Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Statistiek A+B
› 1 Hoorcollege 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Statistiek A+B
1 Hoorcollege 1
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is beschrijvende statistiek? = Gegevens van een steekproef. Wat is toetsende statistiek? = Generaliseren naar gehele populatie. Je neemt een steekproef en op basis van de steekproef generaliseer je. Wat is statistiek? = (verzamelen), classificeren, samenvatten, organiseren, analyseren en interpreteren van numerieke gegevens, dus getallen. Gegevens op basis van teksten kan SPSS niet zo veel mee. We gebruiken het als hulpmiddel om een onderzoeksvraag mee te beantwoorden. Wetenschappelijke empirische bewijzen op basis van empirische waarnemingen. Empirisch: toetsbaar. Wat is een empirische cyclus? = Geeft aan hoe we tot kennisvermeerdering komen. Probleemstelling en literatuurstudie mondt uit in een conceptueel model met variabelen: kenmerken die je wil meten. Ze zijn niet voor iedereen gelijk dus variabel. In een conceptueel model gaat het om variabelen en de relaties daar tussen. Waarneming of dataverzameling: je gaat zelf je data verzamelen. Er is ook onderzoek waarbij je data gebruikt die al verzameld zijn: secundaire data. Bijv. van het CBS. Datapreperatie: vaak is data die verworven is nog niet meteen analyseklaar. In deze cursus gaan we uit van analyseerbare data. Wat zijn onderzoekseenheden? = Over welke eenheid wil je uitspraken doen? Bijv. individuen, dorpen, gemeenten etc. Wij zullen het veel hebben over respondenten/individuen. Wat zijn variabelen? = Eigenschappen die niet voor iedereen hetzelfde zijn. Die verschillen voor alle onderzoekseenheden. Eigenschappen van de onderzoekseenheden. Bijv. Sekse, leeftijd (individuen), bruto inkomen, samenstelling (huishouden), aantal inwoners, relatieve groenoppervlakte (dorpen). Wat zijn waarden? = Scores die de onderzoekseenheid kan halen op de variabelen. Bijv. man/vrouw (sekse), 0 – 100 (leeftijd), 0 t/m ›1 mln (bruto inkomen), traditioneel gezin/eenouder gezin/samengesteld gezin/single/stel zonder kids (huishouden), 0 t/m …. (aantal inwoners), 0%-100% (groenoppervlakte). Hoe verhouden onderzoekseenheden, variabelen en waarden zich tot elkaar? = Je hebt onderzoekseenheden en die hebben variabelen en bij die variabelen horen waarden. Hoe past datamatrix binnen SPSS? = Dit is een spreadsheet: geeft variabelen, waarden en onderzoekseenheden weer. Eerste rij zijn onderzoekseenheden en in de kolommen staan de variabelen. Het aantal rijen is het aantal respondenten. Bij dataview staat de data en bij variable view staan de variabele namen. Die zie je in de rijen terugkomen en je zet het cijfer met de waarden. Dit is het uitgangspunt van alle analyses. Waar moet je rekening mee houden bij het kiezen van een statistische analyse? = Je moet kijken of het beschrijvende of toetsende statistiek is. Populatie is met hoofdletter (N) en steekproef met een kleine letter (n). En je moet kijken of er sprake is van een univariate analyse, een bivariate analyse of een multivariate analyse. Een steekproef moet aan allerlei eisen voldoen: het moet groot genoeg zijn en een afspiegeling van de populatie zijn. Bijv. 50/50 man/vrouw verhouding. Ga je het grafisch of numeriek presenteren? Meetniveau van de variabelen is ook erg belangrijk. Als je het meetniveau weet is het alleen intikken. Eigenschappen van de waarden op de variabelen bepalen het meetniveau. Wat is een univariate analyse? = Een analyse voor maar één variabele. Wat is een bivariate analyse? = Een analyse met twee variabelen. Wat is een multivariate analyse? = Een analyse met meer dan twee variabelen. Welke vier meetniveaus zijn er? = Nominaal, ordinaal, interval en ratio. Wat is nominaal meetniveau? = Er zijn categorieën, maar de code is willekeurig. Er zit geen volgorde in. 1 is niet beter dan 2. Speciaal geval is dichotome variabele (binary variable): dat is als er maar twee categorieën zijn. Bijv. man/vrouw. Wat is ordinaal meetniveau? = Er zijn categorieën en er is een ordening in de categorieën. Mogelijk van laag naar hoog maar ook hoog naar laag. Er zit een bepaalde ordening/volgorde in. Wat is interval meetniveau? = Er zijn categorieën, een ordening en betekenisvolle verschillen. Het enige voorbeeld hierbij is van graden Celsius. Stel dat je zelf een schaal maakt en je begint met 0 bij 10 graden. Het verschil tussen 0 en 10 graden is even groot als tussen 10 en 20. Als je op de zelfgemaakte schaal alles 10 graden opschuift dan is daar ook het verschil tussen 0 en 10 even groot als tussen 10 en 20. Maar je kunt niet zeggen dat 40 2x zo groot is als 20 want op de zelfgemaakte schaal is het dan 10 en 30. Interval komt niet veel