Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Inleiding in de Communicatiewetenschap
› 8 College 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Inleiding in de Communicatiewetenschap
8 College 8
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is het uitgangspunt van interactie publiek en media? = Use & gratification benadering: mensen gebruiken media om bepaalde behoeften te bevredigen. Van ‘wat doen media met mensen’ naar ‘wat doen mensen met media’? Wat is actief? = 3 manieren en 3 tijden. 1. Selectiviteit: 1. Voor de blootstelling: je gebruikt media wel of niet. 2. Tijdens de blootstelling: je neemt niet alles mee. De film is interessanter dan reclame. Op Youtube focus je je alleen op het knopje overslaan. 3. Na de blootstelling: je onthoudt niet alles. Het onthouden is selectief. 2. Betrokkenheid: je hebt betrokken bij media bijv. bij boer zoekt vrouw. 1. Voor de blootstelling: voor het programma ga je je al afvragen hoe het zal gaan. De media gebruikt dit ook om reclame van de aflevering te maken vooraf. 2. Tijdens de blootstelling: je gaat er aandacht aan schenken en betekenis aan geven, je maakt interpretaties. Je identificeert je misschien wel met bepaalde handelingen. 3. Na de blootstelling: kun je nog steeds betrokkenheid tonen door te fantaseren. Wat als ik in dat programma had gezeten? Wat had ik gedaan? 3. Gebruik: 1. Voor de blootstelling: bijv. door vrij te plannen als je dat programma wil kijken of juist mensen uitnodigen om te samen te gaan kijken. Stemmingsregulatie: snacks en drinken klaar zetten. Er naar uitkijken. Tijdens de blootstelling: ben je actief in gebruik. Verkregen gratificaties. 3. Na de blootstelling: bijv. als opinieleider. Je kunt het ook sociaal bruikbaar maken. Het is een gespreksonderwerp. Wat is use and gratification? = Het is begonnen zijn Katz, Blumler & Gurevitch. Kenmerken van de U&G benadering: 1. Mensen gebruiken (use) media om bepaalde behoeftes te bevredigen (gratification). Bijv. behoefte aan informatie over Brexit. Wat doe je? Googelen, krant, nieuws. Google: Brexit, op nieuws klikken en dan artikelen bekijken. De krant is heel breed. Bijv. algemeen dagblad. Het nieuws bijv. NOS journaal, want alle belangrijke dingen komen daar langs. Je kan ook naar RTL nieuws gaan bijv. omdat je het al eerder wil weten, want dat begint om half 8. 2. Het publiek is actief en mediagebruik is doelgericht. Bijv. voor vermaak, informatie, sociale binding, of mee kunnen praten. 3. De media strijden met andere bronnen van behoeftebevrediging voor informatie kun je ook aan een deskundige vragen. Voor vermaak kun je ook naar bijv. de kroeg. Het publiek maakt de keuze. Hoe lui je ook in bed kan liggen met youtube er zit toch activiteit in. 4. Het initiatief om behoeftebevrediging te linken aan mediakeuze ligt bij het publiek. 5. Mediagebruik kan een wijd spectrum aan behoefte bevredigen ( motieven voor gebruik). Bijv. motieven voor gaming: onderzoek Sherry et al.: 1. Uitdaging: je wordt door een spelletje uitgedaagd en doet dingen die je normaal niet kan. 2. Opwindend. 3. Het prikkelt de fantasie. 4. Het is afleiding. 5. Sociale interactie. 6. Competitie. Dit zijn allerlei motieven die kunnen meespelen. En er kunnen er nog veel meer zijn. 6. De gratificatie, de voldoening, kan voortvloeien uit media-inhoud, mediablootstelling als zodanig, en de blootstellingssituatie. 7. Behoeften zijn niet af te leiden uit de media-inhoud. Je bent op zoek naar iets, maar je krijgt misschien iets anders. 