Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hedendaagse politieke filosofie
› 9 College 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hedendaagse politieke filosofie
9 College 9
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is de kritiek van Cohen op Rawls? = Cohen heeft een fundamentele kritiek op het idee van Rawls. Sociale rechtvaardigheid gaat over de vraag hoe verdelen we goederen, inkomen, kansen en rechten. Het individuele gedrag van mensen heeft effect op de verdeling. Dat verschilbeginsel zegt eigenlijk dat verschillen in de samenleving alleen aanvaardbaar zijn als de minder bedeelden er op vooruit gaan. Verschillen van inkomen zijn nodig om mensen te prikken, zodat ze zich inzetten voor de samenleving. De kritiek van Cohen is dat de verschillen van inkomen die dan ontstaan niet beter zijn voor de minst bedeelden, want men kiest er dan voor om zich alleen in te spannen als ze er beter van worden. Men is niet van nature egoïstisch. Als mensen wel meer willen hebben, handelen ze niet volgens het verschilbeginsel wat ze wel zouden moeten doen, want ze willen zich alleen inspannen voor een hoger inkomen. Dat voldoet niet aan het verschilbeginsel, omdat het verschilbeginsel zegt dat het alleen mag als het noodzakelijk is, maar dat is helemaal niet noodzakelijk, want men kiest daarvoor. Waarom moeten we volgens Kymlicka nadenken over burgerschap? = 1. Theoretische reden: opkomst van de notie van rechtvaardigheid in de jaren ’70. In de jaren ’80 komt dar een reactie uit voort vanuit communitaire hoek. Wat burgerschapstheorie doet is een bemiddelingspoging tussen het abstracte individualisme van het liberalistische gedachtegoed en het communitarisme. Dat komt omdat burgerschap in beide centraal staat. 2. Bedreiging voor democratische rechtsstaat: dalende opkomstpercentage bij de verkiezingen. Eerste probleem: mensen zijn steeds minder politiek actief. Twee probleem: er wordt steeds minder bijgedragen aan de verzorgingsstaat. Derde probleem: de hele opkomst van het populisme: het gaat altijd over grenzen die dicht moeten etc. Daar gaan veel politieke problemen over in de westerse staten. Het vierde probleem: klimaatcrisis. Al die praktische problemen hebben ook een component van burgerschap. En daarom wordt burgerschap steeds belangrijker. Die twee ontwikkelingen leiden tot het besef dat het in een democratische rechtsstaat niet alleen maar goed is om te letten op de instituties, maar dat je ook moet letten op je burgers. Wat houdt dat burgerschap in? = Er zijn verschillende interpretaties van burgerschap, maar de komende twee interpretaties zijn politieke interpretaties. Klassieke opvatting burgerschap: als burger heb je een aantal rechten. Marshall doet niet veel meer dan de theorie van burgerschap in kaart brengen. Welke rechten heb je bij burgerschap? = 1. Burgerlijke rechten (civil rights, 18e eeuw): civiele rechten. Dit zijn negatieve rechten: je bent vrij van iets: interventie van anderen die jouw vrijheid inperken. 2. Politiek rechten (political rights, 19e eeuw): positieve interpretatie van rechten: je hebt het recht om politiek te participeren. Dat type van rechten die toegevoegd worden ontstaat in de 19e eeuw. Sociale rechten (social rights, 20e eeuw): in de 20e eeuw wordt dat uitgebreid met rechten van de verzorgingsstaat waar wij nu in leven. Wat verdwijnt uit het zicht bij rechten bij burgerschap? = Deze rechten zijn passief, want het gaat over waar jij als burger recht op hebt. Wat uit het zicht verdwijnt is: wat zijn jouw verantwoordelijkheden. Veel minder ligt de nadruk op wat voor activiteiten, gedrag en houding verlangen we van elkaar. Dan hebben we het over een bepaalde rol als burger. Bijvoorbeeld de verantwoordelijkheden om economisch zelfstandig te zijn. Deugden die te maken hebben met de plicht. Dat wil niet zeggen dat iedereen volgens dat idee van het deliberatieve van betrokkenheid dat iedereen de politiek in moet gaan, maar wat bedoeld wordt met politieke betrokkenheid is dat er van burgers verwacht wordt dat ze mee discussiëren. Waar gaat de notie van deliberatieve