Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antieke en moderne retorica
› 2 College 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antieke en moderne retorica
2 College 2
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waarover gaat Ilias en de odyssee? = Je bent altijd bezig je zin te krijgen. Het idee dat je met taal de ander probeert te beïnvloeden is er vanaf het begin. Wanneer wordt retorica helemaal van belang? = Wanneer de democratie gaat ontstaan in Griekenland. Waarvan komt politiek? = Polis: stadsstaat. Voor wie was democratie in de 5e en 6e eeuw? = Alleen volwassen mannen met burgerrechten. Dat ging dus om 20/30% van de bevolking en dat was in die tijd heel verlicht. Wat voor democratie was er in Athene? = Directe democratie: met die 20/30% werd alles besloten. Ze deden alles zelf. Je had twee belangrijke organen waar het zich afspeelde: Boulé en Ekklesia. Ekklesia: 6000 – 8000 mannen en ze moesten er heel vaak zijn. Ze stemden met ja of nee en waar ze over stemden waren besluiten genomen in de Boulé dat leek wel een beetje representatief. In de praktijk waren er bestuurlijke elites die de besluiten voorbereiden en die kwamen in de volksvergaderingen. Dat volk kreeg informatie van die elites. Het was heel belangrijk om goed te kunnen spreken. Ook mensen uit het volk mochten spreken. Je moest zelf het woord voeren. Zo werd retorica belangrijk. Wanneer is de retorica begonnen volgens Plato? = Plato zegt dat de welsprekendheid beginnen is in Sicilië bij Corax en Tisias (467 v. Chr.?). Daar was een tiran die werd afgezet en er kwam opeens een parlement en rechtbanken. Er was nood retorica en daar hebben Corax en Tisias in voorzien. Het ging in het begin alleen over waarschijnlijkheid. Misschien is dit verzonnen, want Plato had een hekel aan de retorica en Corax is een scheldwoord: raaf. Wat is schervengericht? = Ostracisme: als een burger te veel macht had, brak er een vaas met scherven en werd diegene verbannen. Het laat zien dat ze de democratie waarborgden ondanks dat ze corrupt waren. Wanneer werd juryrechtspraak ingevoerd? = In 462 V. Chr. Het was niet zoals er nu is. Burgers deden alles zelf. Er was geen advocaat. Zelf het woord veren, of je nou moest aanvallen of verdedigen was heel erg belangrijk. Een amateuristisch systeem door burgers staat open voor corruptie en degene die het beste spreekt heeft de grootste macht. Wat was er rond de 5e en 6e eeuw in Sparta? = Recht van de sterksten. Laconiek: Lacona is Spartaans: niet van de wijs laten brengen of zoiets. Wat zijn sofisten? = We weten alleen wat over de sofisten via Plato: degene die het beste praat, heeft gelijk. Verschillende waarheden. De sofisten stellen de vragen van Descartes ook al. Ze vroegen zich af of de goden wel bestaan, want niemand heeft ze ooit gezien: je hebt alleen maar te maken met je eigen ervaringen en gedachten en daarbuiten weet je niets. Dus de mens bepaalt de maat. Dit is heel erg relativisme. Gorgias maakte het erger: er bestaat niets en als er wel iets bestaat, kunnen we het niet kennen en als we het wel kunnen kennen, dan kunnen we er niets over zeggen. Dus is er alleen de macht van het woord. Wie het beste kan spreken heeft de waarheid. Hoe denken Plato en Socrates over de sofisten? = Zij verzetten zich hier tegen. Socrates was van mening dat het relativisme de dood in de pot van de staat was, want dan gingen mensen zich misdragen. We weten over Socrates via Plato. De vraag is of de dialogen ideeën van Plato zijn of van Socrates. Waarom was Plato ongelukkig over de retorica? = Socrates wordt ter dood veroordeeld en moet de gifbeker dringen. De democratie werd gebruikt om iemand die ideeën heeft tegen democratie in gaan in een showproces ter dood te veroordelen. In dat proces heeft hij niet geprobeerd te winnen, omdat hij wilde laten zien dat hij geen mooiprater was. Plato was hier heel boos over. Wat zijn Plato’s bezwaren tegen de retorica? = 1. Het heeft geen wetenschappelijke basis. Je kunt niet zeggen wat het object is en wat het doet. Je kunt wel zeggen het overtuigen, maar het is altijd het overtuigen van iets, van een andere wetenschap. Het is geen zelfstandige discipline. 2. Het was erger dan kunst, waar hij tegen was wat in speelt op emoties en niet op ratio. Het is vleierij. 3. Iets wat vast staat hoef je niet te beargumenteren. Het gaat om schimmigheden. Het gaat niet over waarheden. Later komt hij er op terug, omdat hij dacht dat hij ook mensen moet overtuigen en niemand is 100% rationeel. Dat wilde hij wel. Retorica mocht van de filosofie zijn. En als het volk niet goed genoeg nadacht mocht je het gewone volk met retorica een kant op duwen: psychagogia. Je mocht ook tegen het gewone volk liegen, maar niet tegen filosofen volgens Plato. Hoe dacht Isocrates (436-338) over de retorica? = Filosofie gaat ook over waarschijnlijkheden. Filosofie spreekt in algemene zin. Retorica heeft algemene regels waarmee je specifieke dingen kunt bespreken. