Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Theorieën over Media-effecten
› 5 College 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Theorieën over Media-effecten
5 College 5
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoe kun je verklaren dat het met regelmatig studeren niet uitmaakt of je open of meerkeuze vragen krijgt, maar dat je bij op het laatste moment stampen wel slechter scoort wanneer je open vragen hebt? = Je ziet hier twee effecten tegelijkertijd. Als eerst zie je dat op het laatste moment stampen lager is over de gehele score. Ten tweede zie je ook dat de afname verschilt per type toets. Het effect is sterker bij open vragen dan bij gesloten vragen. Type vraag is een geval van interactie en moderatie. Wat is de verklaring van het patroon? Open vragen zijn wat moeilijker te beantwoorden. Je hebt al iets in je geheugen want je bent regelmatig aan het studeren. Dat koppel je aan je werkgeheugen en dat sla je weer op en als je dan weer gaat studeren, dan koppel je het aan je werkgeheugen. De informatie wordt steeds opnieuw geactiveerd. Het tweede punt is dat die schema’s door regelmatig te studeren ook mooi uitbreiden. Jouw netwerk aan kennis breidt uit, want je koppelt het steeds weer aan je werkgeheugen. Dat betekent dus dat je in totaal beter presteert als je regelmatig studeert. En er is ook verschil tussen herkenning en herinnering. Een open vraag vraagt meer dan een herkenningsvraag. Bij een herkenningsvraag staat het antwoord er al bij. Je hoeft het alleen nog maar te herkennen. Terwijl bij open vragen is het zo dat een vraag wordt gesteld en jij moet een antwoord verzinnen, waardoor je die informatie actief terug moet halen. Dat is een moeilijkere taak. Herkenning en herinnering. Herkenning: meerkeuze: de maat van hoe goed je informatie gecodeerd hebt en niet hoe je het geassocieerd hebt. Bij meerkeuzevragen is het zo dat het gedetailleerd kan zijn. Als je drie keer een samenvatting leest, zijn het losse elementen. Je koppelt het niet aan iets anders. Wat is lastig bij RA en RR? = Zo worden beide door dezelfde dingen veroorzaakt. Het verschil tussen deze twee bepaalt hoe goed de kwaliteit van een informatieverwerkingsproces is. De RA en RR worden voor een deel door dezelfde dingen beïnvloed. In hoeverre je dat zelf doet en de kenmerken van de boodschap (RA), zoals informatie met levenswaarde, onverwachte informatie, etc. Het probleem is dat RR voor een groot deel door dezelfde delen wordt beïnvloed. Door iets geef je extra aandacht, maar het vraagt ook extra aandacht. Je kunt te weinig capaciteit hebben om het te verwerken. Vanuit die ideeën zou je toch in staat moeten zijn om iets te kunnen zeggen over de kwaliteit van filmpjes die bedoeld zijn om informatie over te brengen. Waar kun je op letten bij RA en RR? = Bij informatie over levenswaarde, concrete of nabije informatie, nieuwe/onverwachte informatie, tekst-beeld verschillen, benodigde voorkennis, niet-chronologische structuur, audiovisueel i.p.v. print. Hoe werkt interactie tussen inhoud en vormgeving bij LC4MP? = Wat er gebeurde bij onderzoeken was dat er twee filmpjes werden gemaakt met rustige inhoud. In het ene geval werd het rustig vormgegeven en in het andere geval gebeurde er veel. Lichtflitsen, beeldwisselingen, montatie trucjes. En wat bleek: door al dat aandacht trekken werd er voortdurend extra aandacht toegewezen aan de capaciteit om deze informatie te verwerken. Dat het afleidt woog niet op tegen het feit dat je meer aandacht krijgt om informatie te verwerken. Vervolgens werden er weer twee filmpjes gemaakt met een emotionele inhoud en weer een rustige en aantrekkelijke variant. Hier