burgerschap over? = De notie van deliberatieve burgerschap kan gaan over internet, over discussies die wij hier voeren over publieke zaak, discussies op de televisie. Het maakt niet uit als er maar gesproken wordt over de politieke zaak. Dan voldoet het aan dat je participeert. Kymlicka noemt dit het aggregatieve model van de democratie. Wat is het aggregatieve model van de democratie volgens Kymlicka? = Het gaat er van uit dat mensen bepaalde opvattingen hebben over politiek en de politiek moet zorgen dat dat idee doorklinkt door o.a. stemprocedures en daarmee aan de gang gaan, maar het punt is dat mensen bepaalde politieke opvattingen hebben en die gaan daar aan vooraf. Je verzamelt stemmen en kijkt waarde meerderheid zitten en dan ga je aan de gang. Je hebt niet zomaar deze opvattingen. Het is alleen in de discussie op verschillende niveaus dat je een opvatting vormt. Het heeft voordelen. Onder andere denk je daardoor beter na wat je zelf vindt en het leidt tot betere besluitvorming. Waaruit bestaan de deugden van een democratische burger van de deliberatieve democratie? = 1. Participatie aan publiek debat (van het aggregatieve model naar het deliberatieve model) 2. Publieke redelijkheid 3. Accommodatie en compromis. Wat zijn de voordelen van deliberatieve democratie? = 1. Het leidt tot betere besluitvorming. Dingen worden pas duidelijk in een gesprek. 2. Het leidt tot eenheid in een samenleving, omdat iedereen zijn zegje kan doen en invloed kan uitoefenen. Daarom is er eerder identificatie met het eindresultaat, want al ben je het er niet mee eens, je kunt er aan mee doen. 3. Minderheden kunnen meer invloed uitoefenen in een stelsel waarin de meerderheden normaal het gewicht dragen. Dat komt doordat minderheden hun argumenten naar voren kunnen brengen. Met stemmen worden minderheden weggestemd en krijg je er geen inzicht in. Je trekt altijd aan het kortste eind. Wat is publieke redelijkheid? = Publieke redelijk betekent dat als je een argument geeft in een discussie over het algemeen belang, als je daar argumenten voor geeft, geef je argumenten die voor een ander aanvaardbaar kunnen zijn als argument. Wat niet geldig is, is een argument dat zich beroept op religie. Een bekend voorbeeld is de winkesluitingstijdenwet: zondag moeten de winkels dicht, want zondag is een rustdag. Dit is geen publieke reden, want daarmee kun je mensen die niet religieus zijn niet overtuigen. Vertaal je argumenten in seculiere termen. Een kritiekpunt is dat secularisme een dominante positie is en dat die positie dwingt argumenten zo te brengen. Het idee van publieke redelijkheid sluit aan bij de oorspronkelijke positie: afdoen van eigenschappen. Het wordt gezien (ook door Rawls) als criterium van argumenten. De ander hoeft niet akkoord te zijn met de redenering, maar wel kunnen herkennen als argument bij de publieke redelijkheid. Het is onmogelijk en niet functioneel om mensen te overtuigen vanuit je eigen parochie. Het is dus niet alleen een normatieve eis, maar het is ook effectief. Je zou het ook om kunnen draaien: bijv. zondagsrust niet alleen afschaffen omdat het in de bijbel staat, maar ook argumenten van algemeen belang daarvoor geven. Wat is accommodatie en compromis? = Je kunt niet iedereen overtuigen, dus je moet ook kunnen leven met een compromis. Wat betekent civiel republicanisme? = Dat burgers deel uitmaken van politiek bestuur en dat het niet voldoende is om deel uit te maken van maatschappelijke debatten en deelnemen aan politiek proces, maar dat mensen zelf onderdeel worden van het politieke proces. Je bestuurt jezelf. Welke twee varianten zijn er van civiel republicanisme? = 1. Een Aristotelische variant: intrinsieke waarde: je moet deel uitmaken van het politieke proces om een betekenisvol leven te leiden. Als je niet aan politiek bedrijft bevreemd je van je eigen cultuur. Kymlicka heeft daar problemen mee: voor de meeste mensen in een democratische rechtsstaat is politiek helemaal niet het aller belangrijkste. Voor hen zijn er veel andere belangrijke dingen. Het is weinig respect voor autonomie wanneer de verplichting tot participatie zo wordt opgedrongen. Je doet geen recht aan het feit dat mensen eigen beslissingen nemen. Het suggereert wat het goede leven is en dat gaan we aan iedereen opleggen. Communitaristen doen dat in zekere zin ook. Dat zijn problematische argumenten vanuit het liberalisme. 