Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Go For It!!!!!
› 0 rest examenidioom
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Go For It!!!!!
0 rest examenidioom
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to make clear = duidelijk maken to prove = bewijzen to point out = wijzen op to demonstrate = aantonen to clarify = duidelijk maken to show = aantonen to illustrate = illustreren to give examples = voorbeelden geven to stress = benadrukken to emphasise = benadrukken to highlight = uitlichten to question = in twijfel trekken to contradict = tegenspreken to criticise = bekritiseren to undermine = ondermijnen to refute = weerleggen to challenge = uitdrukkelijk twijfelen aan to present a different perspective / put into perspective = van een andere kant bekijken to reject = verwerpen to analyse = analyseren to describe = beschrijven to outline = beschrijven to discuss = bespreken to add = toevoegen to elaborate = uitbreiden to list (reasons/explanations) = (redenen/verklaringen) opsommen to corroberate = instemmen met to praise = prijzen to support = (onder)steunen to advocate = pleiten (voor iets) to confirm = bevestigen to explain = uitleggen to explain why = legt uit waarom to modify = aanpassen to introduce = inleiden to present (solutions) = (oplossingen) aandragen to summarise = samenvatten in accordance with = in overeenstemming met, volgens to judge from = te oordelen naar, volgens in line with = in lijn met, volgens to aim = richten op to approach = benaderen to cause, a cause = veroorzaken, oorzaak to characterise = karakteriseren, typeren to claim = beweren, stellen dat it concerns = het gaat over to contain = bevatten (to) debate = debat (bediscussiëren) due to = dankzij, ten gevolge van How does ... relate to ...? = Hoe verhoudt zich ... tot ...? to imply = impliceren to provide = voorzien van ancient = zeer oud, antiek century = eeuw modern = modern, van deze tijd recent = recent, pas gebeurd to achieve, achievement = (iets) bereiken, prestatie advantage = voordeel appropriate = geschikt to benefit = voordeel hebben van charitable = liefdadig charity = goed doel to convince = overtuigen credibility = geloofwaardigheid to develop, development = ontwikkelen, ontwikkeling effective = effectief, doeltreffend to encourage = aanmoedigen enhancement = vermeerdering, versterking gifted = begaafd, intelligent growth = groei importance = belangrijkheid to improve = verbeteren to increase, an increase = vergroten, toename popular = populair, geliefd to profit = voordeel hebben van progress = vooruitgang prosperity = welvaart to raise, rising = doen toenemen, stijgend safe = veilig to solve, solution = oplossen, oplossing support = steun to abuse = misbruiken, mishandelen danger = gevaar to blame = de schuld geven to complain, complaint = klagen to counter = tegengaan a decline, declining = daling, dalend to deny = ontkennen to dissapoint, dissapointment = teleurstellen, teleurstelling false, wrong = fout, verkeerd to fail, failure = falen, mislukking hard = moeilijk, hard hardly = nauwelijks to ignore = negeren to lack = ontbreken, missen to mock = bespotten to reduce = verminderen to regret = spijt hebben van, betreuren risk = risico struggle = inspanning, worsteling suffering = lijden threat = dreiging violence, violent = geweld, gewelddadig academic = academicus, geleerde, universitair degree = universitaire graad, mate waarin education = onderwijs, opvoeding evidence = bewijs facts = feiten findings = bevindingen grades = cijfer, klas historical = historisch, geschiedkundig knowledge = kennis pupils = leerlingen research = (wetenschappelijk) onderzoek science = wetenschap scientific = wetenschappelijk scientists = wetenschappers society = maatschappij species = soorten state = staat, toestand studies = onderzoeken, studies to study = (be)studeren theory = theorie university = universiteit accident = ongeluk attitude = houding audience = publiek authority = overheid, machthebbende backgrounds = achtergronden behaviour = gedrag to believe, belief = geloven, geloof citizenship = (staats)burgerschap community = gemeenschap conspiracy = samenzwering engineering = techniek environment = milieu, omgeving ethical = moreel, ethisch