Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Follow Up

0 Follow up Hoofdstuk 1/30 By HJ Works

Jaar 4 (havo/vwo)

relative = familielid
orphan = wees
ancestor = voorouder
descendant = afstammeling
engaged = verloofd
engagement = verloving
to celebrate = vieren
celebration = viering
anniversary = gedenkdag
to divorce = scheiden
divorce = echtscheiding
bachelor = vrijgezel
guardian = voogd
single = alleenstaand
to raise = grootbrengen; opvoeden
to live together = samenwonen
relationship = relatie
because of = vanwege
to descend from = afstammen van
marital = huwelijks
core = kern
infant = baby; kleuter
to part = uit elkaar gaan
matrimony = huwelijk
parental = ouderlijk
to cohabit = samenwonen
female = vrouwelijk
male = mannelijk
adult = volwassene
to accompany = vergezellen
to consist of = bestaan uit
to regard, to consider = beschouwen
acquaintance = kennis
human = menselijk
origin = oorsprong
to strike = opvallen
elderly = bejaard
in common = gemeenschappelijk
to separate = uit elkaar gaan
among(st) = onder, tussen
to owe = te danken hebben
fiancée = verloofde (vr.)
fiancé = verloofde (m.)
to embrace = omhelzen
mankind, humanity = de mensheid
offspring = afstammelingen
casual = oppervlakkig
humanity = menslievendheid
lad = knaap
to rear = grootbrengen
minor = minderjarige
posterity = het nageslacht
next of kin = naaste familieleden
corpse = lijk
to pierce = doorboren
limbs = ledematen
chest = borstkas
scar = litteken
familiar = bekend, vertrouwd
perspiration = transpiratie
tan = bruine kleur
paralysed = verlamd
sensitive = gevoelig
to expose = blootstellen
exposure = blootstelling
sight = gezichtsvermogen
sense = zintuig
bald = kaal
to dye = verven
muscle = spier
on account of = vanwege
pang = steek, pijn
complexion = gelaatskleur
fierce = fel, woest
fatigue = vermoeidheid
indefatigable = onvermoeibaar
to enhance = vergroten
to nudge = zachtjes aanstoten
lap = shoot
to caress = strelen
kidney = nier
moist = vochtig
vein = ader
to shiver = huiveren, rillen
sore = pijnlijk, zeer
features = gelaatstrekken
wrinkle = rimpel
oxygen = zuurstof 
lame = mank 
skull = schedel
to resemble = lijken op
resemblance = gelijkenis
remarkable = opmerkelijk
appearance = uiterlijk
grace = gratie, sierlijkheid
graceful = gracieus, sierlijk
blank = wezenloos
drowsy = slaperig
to doze = dutten
singular = bijzonder
vigour = kracht, energie
vigorous = sterk, energiek
to seize = grijpen
to wink = knipogen
to tap = tikken, kloppen
acute = scherp, hevig
to fumble = zoeken, tasten
to rub = wrijven
to cast = werpen
to stagger = wankelen
to drown = verdrinken
to clutch = vastpakken
to cling = vastklemmen
to choke = stikken
brisk = stevig, fris
to gasp = snakken
to swallow = slikken
to drag = slepen
to jerk = rukken
jerk = ruk
to stir = roeren of zich bewegen
to dodge = ontwijken
to nod = knikken
to pat = kloppen, tikken
attitude = houding
to pant = hijgen
to frown = het voorhoofd fronsen
to fling = gooien, smijten
to glance = even kijken
to twist = draaien
to stoop = bukken
to tremble = beven
health = gezondheid
healthy = gezond
disease, illness = ziekte
to cause = veroorzaken
cause = oorzaak
malignant = kwaardaardig
germ = bacterie
risk = risico
ordinary = gewoon
to consult = raadpelgen
to examine = onderzoeken
tranquilliser = kalmeringsmiddel
label = etiket
habit = gewoonte
disabled = gehandicapt, invalide
disability = handicap
to relieve = verlichten, verzachten
relief = opluchting
defective = gebrekkig
asset = waardevol bezit
frail = zwak
to regain = terugkrijgen
to monitor = controleren
to ensure = ervoor zorgen
relief = hulp
tranquil = rustig, kalm
to prescribe = voorschrijven
prescription = recept
to treat = behandelen
treatment = behandeling
surgeon = chirurg
surgery = chirurgie
surgery = spreekkamer
surgery hours = spreekuur
to perform = uitvoeren
general practitioner (G.P.) = huisarts
contraceptive = voorbehoedmiddel
pregnant = zwanger
pregnancy = zwangerschap
maternity = moederschap 
paternity = vaderschap 
directions = aanwijzingen; instructies
sanitary = sanitair; hygiënisch
