Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antropologie
› 10 College 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antropologie
, deel 2
10 College 10
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoe moet deze vraag geïnterpreteerd worden: 3. Bespreek de betekenis van de referentie naar de Oedipus-mythe in het geval Dora. Waarom is deze referentie fundamenteel verschillend van een Oedipale verklaring. = Hij verwijst zowel in Dora als in de Traumdeutung naar de oedipusmythe en daarvan zegt hij dat die oedipusmythe iets uitdrukt wat algemeen menselijk is. Dat is de referentie. En het probleem dat Freud zich in de eerste teksten stelt is eigenlijk veel interessanter dan het oedipuscomplex. Hij vraagt zich af hoe het komt dat tragedies die 2000 jaar geleden geschreven zijn dat die ons nog steeds aanspreken, dat we die toch met plezier kunnen lezen. Het antwoord op de vraag die Freud zich stelt is dat het iets is wat ons allemaal aan kan spreken, want we zijn in onze jeugd allemaal kleine oedipussen geweest en dat is niet anders voor Dora. De vraag is waarom die teksten ons kunnen aanspreken. Niet op welke manier hangt die problematiek samen met de neurose. Zonder het doorlopen van het oedipuscomplex krijgen we geen toegang tot de cultuur. Oedipuscomplex is afwezig. Namelijk Dora reactiveert de liefde voor haar vader om de liefde van meneer K af te wenden of zoiets. Hoe moet deze vraag geïnterpreteerd worden: 4.Wat verstaat Freud onder Nachträglichkeit in het geval van Emma dat we bespraken. = Het is niet slecht om dat te illustreren aan de hand van tekstmateriaal. Er zijn passages die op verschillende manieren gelezen kunnen worden. Het model van de tijdbom is dominant. Er is iets gebeurt dat die betekenis toekomt. En er gebeurt iets in een later stadium in de puberteit. Emma kent het nog niet en kan het alleen maar begrijpen als ze in de puberteit komt en in de context van wanneer het tegen de oppervlakte komt en in betekenis die het eigenlijk al had. Er zijn een aantal passages waarbij het minder duidelijk is wat je zou kunnen zeggen. Dat zijn de twee grote problemen en als je zo’n vraag krijgt, dan moet je ook iets zeggen over de traumatheorie, want Freud introduceert het begrip Nachträglichkeit in het licht van de traumatheorie. Het is altijd zo dat een trauma maar traumatiserend is in de mate dat het aansluit bij iets wat er aan vooraf gaat. Bijvoorbeeld het gevoel van machteloosheid als kind. Als een trauma dat niet oproept, zal het niet genoeg traumatiserend zijn. En twee: het is ook maar daarom, het is altijd via die weg dat het psychologisch verwerkt wordt. Waarom het een psychologische betekenis kan krijgen. Het punt dat hij maakt is dat het altijd psychologisch complex is, want het kan altijd maar het effect hebben dat het heeft, omdat het iets psychologisch oproept. Die scène die Emma ziet in de winkel reactiveert iets. Wat je er in het algemeen aan over kunt houden is dat er iets wordt geactiveerd bij iets wat zelf geen traumatisch effect kan hebben of zoiets. Laplanche: is het traumatisme van Freud altijd verbonden aan Nachträglichkeit? Ja. Traumatisme van getraumatiseerde mensen worden maar psychische traumatisme als het psychisch een plaatsgegeven kan worden of zoiets. De machteloosheid als kind is er bij ingeschreven, ook al kan je je dat niet meer herinneren. Het wordt geactiveerd, omdat je je iets herinnert uit de infantiele periode en dat is een soort Nachträglichkeit. Je bent later bewust in zo’n situatie en het eerste moment kan daardoor zijn volle gewicht krijgen. Laplanche beschrijft ook een situatie waarbij er iets uit je jeugd opgeroepen wordt dat ook werkt als een Freudiaans trauma. Deze vraag gaat dus ook over de structuur van het trauma, want die twee zijn intrinsiek verbonden. Er is bij Freud een soort zoektocht naar een laatste punt initiële zelf. Iets werkelijks, wat echt is gebeurt. En dat in zekere zin aan de betekenisgeving ontsnapt. Het is een interessant onderscheid tussen realiteit en fantasie. En de vraag is of dat de enige mogelijkheden zijn. Is er niet een soort derde mogelijkheid die dat probleem overschrijdt en oplost en daar gaat het werk van Laplanche op in. Hoe moet deze vraag geïnterpreteerd worden: 5. Wat verstaat Freud onder ‘somatische tegemoetkoming’ in de Dora-tekst