Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Straf(proces)recht
› 12 Werkcollege 12
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Straf(proces)recht
12 Werkcollege 12
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Fred in financiële crisis. Als Fred wakker wordt, ontdekt hij dat zijn geld op is. Hij besluit een tankstation te beroven. Na het douchen trekt hij zijn verkleedkleren aan (een dinosauruspak), grijpt zijn vuurwapen en rent het dichtstbijzijnde tankstation binnen om een overval te plegen. Helaas voor Fred gaat dit niet als gepland. De pompbediende wil de kassa niet openen. Hierop schiet Fred de pompbediende in zijn arm. Een andere pompbediende belt ondertussen de politie. Fred wordt door de toegesnelde agenten meegenomen voor verhoor en in verzekering gesteld. Na de periode van inverzekeringstelling lijkt het onderzoek rond: Fred legt een bekennende verklaring af. Daarnaast zijn er, naast de twee pompbedienden, een aantal andere getuigen én camerabeelden van de gebeurtenis. De officier van justitie is bang dat Fred weer een gewapende overval zal plegen (Fred heeft dit de afgelopen jaren al vaker gedaan) en vordert om die reden de inbewaringstelling van Fred bij de rechter-commissaris. Zet gemotiveerd uiteen of Fred in bewaring kan worden gesteld. = Artikel 63 Sr: bevel bewaring. 1. Door wie De rechter commissaris op vordering van de officier van justitie (autoriteit). 2. Tegen wie De verdachte met ernstige bezwaren, artikel 67 lid 3. 3. Geval 67 lid 1-2. Misdrijf 4 jaar abstraheren van poging/medeplichtigheid (1/3 van poging en 2/3 van voorbereiding er niet afhalen hier!) 4. Gronden 67a Sv lid 1-2 vluchtgevaar en maatschappelijke veiligheid: straf van 12 jaar of meer + geschokte rechtsorde, grote recidive (6 jaar of meer), kleine recidive, collusiegevaar: bewijs verdoezelen, getuigen beïnvloeden. 5. Duur 14 dagen. 6. Anticipatiegebod: 67a lid 3 Sv niet langer dan dat die persoon vast zal komen te zitten. Deze casus: 1. Ja, dat klopt. 2. Ja. 3. Artikel 312. Dat klopt. 4. Maatschappelijke veiligheid: recidivegevaar. 6, Hij krijgt zeker wel meer dan 14 dagen hier voor. Fred in financiële crisis. Als Fred wakker wordt, ontdekt hij dat zijn geld op is. Hij besluit een tankstation te beroven. Na het douchen trekt hij zijn verkleedkleren aan (een dinosauruspak), grijpt zijn vuurwapen en rent het dichtstbijzijnde tankstation binnen om een overval te plegen. Helaas voor Fred gaat dit niet als gepland. De pompbediende wil de kassa niet openen. Hierop schiet Fred de pompbediende in zijn arm. Een andere pompbediende belt ondertussen de politie. Fred wordt door de toegesnelde agenten meegenomen voor verhoor en in verzekering gesteld. Na de periode van inverzekeringstelling lijkt het onderzoek rond: Fred legt een bekennende verklaring af. Daarnaast zijn er, naast de twee pompbedienden, een aantal andere getuigen én camerabeelden van de gebeurtenis. De officier van justitie is bang dat Fred weer een gewapende overval zal plegen (Fred heeft dit de afgelopen jaren al vaker gedaan) en vordert om die reden de inbewaringstelling van Fred bij de rechter-commissaris. Stel dat Fred in bewaring wordt gesteld. De rechter-commissaris voert als grond voor zijn beslissing tot inbewaringstelling aan dat sprake is van een twaalfjaarsfeit en een ernstig geschokte rechtsorde (art. 67a lid 2 sub 1 Sv). De rechter-commissaris onderbouwt de aanwezigheid van deze grond door te stellen dat het hier gaat om een zeer ernstig strafbaar feit. Geef uw oordeel over de onderbouwing van de grond voor inbewaringstelling van Fred door de rechter-commissaris. Baseer uw antwoord op de rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM). = Artikel 5 EVRM: recht op vrijheid. Het uitgangspunt is dat je een uitspraak in vrijheid afwacht. (Arrest Geistefer: rechtsorde was niet ernstig geschokt, want ze waren al vrij.) Smenova arrest moet je hier echt noemen: redenen voor voorlopige hechtenis: geschokte rechtsorde, recidive en collusiegevaar. Het moet wel goed onderbouwd worden. En dat gebeurt hier niet. Het is onvoldoende gemotiveerd. Fred in financiële crisis. Als Fred wakker wordt, ontdekt hij dat zijn geld op is. Hij besluit een tankstation te