Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Carte Orange, deel 2

1 Monica- Alle woorden H1

Jaar 2 (havo)

Apprendre 1:

à gauche= links
à droite= rechts
au milieu= in het midden
en face de= tegenover
à côté de= naast
derrière= achter
tout droit= rechtdoor
la route= de (verharde) weg
le chemin= de (onverharde) weg
le carrefour= het kruispunt
le rond-point= de rotonde
le pont= de brug
l'église {v}= de kerk
la piscine= het zwembad
l'avion {m}= het vliegtuig
la balade= de wandeling, het tochtje
la destination= de bestemming
le départ= het vertrek
la tente= de tent
le séjour= het verblijf
voyager= reizen
faire du camping= kamperen
traverser= oversteken, doortrekken
Apprendre 2:
la côte= de kust
de retour= terug
il écrit= hij schrijft
cher, chère= lieve,beste / duur
le VTT= de mountainbike
l'après-midi {m}= de middag
le voyage= de reis
l'air conditionné {m}= de airconditioning
ce n'est pas évident= dat valt niet mee, dat is niet zo eenvoudig
en plein été= midden in de zomer
le degré= de graad
l'ombre {v}= de schaduw
ouvrir= openen
la vitre= het raam, de ruit
distribuer= uitdelen
la bouteille= de fles
juste= net, juist
ralentir= langzamer rijden
plus tard= later
l'arrêt {m}= de stop
complet, complète= compleet
sauf= behalve
discuter= praten
le portable= de mobiele telefoon
à suivre= wordt vervolgd
finalement= ten slotte
grosses bises= veel liefs
Apprendre 5:
fini= afgelopen
avoir envie de= zin hebben om
le suivant= de volgende
le matin= de ochtend
la carte= de kaart
donc= dus
il faut= we moeten, je moet
lourd, lourde= zwaar
le sac à dos= de rugzak
le pied= de voet
à peine= nauwelijks
selon= volgens
pas du tout= helemaal niet
perdu= verdwaald
assez= tamelijk
faire demi-tour= omkeren
répéter= herhalen
continuer= doorlopen, doorgaan
jusqu'à= tot
fatigué= moe
être casse-pieds= lastig zijn, zeuren
monter= opzetten {van en tent}
avancer= opschieten, vooruitgaan
dormir= slapen
l'étoile {v}= de ster
Apprendre 7:
écouter= luisteren naar
être en panne= pech hebben, kapot zijn
venir chercher= halen, ophalen
il part= hij vertrekt
je descends= ik stap uit
bientôt= gauw, spoedig
à bientôt= tot gauw
passer= doorbrengen
malheureusement= jammer genoeg
le bateau= de boot
apporter= meenemen, meebrengen
tellement= zoveel, zo
la chose= het ding
la nourriture= het eten, het voedsel
le cadeau= het cadeau
Apprendre 10:
le canoë= de kano
premier, première= eerste
sans= zonder
le trajet= het traject
l'hôtel {m}= het hotel
la rivière= de rivier
manger= eten
le repas= de maaltijd
le saumon= de zalm
le plat= het gerecht
comme= zoals, als
d'habitude= gewoonlijk
la plage= het strand
la promenade= de wandeling
vieux, vieille= oud
certainement= zeker

Ingezonden op 26-09-2018 - 503x bekeken.
Waardering 9.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Succes!
Believe you can & you're halfway there.

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Vakken

Carte Orange, deel 2

1 Monica- Alle woorden H1