Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Methoden van onderzoek B
› 8 College 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Methoden van onderzoek B
8 College 8
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Welke soort onderzoeksontwerpen horen bij het interpretatieve paradigma? = Focusgroep onderzoek en case studie. Case studie is een apart geval, want afhankelijk van de invalshoek kan hij binnen beide paradigma’s vallen. Wat is het verschil tussen het objectieve en het interpretatieve paradigma? = Onderzoekstypen die we al gehad hebben bij objectiverende benadering en nu bij interpretatieve benadering focusgroep onderzoek en case studie. Bij de kwantitatieve benadering is de vraagstelling vaak gericht op de verdeling van kenmerken. Binnen kwantitatief paradigma zou je de vraag kunnen stellen hoeveel mensen zijn werkloos. Dat gaat over de mensen binnen de populatie. Hoeveel mensen uit de onderzoeksgroep zijn werkloos. Bij de kwalitatieve benadering zijn vraagstelling vaak gericht over de aard. Bijv. welke gedragsreacties zijn er op werkloosheid. Hoe gaat een persoon er mee om. De benaderingen verschillen ook in de manier waarop er naar de werkelijkheid wordt gekeken: de werkelijkheidsopvatting. De focus bij kwantitatief onderzoek ligt bij meetbare kenmerken. Hetgeen dat meetbaar is en die kenmerken en niet naar de mens als geheel. In tegenstelling bij een kwalitatieve benadering, want daarbij worden mensen in hun context bekeken. Eenheden in hun geheel. Niet naar bepaalde aspecten. Kijken naar eenheden in geheel. Dat is een fundamenteel andere manier om naar de sociale werkelijkheid te kijken. Dat levert ook andere kennis op. Nomosthetische kennis, over wetmatigheden. Algemene patronen herkennen die bij zoveel mogelijk mensen werken bij kwantitatief onderzoek. Bijv. dat ouderen een grotere kans hebben om werkloos te zijn dan mensen die jonger zijn dan 55. Bij de kwalitatieve benadering lift de focus op idiografische kennis: kennis die het unieke beschrijft. De nadruk ligt op het beschrijven van de specifieke ervaring van individuen. Doelstelling en steekproef ook belangrijke verschillen. Binnen kwantitatieve benadering is het doel om te generaliseren naar de populatie. Dat betekent dat je een kanssteekproef nodig hebt om tot een representatieve steekproef te komen. Het liefst ook een grotere steekproef omdat dat de kans op representativiteit vergroot. Bij kwalitatief: kleinschalig, analytische generaliseerbaarheid. Men wil generaliseren naar het verschijnsel. Een bepaald verschijnsel waar we nog niet veel over weten, willen we uitputtend in kaart brengen. Langdurig werkloze voorbeeld. Stel je wil alle gedragsreacties in kaart brengen. Je ziet dat er op een andere manier naar betrouwbaarheid en validiteit wordt gekeken binnen de paradigma’s. Wat is cyclisch onderzoeksproces? = Bij de kwantitatieve benadering bedenk je van te voren een hypothese en je legt het onderzoeksproces vast en daar hou je je aan. Dit staat tegenover het cyclisch onderzoeksproces van kwalitatieve benadering. Je ziet dat het onderzoek vaak hetzelfde onderzoeksproces meerdere keren doorloopt binnen een onderzoek. Dat wil zeggen dat informatie die je bij dataverzameling bent tegengekomen kunnen leiden tot aanpassing van je onderzoeksvraag. Dit kan ook leiden tot de aanpassing van het meetinstrument. In eerste instantie heb je interviews afgenomen en daarna kies je er voor om observaties uit te voeren bijv. De steekproef kan ook daardoor veranderen. Je ziet dat er een heel ander verloop is in het onderzoeksproces. Elke keer bij een reflectiemoment bepaal je of je genoeg en de juiste informatie hebt en of je meer moet hebben of andere informatie. Wat is het verschil in