zag je het omgekeerde effect. De herinnering en de herkenning ging met de toetsers en bellen hier niet omhoog. In sommige gevallen zelfs omlaag. Het leek op cognitieve overbelasting. Het is te verklaren doordat je een beetje emotie in cognitief opzicht wel kunt verwerken, maar als je gaat snijden in materiaal en er komen heel veel emotionele scènes langs, dan worden er te veel bronnen gevraagd om al die informatie te verwerken, met als gevolg een verminderde herkenning. Wat is de rol van camerawisselingen volgens het LC4MP? = Aan elke uiting waar we enigszins aandacht aan besteden, daar willen we uit onszelf al aandacht aan besteden. Bijv. uit leergierigheid. Stel dat zijn er 20 en bij elke camerawisseling worden er drie extra eenheden beschikbaar gesteld. Dan zie je dat de hoeveelheid aangewezen bronnen toeneemt. Dat is de ene kant van de medaille. Nu de andere kant, de kostenkant. Stel het filmpje kost al 10 eenheden in de zin van RR en elke camerawisseling heeft informatie en het kost twee eenheden. Dan stijgt ook RR van 12 naar 28. De kwaliteit van informatieverwerking is het verschil tussen RA en RR. In dit geval pakt het positief uit. Echter, nu de andere situatie. Filmpje Y. Bij camerawisselingen heb je meer nieuwe informatie toegevoegd. Zo veel dat het vijf eenheden kost om te verwerken. Dan loopt het op van 15 tot 55. De totaalsom tussen RR en RA neemt af en op een gegeven moment is hij niet meer positief. En dat zou je bij wijze van kunnen markeren als het moment waarop cognitieve overbelasting zal ontstaan. En dit verhaal is in overeenstemming met wat in onderzoek is gevonden. Dit patroon blijkt dus in allerlei laboratoriumonderzoeken ook. Wanneer is er volgens het LC4MP sprake van cognitieve overbelasting? = Als de soms RA – RR negatief wordt. Waar gaat de tekst van Brewer et al (2003) over? = Opvallend in de tekst is in ieder geval wat Brewer over framing zegt. Dat framing te maken heeft met een cultureel bepaald schema. Dat je dat koppelt aan een ander, aan datgene dat je wilt framen. Dat begrip wordt in termen van dat schema geframed en je hoopt door het een met het ander te associëren dat dat wordt opgewekt. Dat je het zo laat interpreteren door je ontvangers. En dat kan. Je kan schema’s die bestaan rondom begrippen, die kun je activeren. Het kan volgens Brewer ook als er eigenlijk nog helemaal geen relatie daartussen is. Dat kan goed gaan en dat kan minder goed gaan. Kanttekeningen bij onbedoelde effecten over framing. Je kunt bij een associaftief netwerk ook alleen de positieve stereotypen nemen om te koppelen. Een onbedoeld effect van gebruik van stereotypen als associatief netwerk (schema’s) kan zijn dat het als racistisch wordt ervaren. Wat is spreading activation bij priming? = De activatie van een schema bij priming kan ook verder gaan. Zo kun je bij chocola bijv. niet alleen het schema activeren van zoetigheid, maar ook van calorieën, lijnen en sporten. Naarmate een schema verder weg ligt, wordt de lijn steeds dunner. Als tegelijkertijd het schema van badpak, zwemmen, hardlopen wordt geactiveerd, dan kan het zijn dat er niets gebeurd. Wat is applicability bij priming? = Er moet een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het effect van priming. Je moet in het voorbeeld van chocola bijv. onder de omstandigheden zijn om het te eten of te kopen. Dat is niet zo wanneer je bijv. in het college zit. Wat is chronisch primen? = De media halen elke keer een bepaald onderwerp naar boven. Dan kan het zijn dat het volgens het idee van toegankelijkheid effect heeft op jouw denken en doen en laten. Het kan ook zijn dat het een bewust proces is. Dat jij je bewust