8. Mensen zijn zich bewust van hun eigen mediagebruik en motieven daarvoor en kunnen onderzoekers daar een accuraat beeld van geven. Het is niet zo als die almachtige media. Het onderzoek kan dus ook uitgevoerd worden, want mensen zijn zich bewust en geven niet alleen sociaal wenselijke antwoorden. 9. Geen waardeoordeel over hoe het publiek behoeften koppelt aan het gebruik van bepaalde media of media-inhoud. Als onderzoeker moet je geen oordeel of mening geven over wat iemand kijkt en waarom. Wat zijn de behoeften voor mediagebruik volgens Use and Gratifications? = Informatie, ontspanning, etc. Ritueel: als je college uitkomt of als je op staat even kijken of er nog een appje of iets is binnen gekomen. Waar gaat het onderzoek van Levy en Windahl over? = Behoeften van mediagebruik: 1. Ontspanning en parasociale interactie: parasociale interactie is interactie met karakter of type in de media. Je leeft mee met karakter en je wil je met zijn of haar acties bemoeien. Dat begint al heel jong met de poppenkast als kinderen roepen ‘Kijk achter je!’. 2. Surveillance: meer cognitief, informatie. Je wil op de hoogte zijn. 3. Behoeften zijn van interpersoonlijke bruikbaarheid: allerlei dingen waar je tijdens of na de blootstelling over kan praten met anderen. Wat voor kritiek is er op Use & Gratifications? = (Het is geen theorie maar een benadering). Het zijn aanzetten, het is een beschrijvend iets, maar het leidt nergens toe. Er zit geen kop of staart aan. Het is een goede beschrijving, maar daar houdt het ook bij op. Wat zegt de Uses & Gratifications-benadering? = Mensen gebruiken specifieke soorten media om bepaalde behoeften te bevredigen. Niet alleen het actieve gebruik, maar ook het zoeken en selecteren van media. Mensen zoeken, selecteren en gebruiken bepaalde media(inhoud) actief om bepaalde behoeften te bevredigen. Inhoud moet eigenlijk niet tussen haakjes, want inhoud is het belangrijkste hier. Wat zijn jouw belangrijkste behoeften/motieven voor gebruik van nieuws? = Op de hoogte blijven: surveillance. Om anderen te informeren. Het met anderen er over hebben. Interpersoonlijke bruikbaarheid. Om kritisch te blijven. Wat zijn jouw motieven/ behoeften voor gebruik van nu.nl/achterklap (roddeloverzicht)? = Leedvermaak, tijdsbesteding, het er met anderen over hebben, nieuwsgierigheid bevredigen. Wat is eudaimonic motivation en wat is hedonic motivation? = De twee staan tegenover elkaar. Eudaimonic motivation: ik wil er iets van leren. Hedonic motivation: genot nastreven. Wat zijn jouw behoeften/motieven voor gebruik van social media? = Alles kan wel met social media worden bevredigd. Er zijn verschillende behoeften voor verschillende media-inhouden. Wat is vicarious experience? = Een plaatsvervangende ervaring. Je hoeft een ervaring niet zelf mee te maken om het toch te kennen. Een ander ervaart het en jij rekent het terug naar jezelf en ziet het als een eigen ervaring. Wat is de postpositivistische versus de interpretatieve/ hermeneutische benadering? = Highbrow intermezzo: De een zal het doen om te vergelijken. En voor iedereen is het anders. Een deel om er over te kunnen praten, vermaak, niets beters te doen: tijdverdrijf. Dat is voor iedereen anders. Want gebruik van media houdt niet op bij ‘motieven’ of ‘uses and gratifications. Wellicht nog belangrijker is betekenisverlening / interpretatie. Wat zeggen Baran en Davis over wetenschappelijke paradigma’s? = Vier communicatiewetenschappelijke theorieën: 1.Post-positivistische theorieën. 