voor. Wat is ratio meetniveau? = Er zijn categorieën, een ordening, betekenisvolle verschillen en betekenisvolle verhoudingen, dus een absoluut nulpunt. Bijv. km/h. Welke meetniveaus zijn kwalitatieve (categorische) variabelen? = Nominaal en ordinaal. Welke meetniveaus zijn kwantitatieve (continue) variabelen? = Interval en ratio. Wat voor meetniveau is netto salaris? = Ratio. Wat voor meetniveau is netto salaris in de volgende categorieën: 1. minder dan € 1500,- 2. van € 1500,- tot € 2000,- 3. van € 2000,- tot € 3000,- 4. van € 3000,- tot € 4000,- 5. € 4000,- en meer? = Ordinaal. Als de categorieën even groot zijn, zou je het onder ratio kunnen schalen. Stel dat er een categorie 6 is: wil ik niet zeggen. Dan wordt het nominaal, want dan zit er geen volgorde in. Wat is een univariate analyse en wat zijn de grafische en numerieke mogelijkheden? = Bij de kwalitatieve variabelen (nominaal en ordiaal) zijn de grafische mogelijkheden: staafdiagram (bar chart), taartdiagram (pie chart) en boxplot (alleen bij ordinale variabelen). De numerieke mogelijkheden zijn: frequentietabel en centrum- en spreidingsmaten. Bij kwantitatieve variabelen (interval en ratio) zijn de grafische mogelijkheden: histogram, boxplot en error bar chart. De numerieke mogelijkheden zijn: frequentietabel en centrum- en spreidingsmaten. Wat is een staafdiagram (barchart)? = De frequentie komt overeen met de hoogte van de staaf. De frequentie geeft de hoogste van de staaf. De staven staan lof van elkaar en hebben niets met het geheel te maken. Frequentie uitgedrukt in hoogte staaf Inzicht in onderlinge verhoudingen. Wat is een taartdiagram (piechart)? = Uitdrukken t.o.v. het geheel. Wat is een histogram? = Een histogram kan meerdere jaren samennemen. Waarden indelen in klassen/intervallen , staven staan tegen elkaar aan, frequentie uitgedrukt in hoogte staaf. Wat is unimodaal bij een histogram? = Er is sprake van één piek. Wat is bimodaal bij een histogram? = Er is sprake van twee pieken. Wat is een frequentietabel? = Een frequentietabel geeft een opsomming van alle categorieën met hun frequenties. Als er iets met frequentie 0 is, laat hij dat niet zien. Dus het zijn alleen de frequenties die voorkomen. De percentages rechts in de tabel worden opgeteld. Als er spaken is van een missing, dan is het percentage en het validepersentage niet gelijk. Het wordt namelijk weggelaten bij het validepercentage. Als je het niet als missing definieert dan ziet het programma dat als numerieke waarde. Je moet ook altijd de missings definiëren, anders kom je bij het gemiddelde heel anders uit. Wat voor beschrijving van een verdeling is centrale tendentie? = De verdeling tussen twee groepen loopt parallel, een normaal verdeling. Dat wil niet zeggen dat de resultaten hetzelfde zijn. De ene groep kan alsnog hoger scoren dan de andere groep. Wat voor beschrijving van een verdeling is variatie? = Twee groepen hebben hetzelfde gemiddelde, maar bij de ene groep zijn de scores homogener (dichter bij elkaar) en bij de andere groep zijn de scores heterogener (meer verspreid). Als het verspreid is wijken mensen in die groep gemiddeld meer af van het gemiddelde. Wat voor beschrijving van een verdeling is vorm? = Bijv. of het linksscheef, rechtsscheef of symmetrisch is. Dit moet je beschrijven aan de hand van numerieke gegevens. Bij welke meetniveaus mag je gebruik maken van de modus? = Nominaal, ordinaal, interval en ratio. Bij welke meetniveaus mag je gebruik maken van de mediaan? = Ordinaal, interval en ratio. Bij welke meetniveaus mag je gebruik maken van het gemiddelde? = Interval en ratio. Van welke centrummaat mag je gebruik maken bij een nominaal meetniveau? = Alleen van de modus. Wat is de modus? = Het is niets anders als de categorie met de hoogste waarde. Je zoekt een frequentietabel op en je zoekt de hoogste waarde. Wat is de mediaan? = Het punt waarop de helft van de waarnemingen is bereikt. Het middelste getal. Voorkomende getallen moeten op volgorde worden gezet en dan het middelste getal pakken. Als het een even aantal is, dan is het het gemiddelde van de twee middelste getallen. Wat is het gemiddelde? = Het evenwichtspunt van de verdeling. Je kunt het uitrekenen met de volgende formule: X= (∑_(i=1)^n▒x_i )/n . Dit betekent: alle scores optellen en delen door het aantal waarnemingen. Het kan een niet bestaande waarde zijn en de waarde hoeft niet in de verdeling aanwezig te zijn. Het is gevoelig voor uitschieters/extreme scores. Die beïnvloeden het gemiddelde. Dit is het gevoeligst voor uitschieters. Mediaan en modus zijn hier minder gevoelig voor. Wat is robuust? = Als een maat niet gevoelig is voor uitschieters.
Ingezonden op 15-10-2018 - 698x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!