Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
franswoordenh4
› 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
franswoordenh4
hoofdstuk 4
Jaar 4 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
À haute tension=hoogspannings Arrière=achter Au cours de=tijdens Couper=doorsnijden Freiner=remmen Grimper=klimmen La chasse=de jacht La grenade=de granaat La lumière=het lichtje La pince=de tang La roue avant=het voorwiel La seconde guerre mondiale=de tweede wereldoorlog La tranquillité=de rust Le balai=de bezem Le haut-parleur=de luidspreker Le marteau=de hamer Le panneau=het bord Le sapin=de kerstboom Les dégâts=de schade Les démineurs=de explosievenopruimingsdienst Mortel=dodelijk Rembourser=terugbetalen Supporter=verdragen Sur le coup=op slag Un chant=een lied Un pv=een bekeuring Une amende=een boete Une ampoule=een lampje Une décharge=een lading À nouveau=opnieuw Abattre=neerschieten Décorer=versieren En bois=van hout La clé=de sleutel La mairie=het gemeentehuis Le vainqueur=de winnaar Rater=missen Répandu=wijd verbrijd Se déguiser=zich vermommen Un commerçant=een winkelier Une coutume=een gewoonte Un drapeau=een vlag À l’avance=van tevoren Choisir=kiezen Convenir=passen Disposer de=beschikken over L’ambiance (vrouwelijk)=de sfeer L’avantage (mannelijk)=het voordeel L’aviateur (mannelijk)=de piloot L’hÔte (mannelijk)=de gastheer L’invité (mannelijk)=de gast La célébrité=de beroemdheid La lumière=het licht La peau=de huid La soirée=het feest,de avond Proposer=voorstellen Réserver=boeken Une autruche=een struisvogel Une perruque=een pruik À mains nues=met blote handen Arrêter=aanhouden Avouer=bekennen Blaguer=grapjes maken En cachette=stiekem En verre=van glas Fouiller=doorzoeken La foule=de menigte La souris=de muis Le consommateur=de consument Nier=ontkennen Un sachet=een zakje Une boîte=een blikje Une escalade=een beklimming Une poêle=een braadpan Voler=stelen Allereerst=d’abord Bovendien=en plus Avond van tevoren=la veille De gulden regel=la règle d’or De inhoud=le contenu De oorsprong=l’origine Een bewaker=un gardien Een gevangenis=une prison Een priester=un prêtre Een spreekbeurt houden=faire un exposé Een verliefde=un amoureux Er was, er waren=il y avait Grappig=marrant Het gebruik=la coutume Het woord geven aan=donner la parole à Tegenwoordig=aujourd’hui Ten slotte=enfin Trouwen=se marier Verbieden=interdire Vervolgens=puis,ensuite Ik ben het daar niet mee eens=je ne suis pas d’accord Ik denk dat=je pense que Ik ga jullie iets vertellen over=je vais vous raconter quelque chose sur Volgens mij=selon moi Wat betekent dat?=qu’est-ce que ça veut dire? Wat denken jullie?=qu’est-ce que vous en pensez? Wat is het onderwerp van je spreekbeurt?=que lest le sujet de ton exposé? Een lekker gerecht bereiden=préparer un bon plat De gelegenheid=l’occasion De persoon=le personnage Deze maand=ce mois-ci Een dier=un animal Een goed gerecht=un bon plat Een leuke avond=une bonne soirée Een paar maanden geleden=il y a quelques mois Een voorbeeld=un exemple Een voorwerp=un objet Grappig=drôle Het kostuum=le costume Het tegenovergestelde van=l’opposé de Lievelings=préféré Moeten=devoir Ook niet slecht=pas mal non plus Spelletjes=des jeux Uitnodigen=inviter Vieren=fêter Volop=plein de Waarborgen, zorgen over=assurer Zich verkleden=se déguiser Chausser des skis=ski’s onderbinden L’aile=de vleugel L’équililbre=het evenwicht La vague=de golf Raide=steil Se déplacer=zich verplaatsen Tenir la barre=de stang vasthouden Tirer=trekken Un cerf-volant=een vlieger Un saut=een sprong Une descente=een afdaling Une pente=een helling Accessible=toegankelijk Assurer=verzekeren Attirer=aantrekken En plein air=in de buitenlucht La prise en charge=de eerste aanslag Parcouru=afgelegd Pédaler=trappen Rentable=winstgevend Séduire=verleiden Formele aanhef=chère madame, cher monsieur Informele aanhef=bonjour, salut Aanleiding formeel=je m’adresse à vous pour Aanleiding informeel=je t’écris pour Doel formeel=j’aimerais participer à Doel informeel=peux-tu me dire Afsluiting formeel=veuillez recevoir mes meilleures salutations Afsluiting informeel=je te remercie de la peine
Ingezonden op 12-06-2018 - 295x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!