bent van dat het elke dag over onderwerp x gaat en dat het dan dus wel een belangrijk onderwerp zou zijn en dat je aan de hand daarvan bijv. politici gaat beoordelen. In dat laatste geval is het geen toegankelijk effect, dat priming toegankelijke is. Vorige weer zagen we plaatjes van natuur of geld sorteren en auto beoordelen. Dan is het niet zo dat als het goed is uitgevoerd dat mensen denken o, natuur is belangrijk want daar heb ik net plaatjes van gezien. Nee, ze hebben die plaatjes gesorteerd en dat heeft effect op hun denken zonder dat ze het in het gaten hebben. Maar Brewer zegt dat mensen bij chronische proming zich er ook bewust van kunnen worden. Wat is de Exemplification theory van Gibson & Zillmann? = Exemplification theory is een jaar of 20 oud en maakt gebruik van principes die we al zijn tegengekomen. Het is goed om hier te kijken naar een uitspraak die werd toegeschreven aan de Russische dictator Joseph Stalin: ‘ De dood van een enkele Russische soldaad is een tragedie. De dood van een miljoen Russische soldaten is statistiek.’ Dat is wat ten grondslag ligt aan het idee van exemplification. Losse voorbeelden hebben meer impact dan algemene, vaak statistische informatie. Vandaar dat je ziet dat er in exemplification studies algemene informatie gegeven wordt, maar dat er ook concrete voorbeelden worden gegeven over wat in lijn is met het algemene verhaal. Base-rate is tamelijk abstract en algemeen. Uitspraken over gemiddelden. Exemplars: levendige voorbeelden. Concreet, dichtbij en interessant. En omdat ze tegelijkertijd voorkomen in een bericht of advertentie of filmpje met de abstracte informatie, springen de exemplars er bovernuit, omdat ze levendig zijn. Een ander ding dat terugkomt is de beschikbaarheidsheuristiek: je probeert bij schattingen voorbeelden te zoene in je hoofd en hoe makkelijker je voorbeelden terug kunt vinden, hoe hoger je schatting zal uitvallen. Wat is het verschil tussen Base-rate en exemplars? = Base-rate is tamelijk abstract en algemeen. Uitspraken over gemiddelden. Exemplars: levendige voorbeelden. Concreet, dichtbij en interessant. En omdat ze tegelijkertijd voorkomen in een bericht of advertentie of filmpje met de abstracte informatie, springen de exemplars er bovernuit, omdat ze levendig zijn. Hoe zien de exemplars eruit? = Het begint met een tamelijk algemene uitspraak. Vervolgens geven ze een paar specifieke voorbeelden: exemplars. Die exemplars zijn levendig, omdat ze concreet zijn. En met name dat concrete zie je duidelijk in de teksten terug. Hoe werkt exemplification theory? = Het blijkt uit onderzoek, experimentele studies, soms tekstuele stimuli geven (of nieuwsbericht) maar we gaan even uit van een krantenbericht (zoals pp), waarbij vier mensen aan het woord komen en die bevestigen wat er aan de hand is. In een tweede bericht bevestigen twee mensen de informatie en twee mensen zeggen dat het meevalt. En in een derde bericht spreken de vier mensen het tegen. Je manipuleert de verdeling van mensen die het er mee eens zijn of niet. Als je dan vraagt: ‘hoe denkt de bevolking over’ dan volgen ze de exemplars. Je kunt daar heel erg mee spelen. Volgens exemplification theorie is er sprake van exemplification als het voorbeeld van iets algemeens wordt gegeven. Het algemene en het specifieke moeten in een bericht staan. Derde voorbeeld: een van de zoveel kinderen. Met specifieke voorbeelden wordt ook gespeeld om de publieke opinie te beïnvloeden. Aan beide kanten: pro en anti vluchtelingen gebruiken ze exemplification. Ook wordt er aan beide kanten geframed.
Ingezonden op 23-10-2018 - 962x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!