beroven. Na het douchen trekt hij zijn verkleedkleren aan (een dinosauruspak), grijpt zijn vuurwapen en rent het dichtstbijzijnde tankstation binnen om een overval te plegen. Helaas voor Fred gaat dit niet als gepland. De pompbediende wil de kassa niet openen. Hierop schiet Fred de pompbediende in zijn arm. Een andere pompbediende belt ondertussen de politie. Fred wordt door de toegesnelde agenten meegenomen voor verhoor en in verzekering gesteld. Na de periode van inverzekeringstelling lijkt het onderzoek rond: Fred legt een bekennende verklaring af. Daarnaast zijn er, naast de twee pompbedienden, een aantal andere getuigen én camerabeelden van de gebeurtenis. De officier van justitie is bang dat Fred weer een gewapende overval zal plegen (Fred heeft dit de afgelopen jaren al vaker gedaan) en vordert om die reden de inbewaringstelling van Fred bij de rechter-commissaris. Uiteindelijk komt het tot een inhoudelijke behandeling van de zaak van Fred. Ter zitting voert zijn advocaat aan: “Het plegen van die overval door Fred was een weloverwogen besluit om een urgent probleem op te lossen. Zonder die overval had hij geen 57 geld voor eten. Het overvallen van het tankstation was dus noodzakelijk voor zijn levensonderhoud.” Benoem dit verweer en beoordeel gemotiveerd de slagingskans van het door de advocaat aangevoerde standpunt. = Het is een strafbaarheidsverweer: overmacht uit noodtoestand. Het ene belang is de wet nakomen en niet stelen (wettelijke plicht). En het andere belang is honger hebben en moeten stelen om te eten en te blijven leven (morele plicht). Kans van slagen: proportionaliteit en subsidiariteit. Daar voldoet het niet aan, want er waren andere opties. Het heeft dus geen kans van slagen. Fred in financiële crisis. Als Fred wakker wordt, ontdekt hij dat zijn geld op is. Hij besluit een tankstation te beroven. Na het douchen trekt hij zijn verkleedkleren aan (een dinosauruspak), grijpt zijn vuurwapen en rent het dichtstbijzijnde tankstation binnen om een overval te plegen. Helaas voor Fred gaat dit niet als gepland. De pompbediende wil de kassa niet openen. Hierop schiet Fred de pompbediende in zijn arm. Een andere pompbediende belt ondertussen de politie. Fred wordt door de toegesnelde agenten meegenomen voor verhoor en in verzekering gesteld. Na de periode van inverzekeringstelling lijkt het onderzoek rond: Fred legt een bekennende verklaring af. Daarnaast zijn er, naast de twee pompbedienden, een aantal andere getuigen én camerabeelden van de gebeurtenis. De officier van justitie is bang dat Fred weer een gewapende overval zal plegen (Fred heeft dit de afgelopen jaren al vaker gedaan) en vordert om die reden de inbewaringstelling van Fred bij de rechter-commissaris. Uiteindelijk komt het tot een inhoudelijke behandeling van de zaak van Fred. Ter zitting voert zijn advocaat aan: “Het plegen van die overval door Fred was een weloverwogen besluit om een urgent probleem op te lossen. Zonder die overval had hij geen 57 geld voor eten. Het overvallen van het tankstation was dus noodzakelijk voor zijn levensonderhoud.” Benoem dit verweer en beoordeel gemotiveerd de slagingskans van het door de advocaat aangevoerde standpunt. Stel dat de rechtbank het beroep op bovengenoemd verweer verwerpt. Zet gemotiveerd uiteen of de verwerping van dit verweer in het vonnis gemotiveerd moet worden en zo ja op grond van welk(e) artikel(en). = Ja, het moet in het vonnis: artikel 358. De wederrechtelijkheid is een bestanddeel, dus het gaat over de eerste vraag wat dus zou leiden tot vrijspraak (artikel 50 Sv). En artikel 359 lid 2 eerste volzin motiveren. Je moet erbij noemen dat het bij lid 2 artikel 359 om de eerste volzin gaat. Wie is de BOB? Peter en Joost zijn per auto naar een feest gegaan. Nu verwarring was ontstaan over wie nuchter zou blijven, gaan beiden stevig aan de drank. Na elk tien alcoholische drankjes te hebben gedronken gaan de heren huiswaarts. In plaats van een taxi te bellen neemt Joost plotseling plaats achter het stuur van de auto en gebiedt hij Peter hem te helpen door goed op het verkeer te letten. Peter stapt in en Joost rijdt weg. De politie houdt de heren na twee kilometer staande en neemt bij hen een alcoholtest