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Hoe dacht Aristoteles (384-322) over retorica? = Aristoteles is een leerling van Plato. Hij ging veel met Plato mee. Behalve dat Aristoteles veel empirischer en praktischer is. In een ideale wereld moet je geen retorica willen, maar we leven niet in de ideale wereld. Mensen zijn niet alleen hoofd, maar ook hart en buik. Zo komt hij met Logos: argumenten, ethos: karakter spreker (empathie) en pathos: inspelen op emotiepubliek. Zo heb je toch een wetenschap. Je moet dit wapen om praktische redenen hebben. Je kunt wel de waarheid hebben, maar je moet het over kunnen brengen. Het is ook een denkoefening. Je denkt aan tegenargumenten. Je kunt wel zeggen dat er misbruik van gemaakt wordt, maar dat gebeurt bij bijna alles. Hoe gaat het in de klassieke tijd met Griekenland wanneer het hellenisme zich inzet? = De baas van Griekenland was Alexander de Grote uit Macedonië. De staten die op zichzelf stonden worden nu een groot rijk. Het Hellenisme zet zich in. Het is gedaan met Athene als wereldstad. Heel groot rijk met één gezag. De democratie is weg, dus de retorica zakt in. Wie wat Theophrastus (371-287?)? = Hij was een leerling van Aristoteles. Hij dacht na over stijl en metaforen. Wat gebeurt er met de retorica op het moment dat de democratie verdwijnt? = Op het moment dat democratie verdwijnt, zie je dat het een kunsttaal wordt. Retorica blijft wel bestaan, maar de grote zaken zijn niet aan de orde. Rechtszaken zijn er nog wel. Wie bedacht redevoeringen voor rechtszaken? = Hermagoras van Temnos (1e e.v.C.). Wat gebeurde er met de Romeinen rond het hellenisme? = Eerst hadden ze koningen daarna een republiek. Er was een oliarchie: mocht bij een kleine groep mensen. Romeinen hadden ook een volksvergadering. Boulé was senaat: senaat betekent oude man. Raad van wijzen. Ze hadden censuskiesrecht. Hoer meer geld je had, hoe meer macht, want hij meer geld had je ook meer verantwoordelijkheid. Rome was de kern. Er was ook een dagelijks bestuur: consuls. Dat waren we twee zodat er niet één te machtig was. Dat was trauma van die koningen waarvan veel slecht waren. Er werden volkstribunen ingesteld. De volkstribuun kon een veto uitspreken tegen elites om het volk te beschermen. Voor volkstribuun moest je van lage afkomst komen. Iemand uit de adel liet zich door een arm gezin adopteren op z’n 30e om volkstribuun te worden. Wat is de Romeinse Retorica? = • genus iudiciale: praetor + formula; quaestiones perpetuae, centumviri, (senaat) • genus deliberativum: contio, comitia, senaat • genus demonstrativum: laudatio funebris. Patronus had cliënten die geen geld aan hem betaalden, maar wel afhankelijk van hem waren. Die cliënten kozen de Patronus bij verkiezingen of gingen voor hem vechten. Die Patronus hing voor hen het woord voeren. Hoe rijker Patronus was hoe meer cliënten en hoe groter de knokploeg. Romeinen gingen staken. Elite kwam met een verhaal over reus waarvan de buik ging staken en dat ze elkaar nodig hadden. Het volk ging terug en het volkstribuun kwam. Het zegt wel wat over Romeinen dat ze denken dit soort sprookjesverhalen te moeten vertellen tegen het volk. Juryrechtspraak: in het begin moesten die steeds uitgezocht worden. Later kwamen er vaste rechtbanken. De eerste rechtspraak hield zich bezig met afpersing. Als Romeinen zich hadden misdragen kon je diegene na het ambt via provincie aanklagen. Daarna aparte rechtbanken voor moord, vergiftiging, verraad (hoogverraad: het verraden van de regering), etc. Als je via die rechtbank iemand kon veroordelen, kreeg je een kwart van de bezittingen. Het was heel corrupt. Conito zijn alle volksvergaderingen. Laudatio funebris: lijkrede. Zeker bij politicus belangrijk. Panegyriek: lofrede. In de Romeinse tijd gaan politiek en recht hand in hand. Alles wat de Romeinen van retorica wisten, wisten ze van de Grieken. Alles wat ze aan kunst en wetenschap hadden, kwam van de Grieken. Er bestond wantrouwen in de retorica. Alle filosofen en leraren werden de stad uit gezet: Cato: 234-149. In 149 werd retorica in het Latijn gedaan. Het was toen beschikbaar voor de gewone man en dat worden de Romeinen heel erg. Gebroeders Gracchus: wilden mensen in de schilden land geven en schilden kwijt raken. Dat was populistisch, hielden Romeinen niet van. Ze werden ter dood veroordeeld. Ze waren goede redenaars. Wie was Cicero (106-43)? = Hij was een topredenaar. Hij heeft veel over de retorica geschreven. Hij leefde van 106 tot 43. Hij stierf op hetzelfde moment als de Romeinse republiek. Hij kwam op voor de republiek en was consult. Hij had de staat gered van een staatsgreep. Daarna kwam er een burgeroorlog. Caesar had met twee anderen afgesproken om door cliënten etc. hun vrienden op machtige posities te zetten. In theorie was er nog steeds een republiek, maar in de praktijk lag alle macht bij Caesar, daarna Augustus, etc. Het keizertijdperk brak aan. Al bleven democratische functies bestaan, maar de keizer had alle touwtjes in handen. Hoe ging de keizertijd van het Romeinse Rijk met de retorica? = Hetzelfde proces als het hellenisme: veel meer aandacht voor stijl. Het echte werk is niet zo belangrijk. Institutio Oratoria: vir bonus is belangrijk werk. Verder is retorica in verval geraakt. Veel meer stijl en veel minder inhoud. Grote rechtszaken en politieke zaken zijn er heel weinig. Brieven en preken (Christendom) zijn nog wel belangrijk. Hoe is retorica ontstaan en wat is er belangrijk in de retorica? = Retorica is uit de praktijk ontstaan. Morele gehalte van retorica is belangrijk.
Ingezonden op 13-06-2018 - 978x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!