physician = arts
to ascertain = vaststellen
to administer = toedienen
to alleviate = verlichten
to issue = tevoorschijn komen
to bear = verdragen
to endure = uithouden
to operate on = opereren
to recover = herstellen
recovery = herstel
to discharge = ontslaan
worn-out = uitgeput
to tempt = in de verleiding brengen
temptation = verleiding
to resist = weerstaan
resistance = weerstand
irresistible = onweerstaanbaar
in spite of = ondanks
despite = ondanks
slim = slank
to slim = afslanken
to heal = genezen
slender = slank
whether = of
delicate = zwak
constitution = gestel
sound = gezond
to be bound to = wel moeten
safeguard = bescherming
safeguard = voorzorg
to ache = pijn doen
to vomit = overgeven
mental = geestelijk
insane = krankzinnig
insanity = krankzinnigheid
to cure = genezen
incurable = ongeneeslijk
physical = lichamelijk
to faint = flauwvallen
unconscious = bewusteloos
conscious = bij bewustzijn
consciousness = bewustzijn
to revive = bijbrengen
slight = licht
slightly = een beetje
to get rid of = kwijtraken
to hurt = pijn doen
hereditary = erfelijk
fever = koorts
feverish = koortsig
to suffer = lijden
of no avail = nutteloos
agony = hevige pijn; smart
to soothe = verzachten
feeble = zwak
to deteriorate = slechter worden
to decay = verrotten
to decay = achteruitgaan
sane = gezond van geest
sanity = geestelijke gezondheid
to quit = stoppen met
ward = ziekenzaal
to distinguish = onderscheiden
distinction = onderscheid
severe = hevig
cemetery = begraafplaats
funeral = begrafenis
undertaker = begrafenisondernemer
tomb = graftombe
mortal = dodelijk
(im)mortal = (on)sterfelijk
mortality = sterftecijfer
coffin = (dood)kist
solemn = plechtig
epitaph = grafschrift
plague = pest
obituary = overlijdensbericht
in accordance with = overeenkomstig
to crush = verpletteren
to groan = kreunen
suicide = zelfmoord
poison = gif
to poison = vergiftigen
poisonous = giftig
to perish = omkomen
late = wijlen; overleden
deceased = overleden
lethal = dodelijk
fashion = mode
fashionable; in vogue = in de mode
old-fashioned = ouderwets
fabric = stof
to catch on = aanslaan
to knit = breien
pattern = patroon
to mend = maken;repareren(van kleding)
though;although = hoewel
shabby = armoedig;versleten
panties = slipje
bra = beha
vest = hemd
underpants = onderbroek
zip;zipper = ritssluiting
collar = boord
smart = chic;keurig
to fit = passen
to shrink = krimpen
garment = kledingstuk
to embroider = borduren
chest = kist
flaw = foutje;gebrek
in vogue;fashionable = in de mode
conspicuous = opvallend
to discard = afdanken; wegdoen
jewel = juweel
splendid = prachtig
design = ontwerp
to design = ontwerpen
wardrobe = kleerkast
casual = vrijetijds
laundry = wasserij
laundry = was(goed)
favourite = lievelings
bracelet = armband
solid = massief
gem = edelsteen
precious = edel
genuine = echt
fake = namaak
decent = fatsoenlijk
gift = geschenk
pendant = hanger
veil = sluier
whim = gril
velvet = fluweel
to soil = vuilmaken
stout = stevig
splendour = pracht
decency = fatsoen
to indulge = toegeven aan
chop = karbonade
pea = erwt
lean = mager
mutton = schapenvlees
lamb = lamsvlees
veal = kalfsvlees
lettuce = sla
chips = friet
greedy = gulzig
hardly/scarcely/barely = nauwelijks
scarce = schaars
to supply with = voorzien van
supply = voorraad
peach = perzik
sink = gootsteen
to can = inblikken
wholesome = gezond (van voedsel)
cereal = graanproduct
tray = dienblad
pie = pasteitje
jelly = gelei
terraced house = rijtjeshuis
(in)convenience = (on)gemak
to squat = kraken
to demolish = afbreken, slopen
to (re)move = verhuizen
removal = verhuizing
remover = verhuizer	
lease = huurcontract
trend = trend, lijn
picturesque = schilderachtig
mortgage = hypotheek
adjacent = aangrenzend
to bar = versperren
quaint = schilderachtig
property = onroerend goed
to sustain = steunen, dragen
porch = portiek
humble = eenvoudig, nederig
attic = zolder
landing = overloop
gadget = apparaatje
duvet/quilt = dekbed
toilet/lavatory = toilet
to jam = klemmen, vastzitten
to shatter = verbrijzelen
to peep = gluren
separate = afzonderlijk
to separate = scheiden