af. Beiden vervolgen hun weg naar huis met de taxi. Enige weken later ontvangt Joost een strafbeschikking waarin hem overtreding van artikel 8 lid 1 WVW wordt verweten. De straf: EU1000,- geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Joost wendt zich tot zijn advocaat voor advies. Deze meent onder meer dat artikel 6 EVRM niet op deze sanctieoplegging van toepassing is, omdat verkeersregels nu eenmaal ordenend en daarom bestuursrechtelijk van aard zijn. Zet gemotiveerd uw standpunt uiteen over de opvatting van de advocaat. = Arrest Oztürk: het gaat om criminal charge: vervolging. Is er sprake van vervolging? Artikel 6 EVRM: recht op een eerlijk proces in geval van vervolging. Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn bij vervolging? 1. Plaats nationale wetgeving. 2. Aard van de overtreding: gericht tot een ieder, doel van de straf: preventief, afschrikwekkend. 3. Zwaarte van de sanctie: je hoeft niet aan alle voorwaarden te voldoen. Eén is voldoende. Je bent er al bij de eerste vraag, want het staat in de wegenverkeerswet en dat is bijzonder strafrecht. In het tentamen is het beter om ze allemaal af te gaan, maar wel te noemen dat één voorwaarde voldoende is. Het is gericht op een ieder en het doel van de straf is afschrikken en straffen, dus er wordt aan de tweede voorwaarde voldaan. En de straf is ook best pittig: voorwaarde 3. De opvatting van de advocaat gaat dus niet op. Wie is de BOB? Peter en Joost zijn per auto naar een feest gegaan. Nu verwarring was ontstaan over wie nuchter zou blijven, gaan beiden stevig aan de drank. Na elk tien alcoholische drankjes te hebben gedronken gaan de heren huiswaarts. In plaats van een taxi te bellen neemt Joost plotseling plaats achter het stuur van de auto en gebiedt hij Peter hem te helpen door goed op het verkeer te letten. Peter stapt in en Joost rijdt weg. De politie houdt de heren na twee kilometer staande en neemt bij hen een alcoholtest af. Beiden vervolgen hun weg naar huis met de taxi. Enige weken later ontvangt Joost een strafbeschikking waarin hem overtreding van artikel 8 lid 1 WVW wordt verweten. De straf: EU1000,- geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Joost wendt zich tot zijn advocaat voor advies. Deze meent onder meer dat artikel 6 EVRM niet op deze sanctieoplegging van toepassing is, omdat verkeersregels nu eenmaal ordenend en daarom bestuursrechtelijk van aard zijn. Na verzet tegen de strafbeschikking komt de zaak bij de strafrechter. Joost geeft daar toe dat hij circa tien alcoholische dranken had gedronken, maar meent dat niet bewezen kan worden dat hij de auto heeft bestuurd. Daarvoor moet volgens Joost een foto in het dossier aanwezig zijn. Naast het proces-verbaal van één agent over de dronkenschap en identificatie van Joost als bestuurder, is in het dossier verder het verslag van een door de politie rechtmatig afgenomen alcoholonderzoek aanwezig. Uit dat alcoholonderzoek vloeit voort dat Joost tenminste acht standaardglazen alcohol moet hebben gedronken. Zet gemotiveerd uiteen of de rechter tot een bewezenverklaring van rijden onder invloed van alcohol in de zin van artikel 8 lid 1 WVW zal komen. = Je moet in principe twee bewijsmiddelen hebben, met uitzondering van het proces verbaal van de agent op heterdaad. Bij dronkenschap moet je wel iets van een blaastest erbij hebben. Dus er is genoeg bewijs. En ook nog de verklaring van de verdachte, want die zegt wel alcohol te hebben gedronken. Dat is een deels bekennende verklaring. Wie is de BOB? Peter en Joost zijn per auto naar een feest gegaan. Nu verwarring was ontstaan over wie nuchter zou blijven, gaan beiden stevig aan de drank. Na elk tien alcoholische drankjes te hebben gedronken gaan de heren huiswaarts. In plaats van een taxi te bellen neemt Joost plotseling plaats achter het stuur van de auto en gebiedt hij Peter hem te helpen door goed op het verkeer te letten. Peter stapt in en Joost rijdt weg. De politie houdt de heren na twee kilometer staande en neemt bij hen een alcoholtest af. Beiden vervolgen hun weg naar huis met de taxi. Enige weken later ontvangt Joost een strafbeschikking waarin hem overtreding van artikel 8 lid 1 WVW wordt verweten. De straf: EU1000,- geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Joost wendt zich tot zijn advocaat voor advies. Deze meent onder meer dat artikel 6 EVRM niet op deze sanctieoplegging van toepassing is, omdat verkeersregels nu eenmaal ordenend en daarom bestuursrechtelijk van aard zijn. Na verzet tegen de strafbeschikking komt de zaak bij de strafrechter. Joost geeft daar toe dat hij circa tien alcoholische dranken had gedronken, maar meent dat niet bewezen kan worden dat hij de auto heeft bestuurd. Daarvoor moet volgens Joost een foto in het dossier aanwezig zijn. Naast het proces-verbaal van één agent over de dronkenschap en identificatie van Joost als bestuurder, is in het dossier verder het verslag van een door de politie rechtmatig afgenomen alcoholonderzoek aanwezig. Uit dat alcoholonderzoek vloeit voort dat Joost tenminste acht standaardglazen alcohol moet hebben gedronken. Na veroordeling gaat Joost in hoger beroep. Daar gooit hij het over een andere boeg. Ten laste gelegd is kort gezegd dat Joost een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat hij onder invloed was van een stof die zijn rijvaardigheid zou verminderen. Joost betoogt dat de acht glazen alcohol zijn rijvaardigheid alleen maar hebben verbeterd, omdat hij daardoor minder gespannen in de auto zit. Hij heeft daarom geen opzet gehad op het ten laste gelegde gedrag. Zet gemotiveerd uw oordeel uiteen over het standpunt van Joost. Joost wordt ook in hoger beroep veroordeeld. = Voorwaardelijk opzet: willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat je reactievermogen vermindert. Porsche arrest was geen opzet en het spookrijarrest wel. Het lijkt wel op dat spookrijarrest, want hij vond het wel kicken en deze wordt er ontspannen van, dus het lijkt wel op elkaar. (Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid komt niet in het tentamen). Wie is de BOB? Peter en Joost zijn per auto naar een feest gegaan. Nu verwarring was ontstaan over wie nuchter zou blijven, gaan beiden stevig aan de drank. Na elk tien alcoholische drankjes te hebben gedronken gaan de heren huiswaarts. In plaats van een taxi te bellen neemt Joost plotseling plaats achter het stuur van de auto en gebiedt hij Peter hem te helpen door goed op het verkeer te letten. Peter stapt in en Joost rijdt weg. De politie houdt de heren na twee kilometer staande en neemt bij hen een alcoholtest af. Beiden vervolgen hun weg naar huis met de taxi. Enige weken later ontvangt Joost een strafbeschikking waarin hem overtreding van artikel 8 lid 1 WVW wordt verweten. De straf: EU1000,- geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Joost wendt zich tot zijn advocaat voor advies. Deze meent onder meer dat artikel 6 EVRM niet op deze sanctieoplegging van toepassing is, omdat verkeersregels nu eenmaal ordenend en daarom bestuursrechtelijk van aard zijn. Na verzet tegen de strafbeschikking komt de zaak bij de strafrechter. Joost geeft daar toe dat hij circa tien alcoholische dranken had gedronken, maar meent dat niet bewezen kan worden dat hij de auto heeft bestuurd. Daarvoor moet volgens Joost een foto in het dossier aanwezig zijn. Naast het proces-verbaal van één agent over de dronkenschap en identificatie van Joost als bestuurder, is in het dossier verder het verslag van een door de politie rechtmatig afgenomen alcoholonderzoek aanwezig. Uit dat alcoholonderzoek vloeit voort dat Joost tenminste acht standaardglazen alcohol moet hebben gedronken. Na veroordeling gaat Joost in hoger beroep. Daar gooit hij het over een andere boeg. Ten laste gelegd is kort gezegd dat Joost een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat hij onder invloed was van een stof die zijn rijvaardigheid zou verminderen. Joost betoogt dat de acht glazen alcohol zijn rijvaardigheid alleen maar hebben verbeterd, omdat hij daardoor minder gespannen in de auto zit. Hij heeft daarom geen opzet gehad op het ten laste gelegde gedrag. Enige tijd daarna wordt ook Peter vervolgd voor medeplegen van rijden onder invloed in de zin van artikel 8 lid 1 WVW. Volgens de officier van justitie heeft Peter door mee op het verkeer te letten – dit is bewezen – een grote rol gespeeld bij het begaan van het delict. Zet gemotiveerd uiteen of van