvenstadium bij rund) Oorzaken stijging aantal dierziekten wereldwijd = globalisering, gebrekkige infrastructuur en armoede in derde wereldlanden, opwarming van de aarde, contacten mens en dier, intensivering dierlijke productie, wild levende dieren zijn permanent reservoir, evolutie ziektekiemen, ondeskundig gebruik antimicrobiële middelen, consumptie patronen, nieuwe medische technieken Overdracht naar mens = direct of indirect contact, bijtwonden, bloedzuigende insecten, eten van dierlijke voedingsmiddelen, verwerken van dierlijke producten Mate van ziekte overdracht afhankelijk van = agens, dier, omgeving en de mens (YOPI) Klassieke zoönotische agentia = grotendeels onder controle of geëlimineerd in Westerse landen bijvoorbeeld miltvuur, runderbrucellose of -tuberculose en rabies Miltvuur = B. anthracis, reservoir in de bodem, opgenomen via voeder. Personen geïnfecteerd via gecontamineerd voedsel of via direct contact. Opruimen en destructie betekende drastische incidentie verlaging Runderbrucellose = zeer besmettelijk, lange incubatietijd. Symptoom: verwerping vrucht. In Zuid- en Oost-Europa nog ›1000 gevallen pj. Ziekte via contact gecontamineerde schapen en geiten of consumptie rauwe melk of zuivelproducten. Sinds 2003 België vrij. Rundertuberculose = amfixenose. Bestrijding door tuberculinatie bij aankoop, post-mortem onderzoek, autopsie en uitvoeren van supplementaire tuberculinaties bij mogelijk besmette dieren. Sinds 2003 België vrij. Statuut “vrij van rundertuberculose” = in maximum 0,1% van de beslagen mogen één of meerdere runderen door tuberculose zijn aangetast. Aangetast is bevel tot afslachting. Aantal haarden stabiel sinds 2003. Verplichte maatregelen runderbrucellose = onderzoek bij verwerpingen, doodgeboorten of zwakgeboren en onderzoek op brucellose en tuberculose na aankoop uit risicolanden, anders ad random DGZ-Vlaanderen = Diergezondheidszorg Vlaanderen, heeft labo dat werkinstrument is voor officiële ziektenbestrijdingsprogramma’s van de overheid. Sturen stalen door naar Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA). Daarnaast antecedentenbeheer van de aandoeningen. Rabies = hondsdolheid, virale aandoening die CZS aantast. Lange incubatietijd, fataal. 55.000 doden pj, meestal door hondenbeet. Geïnfecteerde wilde dieren verliezen angst voor mens. Nieuwe zoönotische agentia = TSEs, aviaire influenza, MRSA, ESBL, varkensgriep, Q-koorts en hepatitis E TSEs = transmissiebele spongiforme ecephalopathiën, degeneratie zenuwweefsel. BSE/gekke-koeienziekte bij runderen, scrapie bij schapen, Chronic Wasting Disease bij herten en ziekte van Creutzfeldt-Jacob bij mensen BSE = bij runderen 188.000 gevallen bekend in sinds 1985 in Verenigd Koninkrijk, rest EU 1900, 133 in België, laatste 2006. Vastgesteld bij volwassen melkvee, leven lang genoeg om incubatietijd (5,5jr) te overbruggen, kregen beendermeel gevoerd. GRM = gespecificeerde risicomaterialen GRM BSE = volledige darmstelsel, schedel met inbegrip van de ogen en hersenen, ruggenmerg en tonsillen. Ook voor gezonde dieren! Controlemaatregelen BSE = voederen dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren gereglementeerd en beperkt. Bloed, gelatine en collageen mogen niet gevoerd worden. Epidemiologische bewaking levende dieren en nationaal testprogramma bij risicodieren (noodslachtigen, kadavers en dieren met klinische verdenkingen) Scrapie = v.a. 2002 verscherpte opsporing. Na opgespoord geval is er afslachting van hele beslag. Sinds 2007 geen opsporing meer in slachthuis, wel steekproefsgewijs in destructiebedrijf ›18 mnd. Klinisch verdachte ›6mnd wel onderzocht. Genetica: hoogste resistentie is ARR/ARR, hoogste gevoeligheid is VRQ/VRQ. Aviaire influenza = vogelgriep, zeer besmettelijke virale ziekte. Alle virussen van H5 of H7 subtype. In EU door import levende geïnfecteerde vogels, consumptie-eieren, eiproducten, pluimveevlees, pluimveeproducten via reizigers en trekvogels. Mens krijgt griep of oogontsteking via contact of ademhalingswegen. Voedsel verhitten geeft bescherming. Vaccinatie verbod aviaire influenza omdat = geen volledige bescherming, veel subtypes, gevaccineerd kan nog wel drager zijn, veel arbeid en exportmogelijkheden groter bij niet-vaccinatiebeleid. Ziektetekens aviaire influenza = sufheid en ademhalingsproblemen, afname voeder- en wateropname, drastische daling legproductie en hoge sterfte. Uitbraken vogelgriep EU en België = november 2014 H5N8 in EU, in 2017 ook in België. Circuleert in Azië wat sinds 2013 resulteert in uitbraken in Japan, Zuid-Korea en China. Maatregelen FAVV bij uitbraak: ruimen 3km en 10 km zone, vervoersbeperkingen, ophokregeling met alternatieve aanpak hobbyhouderijen en siervogels. MRSA = methicilline resistente staphylococcus aureus, op huid, neusholte en mond. Er zijn resistente stammen ontstaan. Kan via ziekenhuis (hospital acquired MRSA) of groepsactiviteiten (community acquired MRSA). 68% varkensbedrijven heeft positieve dieren, paarden, runderen en kippen +- 10% positief ESBL = extended spectrum beta-lactamase, zorgt voor afbraak van bepaalde groep van antibiotica (penicillines, cefalosporines). Deze bacteriën worden dus resistent tegen die antibiotica. Teruggevonden in E.coli, Salmonella en Klebsiella. Overdraagbaarheid is direct en indirect. Bij vleeskippen 35% E. Coli resistent tegen ceftiofur, bij varkens en runderen maar 5% van Salmonella en E. Coli. Varkensgriep = nog geen overdracht dier-mens bekend. Consumptie varkensvlees geeft geen gevaar, risico overdracht verwaarloosbaar. Coxiella Burnetti = intracellulaire bacterie die Q-koorts veroorzaakt. Vroeggeboorte, abortus en zwak geboren lammeren. Bij mens griepsymptomen met complicaties voor lever, longen en gevaar voor zwangere vrouwen, endocarditis. Vruchtwater en placenta grootste risico. Hepatitis E = 50% varkensbedrijven besmet, bij helft van besmette dieren komt virus in vlees voor. Geen bewijs dat mensen besmet raken (10% in België) door contact met varkens. Veroorzaakt icterus, koorts en buikklachten. Voedselvergiftiging = jaarlijks 5000 gevallen per 100.000 inwonens, 75% door bacteriën, 75% door dierlijke voedingsmiddelen. Belangrijkste zijn campylobacter, salmonella, samen voor 90% verantwoordelijk voor voedsel gerelateerde bacteriële ziekten. Campylobacter = bacterie veroorzaakt voedselinfectie, belangrijke oorzaak bacteriële diarree. Frequent bij rundvee, pluimvee, kleine huisdieren, vogels en vliegen. Vooral door consumptie van kippenvlees. Varken is geen bron. Dieren geïnfecteerd door gecontamineerd water en eten van gecontamineerde groene ruwvoeders. Salmonella = 95% door gecontamineerd voedsel, vermindering door S. Enteritidis vaccinatieplicht bij kippen. Kiem komt veel voor, is vrij resistent en kan lang overleven in de omgeving. Salmonella pluimvee = infectie meestal via bek ‹14dg gevoelig. Strikte hygiëne en desinfectie is belangrijk. Bedrijven ›200 kippen of kalkoenen hebben verplichte bemonstering van de broeierijen, fok- en slachtpluimvee en legbedrijven. Preventie zoals vaccinatie bij leghennen en moederdieren en maatregelen bij positief. Bestrijdingsprogramma broeierij = om 3 maanden staal van dons en meconium aangeleverd uit elke uitkomkast, dode kuikens in schaal en tweederangskuikens Bestrijdingsprogramma fokpluimvee = bacteriologisch onderzoek (mengmest) op geregelde tijdstippen tot einde legperiode. 