cradle = wieg
to call at = langs gaan
estate = woonwijk; landgoed
to be about to = op het punt staan om
to furnish = meubileren 
mantelpiece = schoorsteenmantel
faint = zwak, vaag
to retire = zich terugtrekken
to insert = insteken
nursery = kinderkamer
chore = klusje
to entail = met zich meebrengen
clogged = verstopt
settee/couch/sofa = zitbank
to shift = verplaatsen
log = houtblok
to match = passen bij
to decorate = versieren
to decorate = schilderen, behangen
decorator = schilder, behanger
stuffy = muf
draught = tocht
china = porselein
fragile = breekbaar
bulb = gloeilamp
to stick = vastzitten
stain = vlek
char (woman) = werkster
mess = troep, rotzooit
dim = zwak, vaag
transparent = doorzichtig
cosy = gezellig, knus
burglar = inbreker
threshold = drempel
thoroughly = grondig
to fade = verschieten
utter = volkomen, totaal
patch = plek, stuk
ornament = snuisterij
fence = hek; schutting
barbed wire = prikkeldraad
orchard = boomgaard
bud = knop
to remove = verwijderen
hose = slang
jet = straal
fragrant = geurig
fragrance = geur
scent = geur
to fade = verwelken
nursery = kwekerij
potential = mogelijk; potemtieel
axe = bijl
root = wortel
tool = gereedschap
to mow = maaien
implement = werktuig
suitable = geschikt
gap = opening
to wither = verdorren
to gather = verzamelen
to chop = hakken
to uproot = ontwortelen
wreath = krans
to quiver = trillen; beven
property = eigenschap
proper = geschikt; juist
metropolis = wereldstad
suburb = voorstad
slum = achterbuurt
native = geboorte-
outskirts = buitenwijken
amenities = voorzieningen
municipal = gemeentelijk
to inhabit = bewonen
inhabitant = inwoner
tremendous = enorm
entire = gehele
to extinguish = blussen
entirely = helemaal
exit = uitgang
emergency = nood
means = middel
spark = vonk
to found = stichten
foundation = fundering
concrete = beton
urban = stads, stedelijk
imposing = indrukwekkend
blaze = vuurzee
to stifle = verstikken
suburban = voorstedelijk
resident = inwoner
pedestrian = voetganger
pavement = trottoir
kerb = trottoirband
narrow = smal
alley = steeg
maze = doolhof
junction = kruispunt
crowd = menigte
to scatter = verspreiden
gutter = goot
avenue = laan
row = rij
to desert = verlaten
main = voornaamste
mainly = voornamelijk
accidental = per ongeluk
lane = rijstrook
curve = bocht
to appear = verschijnen
to disappear = verdwijnen
to spot = ontdekken
to stroll = wandelen
whereas = terwijl
sewer = riool
sewage = rioolwater
to resound = weergalmen; weerklinken
to educate = opleiden
education = opleiding
nursery school = kleuterschool
primary school = basisschool
secundary school = voortgezet onderwijs
grammar school = gymnasium
boarding school = kostschool
comprehensive = scholengemeenschap
to innovate = vernieuwen
innovation = vernieuwing
innovative = vernieuwend 
subject = vak
to graduate = afstuderen
graduate = afgestudeerde
scholar = geleerde
scholarschip = beurs
to enable = in staat stellen
to bore = vervelen
boring = saai
kindergarten = kleuterschool
primary = eerste; voornaamste
to grant = verlenen
undergraduate = student
eminent = uitstekend; vooraanstaand
term = trimester
mathematics = wiskunde
to calculate = berekenen
calculation = berekening
certificate = diploma
pass = voldoende
fail = onvoldoende
to astonish = verbazen
astonishment = verbazing
average = gemiddeld
actual(ly) = eigenlijk
unless = tenzij
physics = natuurkunde
physicist = natuurkundige
diary = dagboek; agenda
superficial = oppervlakkig
gymnasium = sportzaal
to neglect = verwaarlozen
society = maatschappij
neglect = verwaarlozing
negligible = te verwaarlozen
negligence = slordigheid
dull = saai
handicraft = handvaardigheid
arithmetic = rekenen
to multiply = vermenigvuldigen
to amaze = verbazen
amazement = verbazing
nickname = bijnaam
to apply = toepassen
angle = hoek
odd = oneven
oral = mondelijk
to compare = vergelijken
comparable = vergelijkbaar
comparison = vergelijking
comparatively = betrekkelijk
illiterate = analfabeet
illiteracy = anallfabetisme
essay = opstel
to praise = prijzen
vocabulary = woordenschat
masculine = mannelijk