foreign = buitenlands, vreemd global = wereld- government = regering independent = onafhankelijk individual = individueel, individu issues = onderwerpen, zaken language = taal legal = legaal, wettig local = plaatselijk moral = moreel, moraal native = inwoner, autochtoon, inheems opinion = mening order = bevel, bestelling to order = bevelen, bestellen political = politiek power = macht, kracht private = particulier, persoonlijk public = openbaar, algemeen scene = scène, wereldje social = maatschappelijk statements = beweringen system = systeem, stelsel trial = rechtszaak truth = waarheid advertisement = reclame agency = bureau, bedrijf, organisatie agriculture = landbouw brand = merk business = bedrijf, handel, zaken commercial = commercieel, handels-, bedrijfs- client = klant corporate = bedrijfs- corporations = bedrijven, onderneming executive = manager debtor = iemand met een schuld financial = geld-, financieel investors = beleggers industry = industrie, bedrijfstak insurance = verzekering offer = aanbod practice = praktijk, beroep, bedrijf resources = middelen wealth = rijkdom, welzijn fiction = fictie, verzonnen novel = roman published = uitgegeven quotations = citaten reviewer = recensent stories = verhalen cells = cel clinical = klinisch depression = depressie, somberheid diet = dieet, voeding disease = ziekte genes = genen genetic = genetisch health = gezondheid heart = hart human= mens, menselijk innate = aangeboren mental = geestelijk, mentaal offspring = nakomeling(en) pharmaceutical = farmaceutisch physical = lichamelijk, fysiek psychological = geestelijk, psychisch sense = gevoel to sense = waarnemen treatment = behandeling ability = bekwaamheid to be able to = in staat zijn om to accept = aannemen, aanvaarden access = toegang actually = eigenlijk, zowaar additional = bijkomend advice = advies amount = hoeveelheid apparently = kennelijk to appear = (ver)schijnen to argue = ruzie maken, beweren/stellen attention = aandacht average = gemiddeld to avoid = vermijden based on = gebasseerd op beyond = verder/meer dan, buiten ... om bias = vooroordeel, neiging, tendens by accident = per toeval certain = zeker, bepaald to change = veranderen circumstances = omstandigheden common = gewoon, veel voorkomend competition = wedstrijd complex = ingewikkeld concern = bezorgdheid conditions = omstandigheden consequences = gevolgen consistent = consequent contents = inhoud to contribute = bijdragen controversial = omstreden, controversieel current = tegenwoordig, huidig to decide = besluiten delivery = bezorging easily = moeiteloos effects = effecten, gevolgen enough = genoeg entirely = geheel emphasis = nadruk equality = gelijkheid especially = vooral exposed = blootgesteld few = weinige focus = nadruk forced = gedwongen to gain = winnen, meer van iets krijgen generally, in general = in/over het algemeen to happen = gebeuren huge = reusachtig to identify = vaststellen, identificeren to identify with = vereenzelvigen met image = beeld to imagine = voorstellen impact = invloed in particular = voornamelijk in practice = in de praktijk including = inclusief (to) influence = invloed (beïnvloeden) interest = belang involved = betrokken it amounts to = het is gelijk aan, het komt neer op to judge = oordelen likely = waarschijnlijk major = ernstig, groot to make sense = ergens op slaan to make sense of = proberen te begrijpen matter = kwestie to matter = van belang zijn necessarily = noodzakelijk ordinary = gewoon particularly = in het bijzonder perhaps = misschien phenomenon = fenomeen potential = vermogen precisely = precies presence = aanwezigheid to prevent = voorkomen pressure = druk probably = ongetwijfeld, waarschijnlijk proportion = gedeelte purpose = doel quite = nogal, geheel radiation = straling range = bereik, reeks reality = realiteit, werkelijkheid regard = aandacht, achting to remain = blijven, niet veranderen remarkable = opmerkelijk response = antwoord, reactie similar = gelijk sources = bron spread = zich uitstrekken, zich verspreiden to state = vaststellen to tackle = iets aanpakken terms = termijn usually = gewoonlijk value = waarde whether = of worth = waarde
Ingezonden op 03-10-2018 - 1480x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!