medeplegen sprake is. = Medeplegen artikel 47 Sr: bubbel opzet: gericht op het feit en op de samenwerking + bewuste en nauwe samenwerking. Het gronddelict is rijden onder invloed. Dat is heel persoonlijk en kan je bijna niet medeplegen. Heel bizarre casus. Handeling tijdens: mee opgelet, maar dat is niet echt samen de handeling uitvoeren. Je stuit hier op het gezamenlijk uitvoeren. Ton leent zijn ex-vrouw Els 500 euro, omdat Els aangeeft schoolspullen voor hun dochter Lieke te moeten kopen. Ton komt er na een tijdje achter dat Els het geld heeft vergokt en dat zij in het geheel geen schoolspullen heeft gekocht. Om het geld terug te krijgen gaat Ton bij Els langs. In de woning escaleert de situatie snel. Ton schreeuwt dat Els het einde van de dag niet zal halen als hij niet ogenblikkelijk zijn geld terugkrijgt en probeert haar te slaan met een door hem meegenomen honkbalknuppel. De door de buren gealarmeerde politie is snel ter plaatse en voert Ton af naar het politiebureau. De officier van justitie besluit Ton te vervolgen voor de in het eerste lid van artikel 285 Sr strafbaar gestelde bedreiging. De officier van justitie is voornemens dit delict zelfstandig af te doen door Ton voor dit strafbare feit vijf dagen gevangenisstraf op te leggen, hem een geldboete van 200 euro te laten betalen en de honkbalknuppel van hem af te pakken. De officier van justitie richt zich tot u voor advies met betrekking tot de vraag of hij deze sancties op kan leggen. Zet gemotiveerd u advies aan de officier van justitie uiteen. = Strafbeschikking artikel … Is een daad van vervolging door het OM. Kan bij misdrijf minder dan 6 jaar of overtredingen. Bedreiging (artikel …) is twee jaar, dus dat valt daar onder. Een vrijheidsbenemende sanctie kan alleen maar door een rechter. Artikel 5 EVRM is in het geding als een officier een vrijheidsstraf oplegt. Ton leent zijn ex-vrouw Els 500 euro, omdat Els aangeeft schoolspullen voor hun dochter Lieke te moeten kopen. Ton komt er na een tijdje achter dat Els het geld heeft vergokt en dat zij in het geheel geen schoolspullen heeft gekocht. Om het geld terug te krijgen gaat Ton bij Els langs. In de woning escaleert de situatie snel. Ton schreeuwt dat Els het einde van de dag niet zal halen als hij niet ogenblikkelijk zijn geld terugkrijgt en probeert haar te slaan met een door hem meegenomen honkbalknuppel. De door de buren gealarmeerde politie is snel ter plaatse en voert Ton af naar het politiebureau. De officier van justitie besluit Ton te vervolgen voor de in het eerste lid van artikel 285 Sr strafbaar gestelde bedreiging. De officier van justitie is voornemens dit delict zelfstandig af te doen door Ton voor dit strafbare feit vijf dagen gevangenisstraf op te leggen, hem een geldboete van 200 euro te laten betalen en de honkbalknuppel van hem af te pakken. De officier van justitie richt zich tot u voor advies met betrekking tot de vraag of hij deze sancties op kan leggen. Stel dat Ton nog een ander strafbaar feit ten laste is gelegd. Ton werkt al jaren bij een verhuizer als ploegleider. De taak van de ploegleider omvat onder meer het aansturen van een team van vijf verhuizers en het uitvoeren van veiligheidsmaatregelen. Deze maatregelen houden onder meer in dat door de ploegleider voor vervoer de lading goed vast moet worden gezet met een veiligheidskabel. Tijdens een verhuisklus voert Ton de zojuist genoemde veiligheidsmaatregel niet goed uit: hij zet een aantal opgestapelde kratten niet goed vast met een veiligheidskabel. Tijdens het vervoer vallen de 59 kratten om en verbrijzelen het rechterbeen van Bert, een collega van Ton. Ton wordt voor overtreding van artikel 308 Sr strafrechtelijk vervolgd. Zet gemotiveerd uiteen of Ton de overtreding van artikel 308 Sr kan worden verweten. = Je moet kijken of er sprake is van culpa. Eerst weer juridische kader schetsen. Culpa: ernstige onvoorzichtigheid en wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Hoe zou een normaal persoon handelen? Had hij naders moeten handelen (wederrechtelijkheid) en kunnen handelen (verwijtbaarheid)? Ja. Er is hier ook sprake van garantünstellung.
Ingezonden op 09-06-2018 - 973x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!