kwaliteitscriteria tussen de paradigma’s? = In terminologie zijn er overeenkomsten en verschillen, maar belangrijk is om te bedenken dat de interpretatie anders is bij de paradigma’s. Criteria op de powerpoint. Kwantitatief: betrouwbaarheid: haalbaarheid etc., meetvaliditeit: gekoppeld aan operationalisering van variabelen binnen onderzoek, interne validiteit: is er sprake van causaal verband, externe validiteit: populatievaliditeit en ecologische validiteit. Kwalitatieve paradigma’s: ook betrouwbaarheid en externe validiteit, maar interne validiteit is er niet. Het is induxief/inductief? van aard, dus een theorie is vormend. Wat is focusgroep onderzoek? = Lijkt op eerste gezicht op een interview onderzoek, maar er zijn belangrijke verschillen, want het is anders. Focusgroep onderzoek wordt soms gezien om makkelijk en snel veel mensen te interviewen, maar het doel is wel heel anders dan bij individueel interviewen. Kenmerken van focusgroeponderzoek: hier is van belang dat we inzicht willen krijgen in een groepscultuur. We willen inzicht krijgen in hoe er vanuit een groep… Kijken naar referentiekader en gedragspatronen of zoiets. Je wil informatie verkrijgen over collectieve eigenschappen. De groep als geheel. Je wil over de groep als geheel uitspraken doen en je groep is ook je waarnemingseenheid. Je doet dus onderzoek met je groep. En de manier om dat boven tafel te krijgen is door groepsinteractie. Je zou het voorbeeld kunnen pakken van bijv. cultuur zoals studentencultuur. Wat centraal staat is groepsinteractie en in die interactie ontstaat een betekenis op groepsniveau. Vaak gericht op consensus, maar dat hoeft niet per se. Het belangrijkste is dat er door interactie in de groep meer informatie en meer meningen naar voren komen. Je ziet door die interactie veel informatie naar boven komt. Wat kun je zeggen over voorbeeldstudie co-construction of meaning? = Vlaams onderzoek naar zelfbeeld bij jonge meisjes. Waarom zo gericht op slankheid? Ze vullen elkaar aan. Hoe ga je om met sociaal wenselijkheid? Dat is de taak van de gespreksleider. Die moet goed in de gaten houden of iedereen het wel echt met elkaar eens is en of er mensen zijn die zich er niet in herkennen en daar kun je met de samenstelling van de groepen ook rekening mee houden. In dit geval zijn ze het zichtbaar met elkaar eens. Hoe is de Dataverzameling: selectie onderzoekseenheden gegaan in co-construction of meaning? = Er wordt hier een andere steekproefstrategie gebruikt. Hier wordt namelijk gebruik gemaakt van de gerichte steekproef. Voorbeeld is doelgerichte steekproef. Een selectie van mensen waarvan jij verwacht dat ze iets kunnen zeggen over onderzoeksthema. Bijv. studenten rechten kunnen het best iets zeggen over morele oordelen bij tv programma’s. Binnen de theoretische steekproef heb je verschillende keuzes en die is afhankelijk van wat je nastreeft. Als je wil kijken of je vergelijkbare patronen tegenkomt, dan kies je voor minimum aan variatie. Maximum aan variatie: kijken naar gedragspatronen??? Als je wil kijken naar karakteristieken groepen binnen jouw groep. Om generaliseerbaarheid te hebben wil je alles in kaart brengen dus ook extreme of afwijkende gevallen. Er wordt geen gebruik gemaakt van een kanssteekproef, maar van een gerichte steekproef. Als je kijkt naar toeval, zou je niet alle reacties in kaart brengen en hier wel. Je hebt niet altijd de ideale wereld zoals we in de wetenschap graag zien, dus wordt er soms gebruik gemaakt van convenience sample, willekeurige steekproef en sneeuwbal. Je vraagt wie je kan vinden. Wat voor focusgroep wil je hebben bij focusgroep onderzoek? = Focusgroep is onderzoekseenheid, dus niet de individuen, maar wat ze gemeenschappelijk hebben. Als we kijken naar