1-2% stalen is positief Bestrijdingsprogramma legbedrijven = geregeld stalen en voor het slachten bij ›5000 kippen een uitgangscontrole (3 weken voor slacht), vergezeld met begeleidingsdocument slachtpluimvee. ‹2% positief, ‹3% eieren is positief. Positieve test Salmonella = logistiek (sanitair) geslacht, stal gereinigd en ontsmet, sanitaire leegstand, hygiënogram, swabonderzoek. In braadkippensector vaker Salmonella want vaccineren heeft geen zin wegens jonge slachtleeftijd Salmonella varkens = salmonella typhimurium en derby meest voorkomend bij 1/10 varkens. Sinds 2007 verplicht controleprogramma Salmonella Actie Plan (SAP), in 2014 aangepast, minder frequent bloedonderzoek maar meer stalen voor bacteriologisch onderzoek. Salmonella status moet staan in Voedselketeninformatie (VKI)-document. FOD = Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, verzorgd op nationaal vlak voedselveiligheidsbeleid en het opleggen van normen. Maar belangrijkste regels vastgelegd door Europese regelgeving FAVV = Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of Federaal Voedselagentschap, waakt dat EU regelgeving wordt gerespecteerd en zo de veiligheid en kwaliteit van de voedselketen bewaakt om de gezondheid van de consument te beschermen (2000) Hoofdopdrachten voedselagentschap (FAVV) = controle, onderzoek en keuring van voedingsmiddelen en hun grondstoffen in de voedselketen, afleveren van erkenningen, vergunningen en toelatingen, uitwerking van traceer- en identificatiesystemen (tracking) en uitvoeren van fytosanitaire controles in de plantaardige sector. Daarnaast bewaking van zoönose. LCE = lokale controle-eenheden, inspectiediensten van het FAVV, doen bv. controles in het stadium van primaire productie, belangrijk voor bewaking op zoönose FAGG = Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (2007). Autoriteit voor het verzekeren van de veiligheid, kwaliteit en klinische doeltreffendheid van geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Ook voor diergeneeskundig gebruik. CONSUM = contaminant surveillance system, monitoring- en controleprogramma (2000), opsporen van de contaminanten PCB’s, dioxines, mycotoxines en zware metalen. Gaat verder dan EU regelgeving Procedure CONSUM = monsteringen ad random door geaccrediteerde inspectiediensten, analyse door erkende en geaccrediteerde labo’s, overschrijdingen in CONSUM databank en gemeld aan FAVV, enquête vooral voor tracering, info of alarmprocedure (intern communicatiesysteem) PCB’s = polygechloreerde bifenylen, 209 verschillende stoffen, 12 zijn dioxine achtige PCB’s, de rest niet dioxine achtige PCB’s. Overschrijdingen komen door bv. aangekoekt materiaal, PCB-vervuiling van zeewater, grazen en vervuilde weide, luchtvervuiling. Dioxine = 75 verwante stoffen, 17 toxicologisch belangrijk. Komen door o.a. afvalverbranding, wegverkeer, vulkanen, bosbranden en bliksem. Kankerverwekkend effect, in lagere dosis endometriose, neuro-gedragsstoornissen en immunosuppressieve stoornissen. In 90% zijn levensmiddelen oorzaak, 80% van dierlijke oorsprong. Zijn in vet oplosbaar. Mycotoxines = gifstoffen die door schimmels geproduceerd worden. Eén mycotoxine kan door verschillende schimmels geproducdeerd worden en één schimmel kan meerdere mycotoxines produceren. Komen in bijna alle graansoorten voor, gehaltes variëren naargelang jaargetij. Zware metalen = lood, cadmium, arseen en kwik. Kwik vooral bij visproducten. Vroeger lood bij wild door hagelbolletjes MPA-incident = medroxyprogesteronacetaat, anti-oestrogene werking, in 2001 bij varkens aangetroffen, enkel toegelaten bij schapen en gezelschapsdieren. Was in glucosesiroop terecht gekomen, ingrediënt voor veevoeder. Ook in frisdrank maar houdbaarheidstermijn was al verstreken PCB-incident = 2002 in