2. Maar er is een alternatief: liberale variant: instrumentele waarden. Het kan van belang zijn om te participeren voor democratische instituties en vrijheden. Het kan een middel zijn om er voor te zorgen dat de samenleving democratisch en liberaal blijft. Niet omdat het intrinsiek waardevol is, maar omdat het een middel is. Niet iedereen moet voortdurend politiek betrokken zijn. Er zijn wel crisissituaties waarbij het een plicht wordt om deel te nemen aan het politieke proces om er voor te zorgen dat die instituties blijven. Het gaat er om dat je dan een keer politiek actief moet worden, al is het een demonstratie. Het is een episodische interpretatie: als er een crisis is, moet je meedoen en anders is het niet nodig. In deze context zegt hij er wel bij dat het een minimale interpretatie is van burgerschap. Een deugd die alle mensen zich eigen moeten maken: cevility (of zoiets) dat vertaal je met fatsoen (zonder negatieve lading), de ander behandelen als gelijkwaardig. Als burgers te maken hebben met elkaar in een publieke ruimte, moeten ze de ander behandelen als gelijkwaardig. Niet discrimineren of laten merken dat een groep niet welkom is, etc. Wat zijn Galstons liberale, instrumentele deugden? = Galston gaat dieper in op de inhoud van de deugden. Hij verdedigt een liberale interpretatie van deugden. Civiele deugden gaan over jouw rol als burger (je hebt allerlei deugden bij verschillende rollen, maar het gaat om jouw rol als burger). Het is interessant om na te denken over deugden vanuit het liberalisme, want in het liberalisme staat centraal dat iedereen anders is. En deugden gaar over karaktervorming. Daar zit dus spanning in. Die spanning die hoort daarbij zegt Gaston. Galston zegt dat als burgers niet een minimaal ethos hebben en je hebt alleen maar rechtvaardige instituties (positie Rawls) dan krijg je heel snel pathologische sociologieën. Die instituties kunnen dan niet recht trekken, ook al houdt iedereen zich aan de wet. We hebben het over deugden, dus over veel meer dan alleen aan de wet houden. Kant is zo iemand die denkt dat die instituties het wel allemaal kunnen oplossen. Zelfs als je te maken hebt met mensen die fundamenteel corrupt zijn, komt het wel goed denkt Kant. Galston is het daar niet mee eens. Het is ook niet zo dat iedereen altijd maar deugdzaam moet zijn en dat anders de samenleving instort. Welke vier categorieën civiele deugden zijn er volgens Galston? = 1. Algemene deugden: gelden voor iedereen: a. Moed: dat je bereid bent je leven te geven voor je vaderland. Dat betekent niet dat mensen niet mee kunnen doen aan een oorlog waarvan zij vinden dat het onrechtvaardig is. Er kunnen goede normatieve argumenten zijn om je daaraan te onttrekken. Het is dus niet zo dat je blind moet doen wat de samenleving zegt. B. Je moet je aan de wet houden: iedereen kan de wet overtreden zonder risico te nemen om gepakt te worden. De wet gaat dus niet werken als je geen respect hebt voor de wet. Ook hier geldt dat wanneer je vindt dat wetten moreel verkeerd zijn, het legitiem kan zijn om je niet aan de wetten te houden, maar dat zorgt wel voor een enorme verantwoordelijkheid omdat je het uit moet kunnen leggen. 2. Deugden met betrekking op de liberale samenleving: a. Familiesfeer bijv. is van belang. B. Minder tolerantie is belangrijk. En tolerantie betekent niet dat je het met de ander eens bent. Het betekent zelfs dat je een soort weerzin ervaart. Je waardeert het niet, maar je tolereert het. Mensen hebben waardeoordelen over alles en om een liberale samenleving in stand te houden moet je zorgen dat burgers niet gaan handelen naar hun negatieve waardeoordelen. Het hebben van negatieve waardeoordelen is niet erg, zolang mensen daardoor maar niet gaan discrimineren of het gaan publiceren. 