de groepsgrootte, kun je daar van zeggen dat het niet te klein moet zijn, want je wil interactie hebben, maar ze moeten ook niet te groot zijn, want iedereen moet voldoende input kunnen geven. Een richtlijn is dat 6 tot 10 mensen ideaal is. Een tweede keuze is of je kiest voor een homogene of heterogene groep. Homogeen: mensen die op elkaar lijken. Heterogeen: mensen die verschillen. Meestal wordt er gekozen voor homogeen, want dat zorgt er voor dat mensen vrij zijn om hun eigen mening te geven. Bijv. als je wil kijken naar organisatiecultuur en je gaat een onderzoek houden met managers en werknemers. Als je een focusgroep hebt met managers en werknemers in een groep, dan levert dat niet de juiste informatie op. Als de groepsinteractie jouw onderzoeksonderwerp is, dan is heterogeen wel interessant, want dan wil je juist interactie. Gecreëerde of bestaande groepen. Een bestaande groep is in het dagelijks leven al een groep, zoals vrienden, familie, studiegroepje. Een gecreëerde groep is door onderzoekers samengesteld. Beiden hebben voor en nadelen. Bestaande groep voelen mensen zich veilig, dus meer interactie. Er zijn ook nadelen: mogelijk is heel veel kennis impliciet. Je begrijpt als onderzoeker mogelijk niet alle interactie die wordt uitgewisseld. Stel je hebt een onderzoek waar weinig kennis over is, dan kun je er voor kiezen om gecreëerde groepen samen te stellen. Mensen moeten elkaar dan dingen uitleggen en daar leer je als onderzoeker ook veel van. Hiervoor geldt dat het mogelijk gedurende het onderzoek aanpassingen in worden gemaakt. Je kunt beginnen met gecreëerde instantie en daarna bestaande groepen of eerst homogeen, maar later toch heterogeen. Als je niets nieuws meer hoort, dan mag je er vanuit gaan dat je het verschijnsel uitputtend in kaart hebt gebracht. Dat mag je niet te snel concluderen. Als je 3/4 groepen hebt waarin je niets nieuws gehoord hebt, dan mag je daar vanuit gaan.Transcripten interviews analyseren en daar patronen in herkennen: grounded theory benadering. Vergelijkende methode: ook zoiets. Pragmatische variant: Ook daarvoor geldt dat je interviews met elkaar gaat vergelijken en kijken of je daar bepaalde patronen in terug ziet. Hoe is de data-analyse binnen het kwalitatieve paradigma? = Inductief. Bijv. onderzoek naar werkloosheid aan de hand van interviews typologie van 6 soorten reacties ontwikkeld. Hoe beoordeel je de validiteit van een focusgroepsgesprek? = Schets ik een correct en volledig beeld? Zijn er geen systematische fouten is nog steeds de vraag. Dat is vergelijkbaar, maar net op iets andere manier kijken. Wordt gesproken over validiteit binnen onderzoek. Hoe validiteit waarborgen? 1. Dat kan door gebruik van systematische werkwijze. Zo kun je voorkomen dat je dingen over het hoofd ziet. 2. Andere dingen die dit waarborgen: verslaglegging in memo’s. 3. Een ander belangrijk punt is terugkoppeling naar informanten: member check. Nagaan of het wel correct is en zij zich er ook in herkennen. 4. Triangulatie: driehoeksmeting. Zijn verschillende vormen van. Door dezelfde vragen op een andere manier te stellen krijg je net een wat meer volledig beeld over deelonderwerp. A. Data triangulatie: data gebruiken uit verschillende databronnen. Door verschillende bronnen en perspectieven kun je een compleet beeld krijgen. B. Tweede variant is methode triangulatie: niet bij focusgroepen toegepast. Verschillende methoden van onderzoek gebruikt. Bijv. in 1 onderzoek zijn interviews, observaties, etc. Het uitgangspunt is dat er tenminste drie verschillende instrumenten worden gebruikt die beogen hetzelfde te meten. C. Een derde variant is onderzoekstriangulatie. Met meerdere onderzoekers aan hetzelfde onderzoek werken. D. Ook theoretische triangulatie: meerdere theorieën voor probleem en vanuit meerdere theorie onderzoek benaderen. E. Mentale triangulatie: onderzoeksvraag vanuit meerdere perspectieven/rollen benaderen. Laatste twee worden minder toegepast. Voor allemaal geld dat ze elkaar kunnen aanvullen voor het complete plaatje. 