en welk is hiervan het belang voor zijn theorie van de ‘conversie’. Welk is het belang ervan voor de ‘keuze van de neurose’. = Somatische tegemoetkoming: een andere mythe over Freud is het idee dat het type hysterie die hij bespreekt het perversiemodel is of zoiets. Dus mensen die somatische symptomen ontwikkelen, dus in het lichaam, zonder dat daar een organische reden voor is, zoals nepzwangerschappen, hysterische verlammingen, aforie: spraak verliezen. Dat is het type hysterie waar Freud het over heeft en dat is filosofisch interessant want dat betekent dat psychische klachten zich kunnen uitdrukken in het lichaam. In dat idee is vervat dat psychische inhouden zich letterlijk in het lichaam uitdrukken. Voorstellingen zijn onaanvaardbaar dus die kunnen niet uitgevoerd worden dus in plaats daarvan uit het zich in het lichaam. Freud zegt dat psychische voorstellingen zich hechten aan somatische tegemoetkomingen. Een van de symptomen van Dora is die hoest en dat is volgens Freud een hysterisch symptoom. Maar volgens Freud ontstaat die hoest niet door die voorstellingen, die hoest is gewoon een hoest die een organische oorsprong heeft. Alleen hechten die voorstellingen zich aan die hoest waardoor het een andere betekenis krijgt en niet overgaat. Het is niet zo dat die lichamelijke symptomen worden veroorzaakt door de psychische processen. De symptomen zijn er echt, maar komen goed uit voor psychische inhouden die zich daar aan hechten en daarom gaat het niet meer over. Freud zegt niets over specifiek nep zwangerschappen. Het zijn psychische voorstellingen die zich hechten aan somatische problemen, waardoor ze blijven bestaan. Dora sleept altijd met haar been en dat is ze blijven doen tot aan haar dood. Dat is begonnen met een reëel probleem dat ze haar voet had omgeslagen (enkel verzwikt?). Haar problemen met haar keel ontstaan door een verkoudheid, maar ze gaan niet over. De betekenis kan in de loop van de tijd veranderen. Bijv. in de puberteit van Dora wordt die hoest verbonden met de psychische inhoud. Daarvoor had die hoest een andere betekenis gehad. Het is geen hocus spocus voor Freud. Er is een reëel somatisch probleem en dat gaat niet over door de psychische inhouden. Wat is Nachträglichkeit? = Nachträglichkeit is niet rechtstreeks vertaalbaar waardoor het iedere keer anders vertaald wordt, omdat vertalers niet door hebben dat het hier om en concept gaat. In het Nederlands kun je seksuele drift en geslachtsdrift gebruiken. Maar het is als afwisseling gebruikt, terwijl Freud er wel wat mee bedoelt. Nachträglichkeit speelt in die tekst een grote rol. Freud spreekt hier over in de 19e eeuw en daarna verdwijnt het uit zijn teksten en komt het weer terug bij Dora. (Zelfs Laplanche schrijft dat Freud over trauma en Nachträglichkeit heeft gesproken in de jaren ’90 en dat het nu bij de wolvenman opeens opduikt. Het is toch wel interessant dat hij Dora heeft overgeslagen, want daar komt het ook in terug. Het is alsof Dora als het over de traumatheorie gaat niet meespeelt. Dora wordt altijd overgeslagen als het over deze problematiek gaat en zelfs bij Laplanche. Die zijn hele leven niets anders heeft gedaan dan Freud te lezen.) Hoe kun je de verschillende aspecten en modellen van Freud van elkaar onderscheiden? = Er is in de eerste plaats het dominante model waarbij je twee momenten hebt (A+B) met een pijl die van A naar B loopt en dat is een soort lineair model dat we een tijdbommodel hebben genoemd. Eigenlijk zijn er drie momenten. A de oerscene B de droom en C dat de wolvenman 25 jaar oud bij Freud komt, maar daar houdt Freud absoluut geen rekening mee. Alles wat er na de kinderneurose gebeurd is, wordt buiten beschouwing gelaten. Hij bespreekt alleen de oerscene bij de wolvenman als kind. Wat er daarna gebeurd is, daar zegt hij niets over. Je kunt met andere woorden die twee dingen op elkaar leggen. Er zit geen speling op. Wat in termen van Nachträglichkeit een redelijk merkwaardige gedachte is. Je kunt de momenten B en C dus eigenlijk op elkaar leggen. Als je daar geen rekening mee houdt dan kun je het komisch vinden dat een kind dat zegt, want de betekenis die er aan gegeven wordt was dus op moment B aanwezig. Het heeft geen belang. Het tijdbom idee wordt beschreven. 