voeder voor vleeskippen, bestrijding ging niet zoals het hoorde, zorgde voor verscherpte maatregelen Dioxine-incident = 2006 contaminatie van meel, varkens-, pluimvee-, en konijnbedrijven onder toezicht. Binnen 4 dg de oorzaak: gebrekkige werking filtersysteem productie zoutzuur om vet uit beenderen te extraheren voor gelatine Rundervet en calciumfosfaat met beendermeel van wervelkolom = 2008 FAVV door RASFF (Rapid Alert System for Food and Feed) geïnformeerd, Zweden had vanuit wervelkolom geëxporteerd. Producten werden geblokkeerd Fipronil-incident = 2017, eieren en afgeleide in 45 landen bevatte insecticide fipronil, ingemengd met DEGA-16 (bloedluisbestrijding). Lipofiele stof, matig toxisch voor nier, lever en schildklier. MRL 0,005 ppm, kans gezondheidsproblemen bij normale consumptie zeer klein. Gehaltes in stallen namen zeer traag af, 2 miljoen dieren geruimd. Autocontrole = maatregelen die alle exploitanten van de voedselketen zelf moeten nemen om ervoor te zorgen dat de producten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie voldoen aan voedselveiligheid, kwaliteit, traceerbaarheid en effectieve naleving van deze voorschriften. KB 14/11/2003 = Koninklijk besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen. Eist autocontrole-systeem voor alle bedrijven in agro-alimentaire sector, gebaseerd op Europese General Food Law, verordening 178/2002 Aandachtspunten autocontrolegids voor primaire sector = bedrijfsregistratie, identificatie en registratie van dieren, diervoeder en drinkwater, dierengezondheid, dierenwelzijn, uitrusting en hygiëne, eigen transport, traceerbaarheid en melding. VKI = voedselketeninformatie, moet veehouder aan slachthuis geven voor de slacht. Betrekking tot veiligheid van voedselketen (diergezondheisstatus, geneesmiddelen, ziekten, laboratoriumonderzoeken, keuringen, productiegegevens, naam en adres bedrijfsdierenarts) Praktijkdierenarts = behandeling verstrekken na diagnose, diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding en in het bezit van een wettelijk diploma. Ante-/post-mortem onderzoek voor menselijke consumptie mag uitsluitend door dierenartsen uitgevoerd worden. Daarnaast verplichting van melding aan de veehouden bij besmettingsgevaar voor mensen. Bedrijfsdierenarts = ›200 dieren (rund, varkens, pluimvee) is verplicht om via geschreven overeenkomst een bedrijfsdierenarts aan te duiden die instaat voor epidemiologische bewaking op het bedrijf samen met de verantwoordelijke (verplicht op da te verwittigen van verdachte ziektetekens of sterfte) Sanitair Fonds = financiert tussenkomst in kader van officiële dierziektenbestrijding geregeld door de Dierengezondheiswet van maart 1987. Gebouwd op solidariteit via verplichte bijdrage, geld dient tot schadeloosstelling van veehouders die dieren moeten laten slachten Permanent Veterinair Comité = de hoofden van de diergeneeskundige diensten van elk EU-lidstaat, hoogste beleidsorgaan dat advies geeft aan de commissaris voor Landbouw in de Europese commissie RASFF = Rapid Alert System for Food and Feed (1979) in EU. Waarschuwingssyteem voor voedsel of veevoeder dat niet aan de kwaliteitseisen voldoet. 2 soorten berichten: 1) waarschuwing voor voedsel in meerdere EU landen dat direct gevaar kan betekenen, direct ingrijpen noodzakelijk “recall”. 