Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Diversen Engels

1 EIBO lijst

Jaar 7, 8, (basisschool)

across = over; aan de overkant
address = adres
Africa = Afrika
African = Afrikaans; Afrikaan
after = achter; na
afternoon = middag
again = weer; nog een keer
age = leeftijd
all over = overal; van voren af aan
April = april
August = augustus
December = december
eighth = achtste
February = februari
fifth = vijfde
first = eerste
fourth = vierde
Friday = vrijdag
he has = hij heeft
he is = hij is
he = hij
her = haar
hers = van haar
his = van hem
I am = ik ben
I have = ik heb
I = ik
it = het
January = januari
July = juli
June = juni
March = maart
May = mei
mine = van mij
Monday = maandag
my = mijn
ninth = negende
November = november
October = oktober
our = ons; onze
ours = van ons
Saturday = zaterdag
second = tweede
September = september
seventh = zevende
she = zij
sixth = zesde
Sunday = zondag
tenth = tiende
that = dat
their = hun
theirs = van hen
these = deze
they are = zij zijn
they have = zij hebben
they = zij
third = derde
this = dit
those = deze
Thursday = donderdag
Tuesday = dinsdag
we are = wij zijn
we have = wij hebben
Wednesday = woensdag
we = wij
you are = jij bent; jullie zijn
you have = jij hebt; jullie hebben
you = jij; jullie
your = jouw; jullie
yours = van jou; van jullie
all right = goed
always = altijd
America = Amerika
American = Amerikaans; Amerikaan
and = en
animal = dier
apple = appel
arm = arm
army = leger
around = rondom
to be asleep = slapen
at home = thuis
at = bij
Australia = Australië
back (adj) = terug
back (n) = rug
bacon and eggs = bacon en ei
bad = slechts
bag = tas
ball = bal
banana = banaan
band = muziekgroep
bank = bank (voor geld)
basket = mand
basketball = basketbal
bathroom = badkamer
beautiful = mooi
because = omdat
bed = bed
bedroom = slaapkamer
before = voordat
behind = achter
best = beste
between = tussen
big = groot
bike = fiets
birthday = verjaardag
bite = bijten
black = zwart
blackboard = schoolbord
blouse = blouse
blue = blauw
boat = boot
body = lichaam; lijf
book = boek
boot = laars
boring = saai
box = doos; kist
boy = jongen
bread = brood
breakfast = ontbijt
bridge = brug
brother = broer
brown = bruin
bus = bus
but = maar
cake = cake; taart
can = kunnen
car = auto
card = kaartje
careful = voorzichtig
carry = dragen
cat = kat
chair = stoel
cheese = kaas
chewing gum = kauwgom
chicken = kip
child = kind
children = kinderen
chips = friet; patat
chocolate = chocolade
church = kerk
cinema = bioscoop
circus = circus
city = stad
class = klas; les
clean = schoon
clock = klok
close (v) = dicht doen; sluiten
clothes = kleding; kleren
club = club; vereniging
coat = jas
coffee = koffie
coke = cola
cold = koud
colour = kleur
come = komen
come on = kom op
cook = koken
corner = hoek
country = land
cow = koe
cup = kopje
cupboard = keukenkastje
cycle = fietsen
dad = vader
dance = dansen
dark = donker
day = dag
dessert = dessert; nagerecht
dining-room = eetkamer
dinner = diner; avondeten
disco = disco; discotheek
do = doen
dog = hond
door = deur
down = naar beneden
downstairs = beneden
dream = droom
dress = jurk
drink = drinken
Dutch = Nederlands
ears = oren
East = oost; het oosten
easy = makkelijk
eat = eten
egg = ei
England = Engeland
English = Engels
evening = avond
ever = ooit
eyes = ogen
face = gezicht
fall = vallen
family = familie
farm = boerderij
fast = snel
fat = vet; dik
father = vader
find = vinden
finger = vinger
first name = voornaam
fish = vis
fit = passen
flat = plat; flat
floor = vloer; verdieping
foot = voet
football = voetbal
forget = vergeten
France = Frankrijk
French = Frans
friend = vriend
friendly = vriendelijk; aardig
from = van; uit
fruit = fruit
full = vol
fun = plezier; leuk
funny = leuk; grappig
garage = garage
garden = tuin
gentleman = heer
gentlemen = heren
German = Duits; Duitser
Germany = Duitsland
get up = opstaan
get = krijgen
girl = meisje
give = geven
glad = blij
glass = glas
go = gaan
good = goed
goodbye = dag; tot ziens