5. Peer review: voorleggen aan andere onderzoekers. 6. Transcripties of video-opname: zodat je kun terug luisteren wat voorkomt dat je iets verkeerd herinnert of geïnterpreteerd hebt. 7. Interviewtraining: Interviewvaardigheden kunnen ook positief zijn voor de validiteit, want het zorgt voor meer en betere informatie. 8. Citeren is belangrijk om resultaten te illustreren en onderbouwen. 9. Analyse en bespreking afwijkende gevallen: ook als dat iets minder spannend is. Je wil geen vertekend beeld schetsen. Dat is ook in het kader van de validiteit. Er zijn dus een heel aantal dingen waar je rekening mee kan houden om de validiteit van een onderzoek te vergroten. Hoe beoordeel je de betrouwbaarheid van een focusgroepsgesprekonderzoek? = Ook anders bekeken en ook dat komt doordat het onderzoeksproces door minder vast protocol verloopt. Het meetinstrument ontwikkelt zich in de loop van het onderzoek. En dat de onderzoeker voor een deel zelf het onderzoeksinstrument is, dus letterlijk herhalen van het onderzoek is vaak onmogelijk. Wat kunnen we dan wel doen? Kijken of het onderzoek in principe herhaalbaar is. We kunnen niet altijd zien of metingen hetzelfde resultaat opleveren, want dat kun je niet letterlijk herhalen. Wat we dus kunnen doen om antwoord te geven op die vraag is kijken naar de navolgbaarheid. De onderzoek moet alle stappen die hij/zij doorloopt duidelijk beschrijven zodat het te volgen is door andere onderzoekers. Er staan een heel aantal dezelfde voorbeelden gegeven als bij validiteit. Net hadden we het over het schetsen van een correct en concreet beeld, maar hier gaat het over de navolgbaarheid. Systematisch werken zorgt logischerwijs voor meer navolgbaarheid. Hetzelfde geldt voor transcripties, audio-opname, memo’s. Dat bevordert de mogelijkheid om het onderzoek in principe te herhalen. De replicatie van resultaten in meerdere focusgroepen: als je in meerdere focusgroepen dezelfde informatie tegenkomt, is dat in principe herhalingen, dus dan mag je dat als betrouwbaarheid opvatten. Triangulatie wil in dit geval zeggen dat als gegevens op meerdere manieren dezelfde informatie oplevert, heb je replicatie. Je mag er dan op vertrouwen dat er geen toevalsfout is geweest. Dat verhoogt de betrouwbaarheid. Hoe beoordeel je de validiteit buiten het onderzoek (analytische generaliseerbaarheid) bij een focusgroepsgesprek? = Je wil verschijnsel uitputtend in kaart brengen en daarvoor wil je validiteit en zo veel mogelijk variatie zien. Soms zie je dat een onderzoek vaak gericht is op een specifieke situatie, zoals een opdracht onderzoek. De uitkomst is dan gericht op een specifieke situatie. Bijv. onderzoek voor een organisatie is puur gericht op die organisatie. Iedereen is anders dus je kunt niet echt spreken van een generalisatie, maar daar zijn niet alle wetenschappers het mee eens. Wat is case studie? = Een bijzondere variant en dat is onder andere zo, omdat het binnen beide paradigma’s past. We focussen nu op interpretatieve paradigma. Kenmerken van case studie: Intensief onderzoek van 1 (of klein aantal) case(s), Veel typen vraagstellingen (vaak praktijkgericht), Nadruk op sociale processen, Eenheidskarakter, Eventueel gestuurd door theoretische inzichten, Waarneming gekenmerkt door triangulatie, Dynamisch karakter, Vaak maar één type casus. Vaak praktijk gericht. Het doel is om sociale processen te begrijpen en verklaren. Eenheidskarakter wil zeggen dat je de vragen