2) Infobericht bij potentieel onveilig voedsel alleen aanwezig in land van melding. OIE = Office International des Epizoöties, Parijs (1924), via sanitaire en diergeneeskundige maatregelen de verspreiding van dierziekten op internationaal vlak tegen gaan. 167 landen aangesloten. Diergezondheidssituatie wereldwijd in volledige transparantie weergeven. TRACES = TRAde Control and Expert System, online beheersysteem Europese Commissie. Volgt dieren, dierlijke producten, diervoer etc. en planten. Toepassingen: gezondheidscertificaten, veterinaire documenten, handelsdocumenten, melden van verzending binnen EU, ondersteunen veterinaire bevoegde autoriteiten, traceerbaar maken van zendingen en systematische info over zendingen. BECERT = certificeringsproces voor export naar derde landen te digitaliseren in kader van administratieve vereenvoudiging, traceerbaarheid en fraudebestrijding (2016) SANITEL = Belgische systeem voor geïnformatiseerd beheer van identificatie, registratie, toezicht op dieren, veehouders en veebedrijven, dierenartsen, veehandelaars en veevervoerders. Aangesloten op informaticatoepassingen Sanitrace, Beltrace, Cerise en Veeportaal Sanitrace = FAVV beheert, stelt besturen en niet-veehouders (handelaren, vervoerders) in staat gegevens in te voeren/raadplegen (beslagen, transport, marktgegevens, verkeer van dieren en risicostatuten) Beltrace = FAVV beheert, stelt slachthuizen, gemeenten, inspecteurs en dierenartsen met opdracht in staat gegevens over het slachten in te voeren Veeportaal = DGZ (Diergezondheidszorg Vlaanderen) beheert, voor veehouders in Vlaamse gewest enige loket waarlangs gegevens over dieren en bedrijven geregistreerd kunnen worden Cerise = ARSIA (Association Régionale de Santé et d’Identification Animales) beheert, zelfde als Veeportaal maar dan in Waalse gewest Algemene doelstellingen Sanitel = inventariseren van dieren, lokaliseren van beslagen, opvolgen van diergezondheid, opvolgen van zoönotische gegevens en nagaan van kwaliteit van de producten Sanitel-R = registratie elke rund, identificatie met 2 oormerken, registratie rund met individueel identificatiedocument, bijhouden per beslag van aanwezige runderen met herkomst of bestemming, registratie per rund van iedere verplaatsing Sanitel-V = registratie elk varken, sanitiar attest per varkensbeslag (vooral hygiëne), identificatie met één oormerk en klopnummer in slachthuis, bijhouden permanente inventaris, vervoerregistratie, registratie van bezoekrapporten Sanitel-SGH = registratie ieder schaap, geit of hert, registratie verantwoordelijke houder, identificatie door 2 identificatiemiddelen voor schaap/geit, oormerken en/of transponder, herten één oormerk. Bijhouden permanente inventaris, vervoerregistratie Sanitel-P = registratie ›200 stuks pluimvee, voldoen aan algemene voorwaarden voor gezondheidskwalificatie SANITEL-MED = online applicatie om alle voorgeschreven, verschafte of toegediende antibiotica voor diergeneeskundig gebruik te registreren, verplicht voor pluimvee, varkens en vleeskalveren IKM = integrale kwaliteitszorg melk, voorkomt met regels en maatregelen een leververbod. 5 essentiële onderdelen: diergezondheid, dierenwelzijn, melkwinning, reiniging en milieu. Schade = Er zijn 3 belangrijke voorwaarden 1. Er moet een fout zijn 2. Er moet schade zijn 3. Er moet een oorzakelijk verband zijn Onrechtmatig handelen = schenden van de geschreven wettelijke norm (bewijslast ligt bij dierenarts) of inbreuk op ongeschreven zorgvuldigheidscriterium (bewijslast ligt bij boer) Aansprakelijkheid in de diergeneeskunde (EXAMEN) = nu belangrijker dan vroeger omdat de gevraagde kwaliteitsnorm hoger is, de vertrouwensrelatie dierenarts-klant verminderen doordat men het economisch bekijkt en er meer dierenartsen te kiezen zijn, je werkt met onvoorspelbaar levend materiaal, financiën en de dierenarts heeft een rechtsbijstandsverzekering (verlaagt drempel voor schadeclaims) Verplichtingen dierenarts = bijscholing volgen, voldoende informatie verstrekken, diagnosestelling en behandeling
Ingezonden op 26-05-2018 - 819x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!