grass = gras
great = fantastisch; geweldig
green = groen
grow = groeien
hair = haar
half = half; helft
hall = gang
hamburger = hamburger
hand = hand
happy = blij; gelukkig
hat = hoed
hello = hallo
help = helpen
here = hier
hi! = hallo
high = hoog
Holland = Nederland; Holland
homework = huiswerk
hope = hopen
horse = paard
hospital = ziekenhuis
hot = heet
hotel = hotel
hour = uur
house = huis
how = hoe
hungry = hongerig
in = in
inside = in; binnen
jam = jam
jeans = spijkerbroek
just = net; zojuist
kill = vermoorden
kiss = kussen; zoenen
kitchen = keuken
know = weten; kennen
ladies = dames
lady = dame
lamp = lamp
last = laatste
late = laat
left = links
legs = benen
letter = brief; letter
life = leven
lift = optillen
listen = luisteren
live = leven
living-room = zitkamer
long = lang
look = kijken
love = houden van; liefde
lunch = lunch; middageten
make = maken
march = marcheren
middle = midden; middelste
milk = melk
milkman = melkboer
minute = minuut
money = geld
month = maand
more = meer
morning = ochtend
mother = moeder
mum = moeder
music = muziek
name = naam
new = nieuw
news = nieuws
nice = leuk; aardig
night = nacht
North = noord; noorden
nose = neus
not = niet
no thank you = nee dank u wel; nee dank je wel
now = nu
o'clock = uur
OK = oké
old = oud
on = aan; op
open = open
orange = oranje; sinaasappel
outside = buiten
paper = papier
past (clock) = over
pear = peer
pen = pen
pence = meervoud van penny
pencil = potlood
penny = Engels kleingeld {er gaan 100 pence in 1 pond}
perfect = perfect
person = persoon
pet = huisdier
piano = piano
pilot = piloot
pizza = pizza
place = plaats; plek
plan = plan
plant = plant
play = spelen
police-station = politiekantoor
police = politie
policeman = politieagent
post-office = postkantoor
postcard = postkaart
potatoes = aardappelen
pound (money) = pond
problem = probleem
programme = programma
quarter = kwartier; kwart
queen = koningin
quick = snel
rain = regen
read = lezen
ready = klaar
red = rood
rest = rust
right (OK) = goed
right (not left) = rechts
ring = ring
road = weg
room = kamer
round = rond
run = rennen
salad = salade
sandwich = sandwich; boterham
school = school
sex = seks; geslacht
shirt = shirt; overhemd
shoes = schoenen
shop = winkel
short = kort
sing = zingen
sir = meneer
sister = zus
sit down = gaan zitten
sit = zitten
sleep = slapen
small = klein
snow = sneeuw
socks = sokken
soft = zacht
son = zoon
sorry = sorry
soup = soep
spaghetti = spaghetti
spelling = spelling
sponsor = sponsor
stamp = postzegel
star = ster
station = station
stop = stoppen
storm = storm
straight on = recht door
street = straat
strong = sterk
sugar = suiker
summer = zomer
sun = zon
supermarket = supermarkt
superstar = superster
surname = achternaam
sweater = trui; sweater
swim = zwemmen
swimming = zwemmen
table = tafel
tabletennis = tafeltennis
take = nemen
tall = lang; groot
taxi = taxi
tea = thee
team = team
television = televisie
tennis = tennis
thank you = dank je; dank u
thanks = bedankt
then = dan
there = daar
thin = dun
thing = ding
think = denken
ticket = ticket; kaartje
time = tijd
to = naar; voor
today = vandaag
toilet = toilet
town = stad
train = trein
train ticket = treinkaartje
tree = boom
under = onder
vegetables = groente
very = heel; erg
video = video
village = dorp
wait = wachten
walk = lopen
wall = muur
warm = warm
wash = wassen
water = water
wear = dragen; aanhebben
week = week
weekend = weekeinde
welcome = welkom
West = west; westen
what = wat
when = wanneer
where = waar
which = welke
white = wit
who = wie
window = raam
winter = winter
with = met
word = woord
work = werken
workbook = werkboek
world = wereld
write = schrijven
year = jaar
yellow = geel
yes, please = ja, graag
yesterday = gisteren

Ingezonden door M.A. Swart op 19-06-2006 - 19922x bekeken.
Waardering 6.4 (aantal stemmen: 43)

voting system
1
2
3
4
5

de woorden die elke leerling moet kennen voordat hij/zij naar de middelbare school gaat

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.