3. Deugden die betrekking hebben op de liberale economie: a. Deugden van de ondernemer: verbeeldingskracht, doorzettingsvermogen, etc. b. Deugden van werknemers: regels van de organisatie accepteren, je aan afspraken houden, etc. c. Algemene deugden: arbeidsethos: i. Niet dat je werk het aller belangrijkste moet vinden, maar je moet allemaal je eigen geld verdienen om zelfredzaam te zijn. ii. Volgens Galston is het heel belangrijk dat mensen kunnen sparen en niet continu geld uit hoeven te geven. De economie kan daar uiteindelijk aan onderdoor gaan. iii. Aanpassingsvermogen is ook erg belangrijk. 4. Deugden die betrekking hebben op de liberale politiek: a. Burgers: i. Het respecteren van de rechten van anderen. ii. Je moet in staat zijn om de capaciteiten van jouw politieke leiders te beoordelen. Je moet een onderscheid maken tussen strategische korte termijn beslissingen om stemmen te winnen en of het op de lange termijn goed is. Dit soort kritische capaciteiten zijn van belang van goed burgerschap. iii. Zelf discipline kunnen opnemen om als het moet pijnlijke beslissingen te kunnen maken en zelf ook eens bijv. te bezuinigen, er zelf ook wat voor te doen. B. Politici: i. Ze moeten niet als het ware burgers pleziertjes willen doen. Ze moeten niet alleen maar doen wat burgers willen wat er gebeurt. Politici moeten laten zien wat de kosten zijn van bepaalde keuzes, etc. Dat is de rol. Proberen te overtuigen als mensen naïeve ideeën hebben. Ze moeten proberen in discussie te gaan. Ze moeten de publieke opinie zeker niet negeren, dat is heel onverstandig. Je bent vertegenwoordiger, dus je moet de publieke opinie serieus nemen en er naar luisteren en overtuigen waarom iets wel of niet van belang is. Als je dat gedaan heb en je hebt geprobeerd mensen te overtuigen, je hebt erover gediscussieerd en uiteindelijk is er geen draagvlak voor, dan moet je die maatregel niet willen nemen. Als je niet meer in staat bent om te overtuigen, moet je uiteindelijk iets niet doen, want anders wordt leiderschap een overweldiging, een tirannie. Hoe werkt de cultivering van civiel burgerschappen? = Hoe kan je er voor zorgen dat burgers die deugden krijgen? Is het wel een politieke theorie om het over deugden te hebben, want je hebt er geen grip op. Je hebt er wel grip op, maar alleen indirect. De dingen die echt heel fundamenteel zijn, dwingen we af met de wet. Maar dan heb je alsnog nodig dat burgers de wet serieus nemen. Welke vier mogelijke instituties heb je voor de cultivering van civiele burgerschappen? = 1. De markt: burgers kunnen door markt van vraag en aanbod positief worden gevormd doordat ze daar zelfstandige houding en eigenwaarde, etc. van krijgen. Dit werkt tegen de passiviteit die de verzorgingsstaat lijkt op te roepen, want degene die iets op de markt willen doen, moeten knokken. Kymlicka zegt dat dit ook kan leiden tot hebzucht en economische roekeloosheid. En van economische roekeloosheid kunnen we in een crisis belanden. 2. Het maatschappelijk middenveld: de vrijwillige organisaties tussen de staat en de burger: bijv. de kerk, milieuorganisaties, etc. Dit is belangrijk om maatschappelijke betrokkenheid op te wekken bij burgers. Kymlicka zegt dat dat kan, maar niet hoeft. Je hebt ook organisaties die tegen een asielzoekerscentrum zijn. 3. De familie: de burgers leren betrokkenheid bij welzijn van medeburgers. Dat leer je in de familie. Het is niet voor niets dat Rawls over broederschap begint. Kymlicka sluit dit niet uit, maar hij zegt dat je in de familie vooral leert dat vrouwen bescheiden moeten zijn, etc. en die klassieke rollen. 4. Het onderwijs: dit is een heel belangrijk vormend instituut. Kinderen zijn nog jong en dus vormbaar. Een van de deugden die men daar leert is publieke redelijkheid: we leren in het onderwijs omgaan met mensen die anders denken en in discussies leren we argumenten te gebruiken die mensen die anders denken als argument accepteren. Kymlicka is tegen katholiek onderwijs etc., want dan leer je niet om gaan met mensen die anders denken.
Ingezonden op 24-06-2018 - 1122x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!