in geheel bestudeerd. Bijna altijd triangulatie toegepast. Ook kenmerkt case studie door dynamisch karakter. Het is geen moment opname. De case studie kenmerkt zich door holistisch perspectief. In detail willen bespreken. Wat voor ontwerpen zijn er bij case studie? = Richten op 1 casus of meerdere casussen. Tweede geval is holistisch vs. Genest en dat gaat over onderzoekseenheid. Drie soorten eenheden: 1. Onderzoekseenheid 2. Analyse-eenheid 3. Waarnemingeenheid. Voorbeeld: onderzoek naar tv nieuws bij NOS. Onderzoekseenheid trek je conclusies over dus proces van nieuws maken van NOS. Het is echt het proces. Stel je doet dat alleen bij NOS dan heb je enkelvoudige case studie. Als je NOS en RTL wil vergelijken dan heb je een meervoudige case studie. Als we het dan hebben over de analyse eenheid dan zegt dat wat over de analyse waarop je eenheid richt op zoiets. Geneste strategie: dan ga je eerst de deelredacties bekijken. De casus als geheel is de gehele redactie, maar in het geneste voorbeeld ga je eerst kijken naar de deelredactie. De analyse die je doet, verricht je per redactie. Vervolgens ga je conclusies trekken over casus als geheel. Dan doe je dat over de gehele redactie. De onderzoekseenheid en analyse eenheid verschillen bij geneste studie. Bij een holistische eenheid onderzoek je direct de gehele redactie. Dat wil zeggen dat bij een holistische studie de onderzoekseenheid en de analyse-eenheid gelijk zijn aan elkaar. De waarnemingseenheid: de eenheid waarbij je je metingen verricht. Die kan ook verschillen als het gaat om case studie onderzoek. Je kunt interviews houden met redactie-eenheden, dan is waarnemingseenheid individuen, als je vergadering observeert is de redactie of deelredactie jouw waarnemingseenheid. Dus als we het hebben over de geneste case studie zie je dat ook waarnemingseenheid verschilt. Bij holistische case studie kijk je naar het geheel. Wat zijn de selectiestrategieën bij case studie? = Doelgerichte steekproef, Theoretical sampling en Pragmatisch: opdrachtonderzoek. Hoe gaat de dataverzameling en data analyse bij case studie? = Triangulatie wordt vaak toegepast, dus niet een specifieke waarneming. Vaak personen en documenten als databron. Dat kan op verschillende manieren, zoals als respondent, informant: over iets of iemand anders, als drager van informatie: dan ga je iemand observeren, als expert: iemand kan dan relevante informatie hebben. Je spreekt iemand dan aan in de rol als expert. Data analyse: 1. Inductief: Grounded Theory benadering. 2. Theorie gestuurd: ordenen in matrices (Miles & Huberman. Meer kwantitatieve benadering, maar behoort niet tot stof. Hoe gaat de analyse bij meervoudige case studie? = Bij vergelijking van cases kun je dat op twee verschillende manieren analyseren. Case vergelijking. Je start tegelijkertijd… je gaat gelijktijdig de cases onderzoeken en bestuderen en kijken wat er gebeurd bij andere casussen en een eigen conclusie trekken over vergelijking casussen. Dit is alleen relevant bij vergelijkende onderzoeksvragen. Dit is meer voor beschrijvende onderzoeksvraagstellingen. Je ziet daar ook weer een illustratie van het cyclische onderzoeksproces. Hoe beoordeel je de kwaliteit van case studie? = Validiteit: systematische werkwijzen, Triangulatie, methoden triangulatie, data triangulatie, theoretische triangulatie, voorleggen (delen van) rapportage aan experts (peer debriefing), member check. Betrouwbaarheid: systematische werkwijzen, expliciete verslaglegging in memo’s. Je ziet hier weer vergelijkbare kenmerken van validiteit en betrouwbaarheid. Die kun je op dezelfde manier interpreteren als bij focusgroep onderzoek.
Ingezonden op 29-03-2019 - 3782x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!