2. De droom in moment B is het moment van interpretatie en begrip. Die hele constructie van begrijpen wat er aan de hand is, dat is het tijdsbom idee. Freud probeert elk aspect van de droom te koppelen aan een aspect van de oerscene. Hoe doet hij dit? = Dat het raam open is, moet worden vertaald naar wakker worden. De wolvenman wist niet meer of dat er 6 of 7 wolven waren en de twijfel tussen 6 en 7 is belangrijk en het feit van de twijfel is niet de twijfel over het getal, maar een teken van iets anders dat zelf geduid moet worden. Omgekeerd staat het kijken van de wolven naar hem voor het kijken van hem naar zijn ouders. Vanuit de droom probeert hij elk aspect te reconstrueren en te linken met de oerscene die echt gebeurd moet zijn en die uitgedrukt moet worden in woorden, maar die uitdrukking in woorden voegt niets toe. (en de bedoeling is om dat volledig te doen en daar zit een positivisme van Freud). Hij thematiseert dat niet, maar dat is duidelijk zijn inzet. Elk element in de droom heeft te maken met iets uit de oerscène. Het punt is hier vooral de manier waarop Freud vanuit de droom de scène punt voor punt wil reconstrueren en waarbij hij ook voor alles als het ware bewijzen wil. Het punt is vooral dat het hele debat draait om de werkelijkheidswaarde van de oerscene zoals ze wordt geconstrueerd vanuit de droom. Wat is het kernprobleem van de psychoanalyse? = Of het echt of gefantaseerd is. Freud zegt dat het echt is, maar zelfs als het gefantaseerd is, heeft hij er op gewezen, dus is dat van hem overgenomen. Freud houdt zich te veel bezig met de tweedeling echt en nep en kan daar niet goed tussen in denken. Wat doet Freud om te bewijzen dat de oerscene echt gebeurd is? = Hij introduceert een nieuwe scene, trauma en verleiding. Maar die scene krijgt haar kracht door de verbinding met de oerscene. En hij zegt, aangezien dat deze scene met Groesja werkelijk is gebeurd, moet men ook veronderstellen dat de oerscene echt is gebeurt. Er is één belangrijk element. Hij zegt, hij heeft de handelingen van zijn vader in de tijd alleen als een soort urineren kunnen begrijpen. Dat is het onbegrip van het kind voor de volwassen seksualiteit als een soort fundamentele structuur. Je vindt hier het idee, als daar een reële scene is, als het echt is, want dat herinnert hij zich wel, waarom zou die oerscene dan niet echt zijn. Hebben we niet genoeg materiaal, waarom moet er nog altijd een scene achter zitten? Dat is om begrip te krijgen voor de situatie en dat is wat Freud permanent doet. Die Groesjas scene wordt dus echt herinnerd. Hij zegt hier dus klaar te zijn. Daarna begint Freud vragen te stellen of de oerscene wel echt plaats gevonden heeft. De castratie kan ook ergens anders vandaan komen. Daarvan is van belang dat Freud vasthoudt aan dat her echt gebeurd is. Hij verdraagt geen lacunes daarin, dat het onzeker wordt. Om die lacunes op te heffen, introduceert hij fylogenetische schema’s. Wat zijn fylogenetische schema’s bij Freud? = Daarmee ondersteunt hij wat hij aan het zeggen in. Freud gelooft dat ervaringen die hebben plaatsgevonden in de vroege mensheid ingeschreven zijn in de psyche. Dus dat ervaringen evolutionair kunnen worden doorgegeven. Darwin geloofde dat ook (ook al verwijst hij naar Lamarck). Freud zegt dat als het niet allemaal in het leven van de wolvenman gebeurd is, zoals hij beschrijft, dan wel in de geschiedenis van de mensheid. Freud probeert eerst de werkelijkheid te reconstrueren, maar daar zijn lacunes in. In plaats van te zeggen het kind fantaseert ze erbij, nee wat het kind heeft waargenomen activeert een fylogenetische realiteit achter die realiteit. Die fylogenetische schema’s zijn oerfantasieën en die vullen de echte gebeurtenissen aan op de manier zoals Freud beschreven heeft. Hij is daar bijna dwangmatig aan het zoeken naar een werkelijkheid. Als het maar geen fantasie is, schijnt hij te willen zeggen, want als het fantasie is, is het geen wetenschap. Er zit een positivistisch motief achter: ik moet dat laatste deeltje vinden. Het hele filosofische kan alleen maar een soort opzet zijn dat alleen maar interessant kan worden als het is verwerkt in de problematiek dat een ander model toelaat dat dit model overstijgt. Hoe wordt volgens Lamarck de angst voor de castratie fylogenetisch doorgegeven? = In van de totumentaboe of zoiets had hij het idee ontwikkeld dat de menselijke