2.Hermeneutische/ interpretatieve theorieën. 3.Kritische theorieën. 4.Normatieve theorieën. Verschillen wezenlijk in: - Ontologie: wat is werkelijkheid en waarheid? - Axiologie: wat is de rol van waarden in onderzoek en theorie? - Epistemologie: hoe wordt kennis gecreëerd en uitgebreid?. Postpositivistisch (bijv. mediapsychologie): Doel: verklaren, voorspellen en beheersen. Ontologie: de sociale werkelijkheid bestaat, buiten onze percepties. Axiologie: waardevrij, objecties (streven naar). Onderzoeker staat er buiten en nemen geen standpunt in. Net zoals bij Use and gratification. Epistemologie: kennisverwerving op basis van systematische waarneming van patronen en relaties (‘wetenschappelijke methode’). Hoe verzamel je data: systematische waarneming. ‘Wetenschappelijke methode’ tussen aanhalingstekens, want dé methode bestaat niet. Voornamelijk Kwantitatief onderzoek. Hermeneutisch/ interpretatief (bijv. cultural studies): Doel: begrijpen. Ontologie: er is geen ‘echte’, meetbare, sociale werkelijkheid. Er is niet één echte werkelijkheid. Het is in de cultuur. Je zit er zelf in. De ene werkelijkheid is dat voor de ander niet. Axiologie: Accepteert en omarmt de invloed van de waarden van de wetenschapper. Epistemologie: Kennisverwerving op basis van de subjectieve interactie tussen de wetenschapper en zijn omgeving. Je afvragen welke normen en waarden daar achter zitten. Voornamelijk kwalitatief onderzoek. Welke klassiekers zijn belangrijk om te kennen bij critical en cultural studies? = Frankfurter & Schuler: geïnspireerd door Marx. Europeanen in de 2e wereldoorlog naar Amerika gegaan. Media zijn om machthebbers te beschermen en proletariaan (gewone burgers) uit te knijpen. Het mooiste is dat mensen het gaan geloven. Als je arm bent, komt het door jezelf, niet door het systeem. Radicaal links, Marx opvatting. Theodor Adorno & Max Horkheimer. Popular culture & McLuhanism: Cary; Newcomb, Grossberg en Marshall Mcluhan. (Niet iedereen hoeft met Beethoven bezig te zijn om met cultuur bezit te zijn. Het kan ook popmuziek of tv aanbod zijn?) Britisch cultural studies: Stuart Hall. Hoe afhankelijk zijn we van de smartphone? = Er is een onderzoek gedaan naar hoe afhankelijk we zijn van de smartphone. Er is een serie tagged op youtube van NPO en het komt in het echt ook voor. Bij ongelukken zijn mensen aan het filmen. Zijn we ook verslaafd? Wat is verslaafd? Kenmerken verslaving: 1. Je doet het meer dan je wil. 2. Je hebt een paar keer geprobeerd te stoppen. 3. Het kost je meer tijd dan je zou willen. 4. Je wordt rustig zodra je door je feed kan scrollen. 5. Door social media wordt de kwaliteit van je (school)werk soms minder. 6. Ondanks dat je lover of vrienden weleens klagen blijf je doorgaan. 7. Je geeft hobby’s, werk of sociale activiteiten op voor social media. 8. Je scrollt zelfs weleens in de auto of op de fiets als het superdruk is. 9. Je zit op social media, ook al weet je dat je er niet gelukkiger van wordt. 10. Je hebt steeds meer likes, scrolltijd, socials nodig om dezelfde bevrediging te krijgen. Heeft de smartphone ook een negatieve factor? Omdat je altijd bereikbaar bent, moet je ook altijd bereikbaar zijn. Is het onmisbaar? Er zijn heel veel dingen waar zo’n ding handig voor is. Is de smartphone ook positief te gebruiken? In het ziekenhuis wordt het ingezet als mindfullness om mensen rustig te krijgen. Dit gebeurt via een app.
Ingezonden op 19-01-2019 - 1050x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!