feminine = vrouwelijk
literacy = alfabetisme
attentive = oplettend
smart = knap
tuition = onderwijs
advanced = gevorderd
to disturb = storen
disturbance = verstoring
ambiguous=dubbelzinnig
to satisfy = tevreden stellen
(dis)satisfaction = (on)tevredenheid
progress = vorderingen
rapid = snel
extract = uittreksel
capable/able = bekwaam
to account for = verklaren
to bother = lastigvallen
course = cursus
deputy = plaatsvervanger
to apply to = zich wenden tot
to overlook = over het hoofd zien
tedious = saai
to excel = uitblinken
hence = vandaar
altogether = helemaal
linguistics = taalwetenschap
linguist = taalkundige
profound = diepgaand; grondig
grant = studietoelage
to oblige = verplichten
obligation = verplichting
to quote = aanhalen; citeren
quotation = citaat
paraphrase = weergave in eigen woorden
survey = overzicht
summary = samenvatting
tot summarize = samenvatten
gift = aanleg; talent
to assess = beoordelen
assessment = beoordeling
career = loopbaan
careers teacher = decaan
to crib = spieken
stern = streng
lenient = soepel
to intend = van plan zijn
intention = bedoeling; plan
to remain = blijven
compulsory = verplicht
proficient = vaardig
proficiency = vaardigheid
to acquire = verkrijgen
acquisition = aanwinst; aankoop
inverted commas = aanhalingstekens
obligatory = verplicht
phrase = woordgroep; zinsnede
to appear = blijken
obvious/apparent/evident = duidelijk
obviously/apparently/evidently = blijkbaar
science = wetenschap
scientist = wetenschapper
scientific = wetenschappelijk
to develop = ontwikkelen
development = ontwikkeling
to skip = overslaan
option = keuze(mogelijkheid)
optional = keuze-
poet = dichter
poem = gedicht
poetry = gedichten
lecture = college; lezing
to attend = bijwonen
attendance = aanwezigheid
truant = spijbelaar
truancy = spijbelen
to play truant = spijbelen
to address = aanpakken
anything but = allesbehalve
apt = knap
aptitude = aanleg
but = behalve
to interrupt = onderbreken
proverb = spreekwoord
gossip = roddel
to utter = uiten
remark = opmerking
to remark = opmerken
to affirm = bevestigen
affirmative = bevestigend
apt = toepasselijk
bilingual = tweetalig
native language = moedertaal
native tongue = moedertaal
witty = geestig
subject = onderwerp
curious = eigenaardig
chairman = voorzitter
dumb = stom
(in)audible = (on)hoorbaar
casual = terloops
to exclaim = uitroepen
wit = humor
odd; queer = eigenaardig
to deliberate = overleggen
coarse = ruw; grof
to observe = opmerken
observation = opmerking
plain = duidelijk
to emphasize; to stress = benadrukken
emphasis; stress = klemtoon; nadruk
eloquent = welsprekend
eloquence = welsprekendheid
fluent = vloeiend
to chat = kletsen
to interpret = uileggen; interpreteren
to confuse = verwarren
confusion = verwarring
understatement = te zwakke uitdrukking
account = verslag
narrator = verteller
slang = jargon
to narrate = vertellen
narrative = verhalend
to mutter = mompelen
to address = toespreken
address = toespraak
mute = sprakeloos; stom
elaborate = uitvoerig
to elaborate = uitweiden
stationery = schrijfwaren 
to derive from = afleiden van 
irrelevant = onbelangrijk 
relevant = belangrijk 
relevance = relevantie 
relevance = belang 
to sign = ondertekenen 
signature = handtekening 
initial = beginletter 
draft = klad 
paragraph = alinea 
to refer to = verwijzen naar 
reference = verwijzing 
to omit = weglaten 
omission = weglating 
abbreviation = afkorting 
object = voorwerp 
to underline = onderstrepen 
to advertise = adverteren 
advertisement = advertentie 
ad(vert) = advertentie 
illegible = onleesbaar 
legible = leesbaar 
to seal = verzegelen 
scrap = stukje 
instance = voorbeeld 
to compile = samenstellen

Ingezonden op 22-10-2009 - 2786x bekeken.
Waardering 6.6 (aantal stemmen: 6)

voting system
1
2
3
4
5

heb alle hoofdstukken gekopieerd, verbeterd en bij elkaargezet
fouten graag melden als ze er zijn, dan maak ik over een poosje zonodig een herstelde versie
hoop dat jullie er wat aan hebben

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Follow Up

0 Follow up Hoofdstuk 1/30 By HJ Works