gemeenschap ontstaat door het vermoorden van de zonen van de oervader, dus de oervader wordt vermoord, maar de oervader heeft een grotere, bezit alle vrouwen en de zonen hebben daar geen toegang toe en dat vinden ze niet leuk, dus vermoorden ze de oervader, maar de oervader wordt na zijn dood krachtiger dan voor zijn dood, doordat de zonen zich schuldig voelen waardoor incest schuldig is gesteld. En die oervader dreigde zijn zonen te castreren wanneer ze aanspraak zouden maken op de vrouwen van de groep en die castratieangst wordt fylogenetisch doorgegeven. Welk model zie je terug bij de oorspronkelijke oerscene? = Bij Freud heb je het idee dat er een oorspronkelijke oerscene moet zijn, die is wel altijd lacunair, maar dat is niet erg. Dat probleem lost hij op door te verwijzen naar de fylogenese. Het moet echt zijn. Eigenlijk is het hele probleem het idee van de tijdsbom. Die gedachte impliceert dat de betekenis in die oerscene zit. Dat is het model waar Freud vanuit gaat. Er zijn momenten waarop hij zegt hier twijfelt hij, maar dit is het model. Je zou een ander model kunnen zien: wat Freud de werkelijkheid noemt zijn scenes die als betekenisvol geadresseerd zijn aan iemand anders zonder dat die betekenis daarin vast zit. Als een kind zijn ouders ziet omhelzen, dan valt dat niet buiten de orde van de betekenis. Maar het kind wordt geconfronteerd met een boodschap die van die ouders uitgaat en moet dat interpreteren, zonder dat die ouders bewust een boodschap uitsturen en zonder te weten wat voor boodschap ze uitsturen. Het gaat er om wat een kind daar mee gaat doen. Die vertaling, die interpretatie is alleen maar mogelijk vanuit het standpunt van het kind. Die kan het alleen maar interpreteren vanuit eigen leefwereld. Want als dat niet is, zet je het kind en de volwassenen op hetzelfde niveau bij de seksualiteit. Die vertaling kan alleen vanuit de eigen beleving van het kind gebeuren die niet op niveau is van de volwassenen. Ondanks de wanhopige tegenstelling waarmee Freud werkt, komt er continu iets anders boven. Er loopt door de teksten heen dus een ander model dat Freud zelf niet opneemt en dus waarschijnlijk zelf niet beseft. Dat is een illustratie van dat er iets is waargenomen. Dat hoeft zijn vader niet te zijn. Het hadden ook twee honden kunnen zijn. Het wordt wel geconfronteerd met iets van die orde dat het wordt geïnterpreteerd. Het urineren is een voorbeeld, het kan ook iets anders zijn. Er is ook nog een derde model mogelijk bij Freud (volgens Laplance?). Welk model is dit? = Het is noch fantasie en noch werkelijkheid. Dat is dat model dat er doorheen loopt zonder dat Freud het in de gaten heeft. Het misverstand bestaat er in dat het kind onvermijdelijk geconfronteerd wordt met gebeurtenissen van seksuele aard. Omdat Freud alleen met die tegenstelling leeft van fantasie of werkelijkheid, kan hij niet zien dat het kind altijd dingen waarneemt en zelfs als dat niet zo is, neemt het kind nog van alles waar. Ouders kunnen kinderen daar niet bij buitensluiten. Er is dus een werkelijkheid die niet louter een materiële werkelijkheid is die het kind met boodschappen confronteert die het moet vertalen. Voorbeeld van twee ouders die elkaar omhelzen en of die ouders dat nou zo bedoelen of niet, dat vraagt van het kind een soort vertaling en het kind kan er betekenissen aan geven. Iedereen wordt daar mee geconfronteerd. En dat vervangt de oerscene en de fylogenie voor iets wat even onvermijdelijk is. Dat is dus het laatste feit dat Freud zocht. De interpretatie is ook met betrekking tot eigen lichaamservaring. Het punt is dat heel die tegenstelling, heel die argumentatie kan vervangen worden door iets anders dat die tegenstelling overstijgt en tegelijk recht doet, want dat wat echt gebeurd is zijn aan de orde van de betekenis die het kind moet vertalen, maar niet op de manier zoals het kind het zegt. Het verondersteld ook een oer en iets zorgt er voor dat de volwassen seksualiteit altijd verkeerd wordt geïnterpreteerd. In het feit dat er een asymmetrie is betekent dat het lichaam een vraagteken wordt. Wat doen ze eigenlijk? Iets wat ik ook kan? Maar ik weet niet wat het is. Het lichaam wordt dus een probleem eerder dan dat het een oplossing biedt.
Ingezonden op 11-01-2019 - 1026x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!